V.I. Lenin
De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden
Er vindt overal een stelselmatige, voortdurende sabotage van iedere controle, toezicht en registratie, van iedere poging ze door de staat op gang te brengen plaats. Nu is er een ongelooflijke naïveteit voor nodig om niet te begrijpen — en er is een uitgesproken huichelarij voor nodig om te doen alsof men het niet begrijpt — vanwaar deze sabotage uitgaat en met welke middelen ze wordt bedreven. Want deze sabotage door de bankiers en kapitalisten, dit dwarsbomen van iedere controle, toezicht en registratie wordt aangepast aan de staatkundige vormen van de democratische republiek, wordt aangepast aan het bestaan van ‘revolutionair-democratische’ instellingen. De heren kapitalisten hebben zich heel goed de waarheid eigen gemaakt die alle aanhangers van het wetenschappelijke socialisme met de lippen belijden, maar die de mensjewieken en sociaal-revolutionairen[1] onmiddellijk wensten te vergeten, zodra hun vrienden baantjes als minister, onderminister enz. hadden gevonden. Die waarheid is dat het economische wezen van de kapitalistische uitbuiting op geen enkele wijze wordt aangetast wanneer republikeins-democratische regeringsvormen in de plaats komen van monarchistische, en dus ook omgekeerd: men behoeft louter de vorm van de strijd voor de onaantastbaarheid en heiligheid van de kapitalistische winst te veranderen, opdat deze winst in de democratische republiek met evenveel succes kan worden verdedigd als dit ten tijde van de absolutistische monarchie het geval is geweest.
De tegenwoordige, nieuwste, republikeins-democratische sabotage van iedere controle, registratie en toezicht bestaat hierin dat de kapitalisten met de mond het ‘principe’ van de controle en de noodzaak ervan ‘geestdriftig’ erkennen (zoals alle mensjewieken en sociaal-revolutionairen vanzelfsprekend ook doen) en er alleen maar op staan dat het invoeren van deze controle langs ‘geleidelijke’, planmatige weg, ‘door de staat geregeld’, plaatsvindt. In werkelijkheid zijn deze welluidende woorden slechts een dekmantel om de controle te kunnen dwarsbomen, om haar in een niets, in een fictie te veranderen, om controle voor te spiegelen, alle zakelijke en praktisch belangrijke stappen te traineren, ongelooflijk ingewikkelde, logge, bureaucratische en levenloze controleorganen tot stand te brengen, die hopeloos afhankelijk zijn van de kapitalisten en absoluut niets doen en ook niets kunnen doen.
Opdat hetgeen hier gezegd wordt geen loze bewering zal lijken, willen wij ons beroepen op getuigen uit de gelederen van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen, d.w.z. juist op diegenen die in het eerste halfjaar van de revolutie de meerderheid in de sovjets hadden, die aan de ‘coalitieregering’[2] hebben deelgenomen en daarom tegenover de Russische arbeiders en boeren de politieke verantwoordelijkheid dragen voor het feit dat zij de kapitalisten hun gang hebben laten gaan en dat zij elke controle hebben kunnen dwarsbomen.
Het officiële blad van het hoogste van de zogenaamde ‘gevolmachtigde’ (lach niet!) organen van de ‘revolutionaire’ democratie, de ‘zwestija’[3] van het CUC (d.w.z. van het Centrale Uitvoerende Comité van het Congres voor geheel Rusland van de Sovjets van Arbeiders-, Soldaten- en Boerenafgevaardigden), publiceerde in nr. 164 van 7 september 1917 een besluit van de juist door de mensjewieken en sociaal-revolutionairen geschapen en zich in hun handen bevindende speciale instelling voor controlevraagstukken. Deze speciale instelling is de ‘Economische afdeling’ van het Centrale Uitvoerende Comité. In haar besluit wordt de absolute dadenloosheid van de bij de regering gevormde centrale organen voor het reguleren van het economische leven’ officieel als een feit erkend.
Voorwaar, kan men zich een sprekender getuigenis voor het bankroet van de mensjewistische en sociaal-revolutionaire politiek voorstellen dan deze, die door de mensjewieken en sociaal-revolutionairen eigenhandig is ondertekend?
Al onder het tsarisme erkende men de noodzaak van het reguleren van het economische leven, en er werden tot dat doel enkele instellingen geschapen. Maar de ontwrichting greep onder het tsarisme steeds meer om zich heen en nam een ongekende omvang aan. Van begin af aan werd het als de taak van de republikeinse, revolutionaire regering gezien serieuze, ingrijpende maatregelen te nemen om de ontwrichting te boven te komen. Toen met deelneming van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen de ‘coalitieregering’ werd gevormd, deed zij in haar uitermate plechtige, aan het gehele volk gerichte declaratie van 6 mei de belofte en nam zij de verplichting op zich controle en regulering van staatswege in te stellen. Zowel de Tsereteli’s en de Tsjernovs als de overige mensjewistische en sociaal-revolutionaire leiders zwoeren plechtig dat ze niet alleen verantwoordelijk waren voor de regering, maar dat de zich in hun handen bevindende gevolmachtigde organen van de revolutionaire ‘democratie’ daadwerkelijk waakten over het werk van de regering en dit controleerden.
