Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Onder de leden bevonden zich zelfs arbeiders, maar de meesten waren student of scholier; dat was een vergissing waarop Trotski later zelf heeft gewezen: Een revolutionair die twee, drie arbeiders kon overhalen om ook lid te worden, beschouwde dat als een mooi succes.
In Nikolajev waren er 8000 fabrieksarbeiders, merendeels boerenzonen die op het platteland geen werk meer konden vinden, en ongeveer 2000 arbeiders die in een atelier werkten, en die vermoedelijk geschoolde ambachtslui waren, zoals slotenmakers en smeden. Trotski vermeldde uitdrukkelijk dat nauwelijks enkelen onder hen ongeletterd waren. Maar ook leden van de sekten die door de orthodoxe Kerk onderdrukt werden, sloten zich bij de Bond aan, evenals een aantal vrouwen, onder wie de zuster van zijn literaire compagnon Sokolovski, Alexandra Sokolovskaja, die zijn eerste vrouw zou worden.
Het ‘tijdschrift’ van de Bond, Nasje Delo (Onze Zaak), dat op een door de leden zelf ineengeknutselde kopieermachine werd gedrukt, had een oplage van 100 exemplaren.
Het drukken was een heel karwei; van de problemen die daarbij kwamen kijken, kan men zich nu nauwelijks nog een idee vormen. Iedereen werkte met een verbeten idealisme; de leden permitteerden zich niets en leefden zoals vóór hen de narodniki, als bedelmonniken. Niemand leerde hun hoe de illegale strijd tegen het regime gevoerd moest worden. Alle ervaring moesten ze zelf opdoen. Maar ze geloofden in hun zending, zoals alleen missionarissen van een nieuwe godsdienst en een nieuwe wereld in hun opdracht kunnen geloven. Geen seconde beseften ze dat alles wat ze deden, muggenbeten waren, niets méér. In zijn boek Mijn Leven heeft Trotski zijn eerste passen in de politiek beschreven: Vrij spoedig begonnen we zelf literatuur te maken. Dat was eigenlijk het begin van mijn literaire activiteiten. Het viel ongeveer samen met het begin van mijn revolutionaire arbeid. Ik stelde proclamaties op of schreef artikelen, die ik dan in drukletters voor de kopieermachine overschreef. Ik tekende de letters met de grootste zorgvuldigheid, want ik beschouwde het als een erezaak dat ook de arbeiders, die slechts moeizaam konden lezen, in staat zouden zijn de proclamaties te lezen die van onze kopieermachine kwamen. Iedere bladzijde kostte weinig minder dan twee uren werk. Soms zat ik een week lang met gekromde rug te schrijven, en onderbrak ik mijn werk alleen om een vergadering bij te wonen of om een cursus voor arbeiders te leiden. Maar welk gevoel van voldoening bezorgden ons de berichten uit de fabrieken en ateliers over de gretigheid waarmee de arbeiders de geheimzinnige blaadjes met de paarse letters lazen, ze aan elkaar doorgaven en er heftig over discussieerden.
Dat de Ochrana hen niet vroeger te pakken heeft gekregen is te danken geweest aan de jeugdige leeftijd van de meeste leden van de ‘Zuid-Russische Arbeiders bond’; aanvankelijk wilde de politie niet geloven dat deze verbazend handige propaganda het werk was van de ‘kwajongens uit de tuin’. Pas na enkele maanden slaagde ze erin spionnen in de organisatie te laten infiltreren; deze leverden de inlichtingen die tot de eerste arrestaties leidden. De leiders besloten de werkzaamheden enige tijd op te schorten. Lev Bronstein vond een onderkomen op een boerderij op het platteland, waar Sjwigovski werkzaam was als tuinier. Ook Sokolovski’s broers, evenals hun zuster Alexandra, verlieten Nikolajev.
De politie kwam echter iedereen op het spoor. Na massale arrestaties op 28 januari 1898 kwamen ze allemaal terecht in de gevangenis van Nikolajev. Achter tralies is het leven ‘s winters in de hele wereld triestig; in het Rusland van de tsaren werkte deze ervaring op een arrestant die voor het eerst met dit milieu kennismaakte, bijzonder terneerdrukkend. Aan het einde van zijn leven herinnerde Trotski zich nog altijd zijn aankomst in de gevangenis van Nikolajev, en de misère die hij daar had gekend: de koude, het ongedierte, het ontbreken van sanitaire voorzieningen. Zijn moeder wist hem echter te vinden. Door een cipier die ze had omgekocht, liet ze hem in zijn cel een ‘commode’ bezorgen: een kist vol kostbare verrassingen en zaken waarvan alleen gevangenen weten wat ze waard zijn: schoon ondergoed, een deken, wittebrood, suiker, ham, conserven, appelen en zelfs sinaasappelen.
