Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, mei 1967, jg. 10
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Op de verklaring van President Julius Nyerere te Arusha in Noord-Tanzania vlak bij de Keniaanse grens, op 5 februari, volgde prompt de nationalisatie van de banken, de verzekeringsmaatschappijen, de in- en exporthandel en 8 meelfabrieken, terwijl 6 andere ondernemingen onder staatscontrole kwamen te staan met een staatsaandeel van 60 % in het kapitaal.
De verklaring van Arusha vond op symbolische wijze plaats enkele weken na de viering door heel Tanzania van de revolutiedag op 13 januari, de dertiende verjaardag van de revolutie van de arbeiders van Zanzibar. Het verband tussen de revolutie van Zanzibar en de verklaring van Arusha is duidelijk en van grote betekenis.
Wat zijn nu de oorzaken voor deze plotselinge linkse wending in Tanzania? In de eerste plaats liet het besluit van de leiders van de Zanzibarese revolutie om zich met Tanganyika te verenigen enige maanden na de revolutie en na de verplettering van de muiterij van het leger van Tanganyika slechts dit alternatief aan de nieuwe staat Tanzania: of wel zou de revolutie van Zanzibar worden verstikt door het neokolonialisme dat het grotere Tanganyika beheerste, of wel zou Tanzania zich vroeg of laat zelf op de revolutionaire weg begeven.
Waar het mogelijk was dat de beide sociale systemen gedurende een beperkte periode zouden co-existeren, zou toch vroeg of laat het ene systeem het andere moeten gaan overheersen.[1]
Van vitaal belang voor de ontwikkeling van Tanzania is het feit dat sinds de muiterij te Dar es Salaam kort na de revolutie te Zanzibar – een muiterij die dreigde een of andere Mobutu op te werpen – zich een leger heeft gevormd in Tanzania dat voor heel Afrika uniek is. En dat dankzij het feit dat het na de muiterij geheel omgevormd is, waarbij de leden vooral uit de radicale jeugd van de TANU (de grote nationalistische partij). In dat leger “overheerst de politiek”. De aanwezigheid van vele socialisten en talrijke politieke militanten van Zanzibar, zelfs in het officierscorps, heeft ten gevolge gehad dat Tanzania een van de zeldzame Afrikaanse landen is waar geen vrees bestaat voor een militaire staatsgreep. “Wij weten wie de vijand is. Wij zijn een leger van het volk, een leger van arbeiders en boeren”, verklaarde een jonge commandant van Zanzibar, een lid van de Generale Staf van de Strijdkrachten van de volksverdediging tegenover het weekblad “Jeune Afrique” op 19 februari 1967.
De aanwezigheid in Tanganyika, in de regering en in de Tanu, van verschillende leiders uit Zanzibar die de socialistische krachten in het land aanzienlijk versterkt hebben, alsook het levende voorbeeld van Zanzibar dat een opmerkelijke vooruitgang heeft geboekt op de weg naar het socialisme,[2] hebben de hele ontwikkeling in Tanzania gestimuleerd.
In de tweede plaats vormde de, ondanks tijdelijke tegenslagen sinds september 1964 onafgebroken vooruitgang van de revolutie in Mozambique, een nieuwe bron van inspiratie voor het revolutionaire elan van de massa’s. Deze factor mag als drijvende kracht voor de richting van Tanzania’s ontwikkeling op de weg van het socialisme niet worden onderschat.
Oscar Kambona en de vicepresident Kawawa riepen op de verjaardag van de revolutie de massa op om: “van dit jaar het jaar van de bevrijding van Mozambique te maken.”
Kawawa voegde daar aan toe: “De bevrijding van Mozambique opent de weg voor de bevrijding van Zuidelijk Afrika, en hoe eerder Mozambique zal zijn bevrijd, des te eerder zal Zuidelijk Afrika vrij zijn.”
In de derde plaats hebben we natuurlijk de binnenlandse situatie van Tanzania zelf, Tanganyika is een van de armste landen ter wereld.[3] Een blik op de kaart maakt duidelijk dat de landbouw en mijngebieden zich aan de rand van het land bevinden, in het noorden, langs de hele Keniaanse grens en aan de oevers van het Victoria meer. Daartegenover wordt het enorme uitgestrekte centrale gebied voortdurend bedreigd door hongersnood ten gevolge van gebrek aan regen.[4] 60 % van de totale oppervlakte van het land – die 883.237 km bedraagt - d.w.z. een gebied even groot als Pakistan of Venezuela of 30 % groter dan Texas, wordt door de tseetseevlieg geteisterd en daardoor onbruikbaar.
Slechts 10 % van de oppervlakte wordt bebouwd. Op een totale bevolking in 1957 van 8.700.000 inwoners zijn er slechts 500.000 die betaalde arbeid verrichten. Zowel de handel als de moeizaam functionerende kleine bedrijfjes (manufacturen) zijn in handen van een minderheid van 100.000 Indiërs en Pakistanen. Het voornaamste exportproduct, sisal (vezel) is nog steeds voornamelijk in handen van enkele honderden Europeanen en Aziaten. Deze hebben slechts 1 % van de grond bemachtigd maar spelen desniettemin een overheersende rol in de productie van landbouwproducten voor de export, ondanks de vooruitgang in de Afrikaanse sector sinds de onafhankelijkheid.[5]
De verschrikkelijke armoede van het land had ten gevolge dat de eerste kolonisatoren, de Duitsers, het weinig interessant vonden; zij concentreerden de ontwikkeling van plantages in het betrekkelijk vruchtbare noordelijke randgebied. De Engelsen die het land na de eerste wereldoorlog als mandaatgebied van de Volkenbond en na de tweede wereldoorlog van de Verenigde Naties in handen hadden, toonden ook weinig belangstelling voor de ontwikkeling van Tanganyika, als men afziet van het grote aardnotenproject van de Labourregering in de jaren veertig, dat een mislukking werd.