Er zijn sedert die 6de mei vier maanden verstreken, vier lange maanden, waarin Rusland voor het onzinnige imperialistische ‘offensief’ honderdduizenden soldaten in de dood heeft gejaagd, waarin de ontwrichting en de catastrofe met reuzenschreden steeds dichterbij zijn gekomen, waarin anderzijds de zomer juist uiterst gunstige mogelijkheden bood om een boel te presteren op het gebied van de scheepvaart, de landbouw, de geologische onderzoekingen enz., enz. — na deze vier maanden zien de mensjewieken en sociaal-revolutionairen zich nu gedwongen de ‘absolute dadenloosheid’ van de bij de regering gevormde controle-instellingen officieel toe te geven!!
En deze mensjewieken en sociaal-revolutionairen bazelen er nu (we schrijven deze regels juist aan de vooravond van de Democratische Conferentie van de 12e september[4]) met het belangrijke air van staatslieden over dat hierin uitkomst geboden zou kunnen worden, indien men de coalitie met de kadetten[5] vervangt door een coalitie met de Kit Kitytsjen[6] van handel en industrie, met de Rjaboesjinski’s, Boeblikovs, Teresjtsjenko’s en co!
De vraag is nu: hoe kan men deze verbazingwekkende blindheid van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen verklaren? Moet men hen als politieke zuigelingen beschouwen, die zo ontstellend onverstandig en naïef zijn dat ze niet weten wat ze doen en zich te goeder trouw vergissen? Of bezit de overvloed van bezette baantjes van ministers, onderministers, gouverneurs-generaal, commissarissen en dergelijke de eigenschap een speciale ‘politieke’ blindheid te veroorzaken?
_______________
[1] Mensjewieken: aanhangers van een stroming in de Russische sociaaldemocratie. De mensjewieken kregen hun naam in 1903, toen op het Tweede Congres van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij bij de verkiezingen van de centrale partijorganen de revolutionaire sociaaldemocraten onder leiding van Lenin de meerderheid behaalden (vandaar de naam bolsjewieken, afgeleid van het Russische woord ‘bolsjinstwo’, dat meerderheid betekent) en de opportunisten in de minderheid bleven (vandaar de naam mensjewieken, afgeleid van het woord ‘mensjinstwo’, dat minderheid betekent).
Gedurende het revolutionaire tijdperk van 1905-1907 keerden de mensjewieken zich tegen de hegemonie van het proletariaat in de revolutie, tegen het bondgenootschap tussen de arbeidersklasse en de boeren, en eisten zij een overeenkomst met de liberale bourgeoisie, waaraan naar hun mening de leiding van de revolutie moest worden overgelaten.
Na de overwinning van de burgerlijk-democratische revolutie in februari 1917 traden de mensjewieken toe tot de burgerlijke Voorlopige Regering, ondersteunden haar imperialistische politiek en trachtten een wig te drijven tussen de massa’s en de revolutionaire beweging.
Na de Oktoberrevolutie ontpopten de mensjewieken zich openlijk als contrarevolutionaire partij, die optrad als organisator van en deelnemer aan samenzweringen en opstanden, gericht tegen het Sovjetbewind.
Sociaal-revolutionairen: kleinburgerlijke partij in Rusland, ontstaan eind 1901-begin 1902 door fusie van verschillende groepen en cirkels van narodnikistische richting. De sociaal-revolutionairen zagen geen klassenverschillen tussen proletariaat en boeren, ze versluierden de klassendifferentiatie en de tegenstellingen tussen de boeren onderling en ontkenden de leidende rol van het proletariaat in de revolutie. De tactiek van individuele terreur, die de sociaal-revolutionairen als de voornaamste methode in de strijd tegen de alleenheerschappij propageerden, bracht de revolutionaire beweging aanzienlijke schade toe.
Het agrarische program voorzag in het afschaffen van de particuliere grondeigendom en in het overdragen van de grond aan de dorpsgemeenschappen. Voorts bevatte het de ontwikkeling van alle mogelijke coöperaties. Dit program was progressief wat het liquideren van het grootgrondbezit betreft en het bracht daarmee objectief de belangen van de boeren in de periode van de burgerlijk-democratische revolutie tot uiting. Het agrarische program van de sociaal-revolutionairen had echter niets socialistisch in zich.