Na twee maanden werd hij met een stoomschip naar Cherson overgebracht. In de gevangenis van deze havenstad was van hygiëne nog minder sprake dan in die van Nikolajev. Gelukkig was het slechts een kort oponthoud op de reis naar Odessa, waar Trotski meer dan een jaar heeft ‘gezeten’, het toepasselijke Nederlandse woord voor de niet minder bureaucratische Russische term. [Noot van de vertaler: de Duitse tekst luidt: ‘wo Trotski über eind Jahr ‘einsasz’, das sinngemässe deutsche Wordt für das nicht weniger bürokratische russische.]
Boeken kon hij zich van buiten de gevangenis aanvankelijk niet laten bezorgen; ook daarmee moest hij leren leven. Daardoor moest hij maar genoegen nemen met lectuur uit de gevangenisbibliotheek, die voor het overgrote deel uit orthodoxe traktaten bestond.
Zijn vader kwam hem bezoeken, en om te beletten dat hij zijn zoon iets in de handen zou stoppen, werd deze in een houten kooi opgesloten. De oude Bronstein verkeerde echter in de mening dat zijn enige lievelingszoon dag in dag uit in die kooi moest blijven zitten, en hij kon de hele tijd geen woord over zijn bevende lippen krijgen.
Zijn moeder gaf blijk van meer moed: in dergelijke situaties blijven vrouwen bijna altijd koelbloediger, waardoor ze voorkomen dat hun man of hun zoon helemaal de moed verliest.
Zijn zuster, die jonger was en waarschijnlijk ook beter geïnformeerd over de toestanden in gevangenissen, had hem zoals hij had gevraagd, vier uitgaven van het evangelie meegebracht: een Duitse, een Engelse, een Italiaanse en een Russische; door tekstvergelijking wilde hij zijn talenkennis vervolmaken.
Trotski’s belangstelling voor de vrijmetselarij werd gewekt door enkele artikelen in theologische tijdschriften. Waar komt die merkwaardige stroming vandaan?, vroeg hij zich dertig jaar later nog af in zijn memoires; op de vier bladzijden die hij in zijn boek aan de vrijmetselarij wijdt, geeft hij geen antwoord op die vraag. Familieleden en kennissen bezorgden hem talrijke boeken over de beweging. Waarom, met welk doel noemden kooplui, kunstenaars, bankiers, ambtenaren en advocaten zich in het eerste kwart van de zeventiende eeuw vrijmetselaar en voerden zij de riten van de middeleeuwse gilde opnieuw in? Hier vergiste Bronstein zich; de vrijmetselarij kwam pas een eeuw later tot ontwikkeling: de eerste grootloge werd in 1717 in Londen gesticht.
Dat hij in zijn beoordeling ook op andere punten feiten over het hoofd zag, zal wel het gevolg geweest zijn van de eenzijdigheid van de informatie in de dagbladen en de tijdschriften van de vrijmetselaars. Hij zag het onderscheid, niet tussen vorm en inhoud, tussen de uiterlijke kenmerken en de democratisch-humanistische doelstellingen, die vele Russische vrijmetselaars ertoe bracht de revolutionairen van hun land in hun strijd tegen het absolutisme te steunen. Maar de jonge Bronstein, die nog maar pas kennis had gemaakt met de theorieën van Karl Marx, zonder de volle betekenis ervan te hebben doorgrond, zag in de vrijmetselarij een beweging of ‘leer’ (wat ze niet was, ook in Rusland niet) die gelijkenis vertoonde met die van de eerste socialisten; in tegenstelling tot de marxisten, die de revolutie propageerden, streefden die socialisten ernaar de wereld door hervormingen te veranderen: In de achttiende eeuw werden de vormen van de vrijmetselarij in een aantal landen aangevuld met het vertoon van krijgshaftige cultuurdragers en van politieke en religieuze verlichters; die elementen speelden een prerevolutionaire rol en de linkervleugel van de vrijmetselarij ging over in de beweging van de carbonari.[6]
Ook dat klopte niet. In de achttiende en de negentiende eeuw speelden de vrijmetselaars in verscheidene landen een zeer belangrijke rol in de strijd tegen religieuze onverdraagzaamheid en koloniale onderdrukking, tegen martelpraktijken, tegen de doodstraf en tegen de dictaturen; het is wel waar dat er ook vrijmetselaars zijn geweest die het imperialistische kolonialisme en de onrechtvaardige maatschappijstructuur aanvaardden. Niettemin schijnt de jonge Bronstein zich toch tot de vrijmetselaars aangetrokken te hebben gevoeld, want het is anders niet te begrijpen dat hij bijna een jaar lang heeft gewerkt aan een kritische verhandeling over deze beweging: ... een manuscript van duizend genummerde bladzijden ... in zeer klein schrift. De verklaring die hij in zijn levensverhaal geeft voor de moeite die hij zich daarvoor heeft getroost, is alleszins niet overtuigend: ... de omstandigheden dat ik mijn boek over de vrijmetselarij had geschreven in de gevangenis, en dat ik daardoor slechts over een beperkt aantal boeken over het onderwerp beschikte, leverde mij een zeer nuttige ervaring ... Het ... was voor mij een controle van mijn eigen beschouwingen. Ik had niets nieuws ontdekt.
Alle methodologische conclusies die ik trok, waren al lang bekend en door anderen gebruikt. Maar tot op zekere hoogte was ik op eigen kracht zover geraakt. Ik geloof dat dit betekenis heeft gehad voor mijn gehele verdere geestelijke ontwikkeling. Ik vond later bij Marx, Engels, Plechanov en Mehring een bevestiging van wat ik in de gevangenis als mijn eigen ideeën had beschouwd ...
Hij slaagde erin het manuscript, waaraan hij voor zijn geestelijke ontwikkeling zoveel belang hechtte, de gevangenis uit te smokkelen, en hij nam het mee toen hij verbannen werd en emigreerde. Voordat hij in 1905 illegaal naar Rusland terugkeerde, gaf hij het in Zwitserland in bewaring bij het Iskra-archief, dat later werd ondergebracht bij een vrouw die kamers verhuurde. Daar is het verloren gegaan; vermoedelijk heeft de resolute dame het als waardeloos oud papier verbrand: ‘Ik kan moeilijk anders dan op deze plaats een verwijt richten tot deze eerbare vrouw’. Met die opmerking van Trotski moeten we het eens zijn. Met dit manuscript ging een document verloren, dat weliswaar waarschijnlijk vol fouten stak, maar dat een bron zou zijn geweest van informatie over de geestelijke ontwikkeling van een der belangrijkste socialistische revolutionairen. De gevangenissen en ballingsoorden waren de hogescholen voor de Russische revolutionairen. Aangezien men niet voldoende snel nieuwe strafinrichtingen kon bouwen, waren de oude meestal overbevolkt. Daar kregen de in enge cellen samengeperste gevangenen in voorlopige hechtenis en de veroordeelden, die op hun overbrenging naar Siberië wachtten, waardevolle inlichtingen voor hun illegale strijd. De meesten onder hen waren niet bereid de strijd op te geven, en de twijfelaars werden door hun kameraden aangemoedigd om na hun vrijlating hun revolutionaire activiteiten te hervatten. Tot deze scholing en tot de versterking van het moreel werd niet weinig bijgedragen door de in gevangenissen circulerende bladen die door gemakkelijk om te kopen, onderbetaalde gevangenisambtenaren naar binnen werden gesmokkeld. Ook boeken en brochures van Duitse socialisten gingen van hand tot hand; enkele daarvan waren zelfs al in het Russisch vertaald. Eindeloze discussies werden uitgelokt door Bernsteins boek Die Voraussetzungen des Sozialismus und die Aufgaben der Sozialdemokratie, dat verschenen was in 1898 en verbazend snel zijn weg had gevonden naar Rusland.
Op het moment dat de socialistenwet van kracht werd[7], had Bernstein Duitsland moeten verlaten. In Londen was hij secretaris en volgeling van Friedrich Engels geworden, die zelf de vriend en medewerker van Karl Marx was. Daardoor kreeg Bernstein meer bekendheid dan de andere theoretici onder de Duitse socialisten, vooral omdat hij niet de ‘revolutionaire weg’ propageerde; maar pleitte voor een ‘evolutie’, voor een integratie van de arbeidersklasse in de staat.