De bolsjewieken voerden een hardnekkige strijd tegen de sociaal-revolutionairen met als inzet de invloed onder de boeren. De partij van de bolsjewieken toonde aan welke schade de tactiek van de individuele terreur aan de arbeidersbeweging toebracht. Tegelijkertijd sloten de bolsjewieken onder bepaalde voorwaarden tijdelijk akkoorden met de sociaal-revolutionairen in de strijd tegen het tsarisme.
Na Februari 1917 vormden de sociaal-revolutionairen samen met de mensjewieken en de kadetten de voornaamste steunpilaar van de burgerlijke Voorlopige Regering, waarvan o.a. hun leiders Kerenski, Avksentjev en Tsjernov deel uitmaakten. De partij van de sociaal-revolutionairen weigerde thans haar agrarische program uit te voeren en trad op tegen boeren die zich van het land van de grootgrondbezitters hadden meester gemaakt.
In de jaren van de interventie en de burgeroorlog hielden de sociaal-revolutionairen zich bezig met contrarevolutionaire activiteiten, samenzweringen en aanslagen. — Noot van de redactie
[2] ‘Coalitieregering’: Op 5 mei 1917 was een nieuwe Voorlopige Regering samengesteld, de eerste coalitieregering waarvan sociaal-revolutionairen (Kerenski, Tsjernov o.a.) en mensjewieken (Tsereteli en Skobeljev) deel uitmaakten.
Na het neerslaan van de Kornilov-putsch en de daardoor ontstane regeringscrisis werd een nieuwe coalitieregering gevormd, bestaande uit vertegenwoordigers van de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen. Hoewel er geen kadetten aan deelnamen, was de nieuwe coalitieregering wel na ruggespraak met de partij van de kadetten tot stand gekomen. In de bijeenkomst van het Centrale Uitvoerende Comité op 2 september 1917 besloten de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen de regering te ondersteunen, waarmee zij de grootgrondbezitters en kapitalisten hielpen aan de macht te blijven. — Noot van de redactie
[3] ‘Izwestija’: (voluit Izwestija Petrogradskovo Sovjet a Rabotsjich i Soldatskich Depoetatov’ — Mededelingen van de Petrogradse Sovjet van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden) dagblad dat vanaf 28 februari 1917 verscheen. Na de vorming van het Centrale Uitvoerende Comité van de Sovjets van Arbeiders- en Soldatenafgevaardigden op het Eerste Sovjetcongres voor geheel Rusland werd het blad het orgaan van het Centrale Uitvoerende Comité, hetgeen ook als aanvulling in de naam van de krant werd vermeld. Het blad was in handen van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen en bestreed op verbitterde wijze de bolsjewieken. Na de Oktoberrevolutie werd de ‘Izwestija’ het officiële, in Moskou gevestigde orgaan van de Sovjetmacht. – Noot van de redactie
[4] Democratische Conferentie voor geheel Rusland: een door mensjewieken en sociaal-revolutionairen in Petrograd van 14 tot 22 september gehouden conferentie, waaraan deelgenomen werd door vertegenwoordigers van kleinburgerlijke partijen, van sovjets, vakbonden, Zemstvo’s, afgevaardigden uit de kringen van handel en industrie en van legeronderdelen.
De conferentie moest een dam opwerpen tegen het wassende revolutionaire getij. Ze stelde een voor-parlement in, de Voorlopige Raad van de Republiek, met behulp waarvan de mensjewieken en sociaal-revolutionairen hoopten het land van de weg van de Sovjetrevolutie af te brengen en het in burgerlijk-constitutionele richting te leiden. De bolsjewieken besloten dit voor-parlement te boycotten en bereidden onder de massa’s de opstand voor. — Noot van de redactie
[5] Kadetten: leden van de Constitutioneel-democratische Partij (in de Russische benaming afgekort K.D.-partij), de voornaamste partij van de liberaal-monarchistische bourgeoisie in Rusland. Ze werd opgericht in oktober 1905 en bestond uit vertegenwoordigers van de bourgeoisie, grootgrondbezitters en burgerlijke intellectuelen. De kadetten steunden volledig de tsaristische buitenlandse politiek tijdens de wereldoorlog. Na februari 1917 trachtten zij de monarchie in stand te houden. Gebruikmakend van hun sleutelposities in de Voorlopige Regering voerden zij een contrarevolutionaire politiek. Na de Oktoberrevolutie waren de kadetten de onverzoenlijke vijanden van de Sovjetmacht. — Noot van de redactie
[6] Kit Kitytsj: spotnaam voor een figuur uit een komedie van A. Ostrovski, Tit Titytsj genaamd, een rijke koopman. Lenin gebruikte de naam Kit Kitytsj wel als een verzamelbegrip voor al wat kapitalist was. – Noot van de redactie