Vandaag weten we dat de stellingen van Bernstein in tien jaar tijd door bijna alle West-Europese partijen van de Tweede Internationale zijn overgenomen en dat ze zelfs ingang hebben gevonden in de Sociaaldemocratische Partij van Rusland.
Het merkwaardigste was wel dat Bernstein zich op de ideeën van zijn oude leermeester Friedrich Engels kon beroepen, hoewel niemand dat wilde toegeven. Tegen het einde van zijn leven had Engels erkend dat, sinds hij in 1848 samen met Karl Marx Het manifest van de communistische partij had geschreven, ‘de omstandigheden ... waarin het proletariaat (een halve eeuw later) zijn strijd moest voeren’, totaal veranderd waren. In de inleiding die in 1895 was opgenomen in de herdruk van Marx’ brochure over ‘Klassenstrijd in Frankrijk’ stelde Engels ondubbelzinnig: ‘De geschiedenis heeft bewezen ... dat we ongelijk hadden ... Ze heeft niet alleen onze vergissing uit die tijd afgestraft, ze heeft ook de omstandigheden waarin het proletariaat zijn strijd moet voeren, totaal veranderd. De manier waarop wij in 1848 streden, is nu in ieder opzicht verouderd ... Begrijpt de lezer nu waarom ... wij niet zonder meer op straat komen, waar onze nederlaag al op voorhand vast staat? ... De omstandigheden waarin door volkeren oorlog gevoerd wordt, zijn veranderd, maar dat geldt ook voor de klassenstrijd. De tijd is voorbij dat revoluties bestonden in een overrompeling door kleine massa’s ...
De ironie van de wereldgeschiedenis keert de rollen om. Wij, de ‘revolutionairen’, de ‘omwentelingsgezinden’, vinden veel meer baat bij het gebruik van wettelijke dan van onwettelijke middelen en dan bij een omwenteling. De partijen die zich de beschermers van de orde noemen, gaan ten gronde aan de wettelijke situaties die ze zelf hebben geschapen ...’
De geschiedenis zou ook de leermeester van het marxisme in het ongelijk stellen; dat werd duidelijk toen de bolsjewieken in 1917 de macht grepen: Trotski veroverde Petrograd met 5000 matig bewapende en gedeeltelijk ongeletterde arbeiders, die ‘blind gehoorzaamden’.
Hoewel in Rusland verscheidene miljoenen soldaten en honderdduizenden politiemannen paraat stonden, lukte de coup toch, omdat ‘de tijd rijp was’, omdat een tot ondergang gedoemd regime aan zijn eigen onmacht ten gronde ging en omdat er alleen het zelfzekere optreden nodig was van enkele revolutionairen – vooral van Trotski – die de macht aan zich trokken.
Maar dat dit zou gebeuren konden Lev Bronstein en zijn socialistische vrienden in de gevangenissen en verbanningsoorden van het reusachtige tsarenrijk in 1900 niet voorzien. Ze wisten ook niets af van het voorwoord dat Engels bij de brochure van Marx had geschreven; ze kenden alleen het werk van Bernstein, en evenals de linkse socialisten in Duitsland noemden ze de vader van het ‘revisionisme’ een ‘verrader’, een scheldwoord dat sindsdien nergens zo vaak is gebruikt als onder socialisten en later onder communisten.
In de gevangenis was Lev Bronstein, die nog geen eenentwintig jaar oud was, tegen de zin van zijn vader volgens de joodse ritus getrouwd met de zes jaar oudere Alexandra Sokolovskaja, die hij bij de ‘Zuid-Russische Arbeidersbond’ had leren kennen. In zijn boek Mijn Leven verklaarde bij die beslissing: Onze gemeenschappelijke arbeid had een nauwe band tussen ons doen ontstaan, en om te voorkomen dat we van elkaar konden worden gescheiden, hadden we ons in de etappegevangenis van Moskou in de echt laten verbinden.
In vergelijking met wat hij in de loop der jaren over zijn latere vrouw Natalia Sedova schreef, klinkt deze verklaring wel wat erg koel; toch vertelden vrienden dat hij op zijn eerste vrouw in het begin echt verliefd is geweest.
In de zomer van 1900 konden de tot verbanning veroordeelden naar Siberië worden overgebracht. Tot Irkoetsk aan het Bajkalmeer, tussen Moskou en Vladivostok aan de Grote Oceaan, ging het met de Trans-Siberische Spoorweg; met de aanleg van deze spoorlijn was men toen pas enkele jaren tevoren begonnen. Daar werden de gevangenen over verschillende afdelingen verdeeld. Lev Bronstein en zijn vrouw Alexandra moesten te voet verder tot aan de oever van de Lena, waar een scheepje klaar lag om hen naar Oest-Koet te transporteren. Oest-Koet was een voormalige nederzetting van goudzoekers, die bestond uit enkele tientallen vervallen houten krotten, waarin het wemelde van luizen, kakkerlakken en van ander ongedierte.
Behalve wat overbleef van een indertijd talrijke schaar van goudzoekers, avonturiers die alle energie hadden verloren en zich overgeleverd hadden aan de drank, woonden hier ook enkele narodniki uit de ‘heldentijd’ of het ‘dynamiet-tijdvak’ van de jaren zeventig en tachtig. Bij duizenden gearresteerd en naar Siberië gedeporteerd, waren ze over talrijke kleine nederzettingen verdeeld.
Vandaag behoort Oest-Koet tot het uitgestrekte industriegebied rond de stuwdam van Bratsk, de grootste ter wereld; de turbines in de dam leveren de elektriciteit voor talloze fabrieken en steden van nieuwe immigranten en door Stalin hierheen gedeporteerde burgers die door zijn opvolgers niet gerehabiliteerd zijn. De armoedige houten krotten van toen zijn verdwenen, en Oest-Koet ligt nu aan een noordelijke spoorweg die Bratsk met Centraal-Rusland en de provincies aan de Grote Oceaan verbindt.
Onmiddellijk na zijn aankomst in Oest-Koet was Bronstein beginnen te schrijven voor Panorama van het Oosten, een krant die merkwaardig genoeg door narodniki was gesticht. Hier werd pas de echte, allround-schrijver en journalist Leon Trotski geboren, die later zoveel bekendheid en waardering verwierf, en die in staat was over iedereen en over alles te schrijven: over de boerenklasse, over de Russische klassieken, over Ibsen, Hauptmann, Nietzsche, Gorki; op dit punt onderscheidde hij zich van Lenin, die een eenzijdige vorming had gekregen en slechts voor een zeer beperkt aantal dingen interesse had.
Als honorarium kreeg Bronstein, die onder het pseudoniem Antid Oto (Italiaans: tegengif) schreef, twee kopeken, terwijl het tarief normaal slechts één kopeke bedroeg.
Deze tamelijk geregelde bron van inkomsten betekende niet alleen een welkom extra voor het onderhoud van het gezin (ballingen kregen een zeer kleine som van de staat, waarmee ze alleen in het allernoodzakelijkste konden voorzien); bijna belangrijker nog was het feit dat dit een voortdurende stimulans vormde om na te denken over literaire, politieke en economische kwesties. Aan die omstandigheid was het te danken dat hij niet weggleed in de geestelijke apathie waaraan zovele ballingen leden en die niet weinigen tot zelfmoord dreef. Toen hij een volwassen man was geworden schreef Trotski over zijn eerste verbanning dat het marxisme toen definitief de basis van zijn wereldbeschouwing en van zijn manier van denken was geworden. Tijdens die ballingschap zegt hij te hebben getracht de zogenaamde ‘eeuwige’ problemen van het menselijk bestaan – liefde, dood, vriendschap, optimisme, pessimisme enzovoort – uit een marxistisch oogpunt te bestuderen.
_______________
[6] Carbonari: een geheim genootschap dat voor de eenheid van Italië streed. S. Lennhof-Wilde, Politische Geheimbunde – München 1966, p. 105 e.v.
[7] Na de aanslag van de blikslagergezel Hödel en de anarchist Nobiling op keizer Wilhelm I vaardigde de Rijksdag in 1878 een noodwet uit tegen de sociaaldemocratie, die oorspronkelijk drie jaar van kracht zou blijven; deze termijn werd echter tot 1890 verlengd. De wet heeft de ontwikkeling van de sociaaldemocratie kunnen remmen, maar zij heeft ze niet kunnen tegenhouden.