Onder het koloniale regime bleef Tanganyika een vergeten en verwaarloosde hoek van Oost-Afrika, door de Engelse bezetters van Kenia beheerst en geëxploiteerd in het kader van de gemeenschappelijke markt van Oost-Afrika. De beschikbare fondsen werden in dit laatste land geïnvesteerd en de industriële ontwikkeling werd daar ook geconcentreerd.
Men genoot van de Voorrechten van een vrije markt in Oost-Afrika en men verhinderde elke industriële ontwikkeling van Tanganyika zelf.
Tot aan de revolutie van Zanzibar, paste Tanganyika trouw de door neokolonialistische adviseurs ontworpen “ontwikkelings”-plannen toe, en er bleek weinig ontwikkeling te zijn of liever er vond geen werkelijke ontwikkeling plaats. Het onvermogen van de neokolonialistische methodes om een oplossing te vinden voor het probleem van de neerdrukkende armoede van Tanganyika, werd gedurende de laatste drie jaren bevestigd. Eerst nu komt het socialistische alternatief naar voren.
In zijn rede tot het volk op een massabijeenkomst te Dar es Salaam, oefende president Nyerere na de aankondiging van de nationalisatie van de banken, indirect kritiek op het verleden van zijn regering: “Toen de Afrikaanse staten de strijd voor de onafhankelijkheid begonnen, hadden de kolonialisten niet enige verandering van vlag op het oog, maar de kolossale winsten die zij uit die staten hadden gezogen. En toen zij zagen dat hun bezit niet bedreigd werd, hebben zij ons de formele onafhankelijkheid gegeven, en zo bestaat de uitbuiting in ons land nog steeds.”
En hij ging voort: “Met andere woorden, onze regeringen zijn galeiboeven-bewakers geworden voor de imperialistische uitbuiting. Om die reden zijn onze huidige inspanningen gericht op de verzekering van een waarachtige onafhankelijkheid.” In de verklaring van Arusha zei Nyerere: “Om het socialisme op te bouwen en te versterken is allereerst nodig dat de voornaamste productiemiddelen eigendom worden van en gecontroleerd worden door de arbeiders en boeren zelf, via de regering en de coöperaties.”
Ondertussen bracht op een jeugdbijeenkomst op 7 februari Eli Anangisye, algemeen secretaris van de TANU-jeugd, de eisen van de radicale jeugd onder woorden, bij aanwezigheid van de president: “De verklaring van Arusha gaat in bijzonderheden in op het einde van de uitbuiting in ons land. Wij jongeren wensen Mwalimu[6] mede te delen dat de tot nu toe genomen besluiten om een einde te maken aan de buitenlandse uitbuiting gering in aantal zijn, in vergelijking met wat nog te doen staat.” De conferentie van de TANU die op 27 februari zal beginnen, heeft tot doel van de partij een “arbeiders- en boerenpartij” te maken. Zeer strikte regels zijn er al op gericht om te verhinderen dat de leiders van de partij de weg van de uitbuiting opgaan.
Zij hebben niet het recht om directeur van een onderneming te zijn, om andere huizen te hebben dan dat waarin zij wonen, om meer dan een salaris te hebben of om iemand met commerciële doeleinden in dienst te hebben, Nyerere deed te Arusha een aanval op “de leiders die feodalen en kapitalisten zijn. Het is aan hun om te kiezen: hun politieke posities onmiddellijk prijs te geven of afstand te doen van hun materiële voorrechten, en te strijden met de arbeiders en boeren.”
De conferentie van de TANU zal de voorbereidingen treffen voor nog andere veranderingen in het kabinet en voor de benoeming van nieuwe ministers. Zo zal zich de vraag voordoen – en doet zij zich nu niet reeds voor? – of er in Tanzania niet reeds een arbeiders- en boerenregering is die een arbeidersstaat opbouwt.
Ondertussen valt er nog heel wat te doen. De voltooiing van de nationalisatie van de meest belangrijke bedrijven in de landbouw en de industrie, de omvorming van het kabinet en van het hele regime, waar bourgeoiselementen uit moeten worden verwijderd, het zijn alle directe taken waar men zich zeker in de eerstkomende maanden op zal werpen. De uitbreiding van een waarlijk sociale revolutie op dorpsniveau is echter iets wat een dieper gaande omwenteling vereist dan wat met regeringsdecreten en zuiveringen kan worden bereikt. Dat vereist een diepgaande revolutionaire mobilisering van de hele bevolking op dorpsniveau. Dat betekent de onderdrukking van alle vormen van directe uitbuiting in de dorpen, de breuk met de traditionele, achterlijke systemen en de fundamentele omwerking van de arbeiderstradities en van het communale (gemeenschaps-) bezit dat in de stammaatschappij van Tanzania wijd verbreid is.
Het feit dat de verklaring van Arusha zeer veel aandacht besteedt aan het “zelfvertrouwen” en de “persoonlijke inspanningen” van de boeren, en dat Nyerere een scherpe aanval deed op de neiging van de boeren om zich van vrouwenarbeid te bedienen, en ook op andere traditionele en achterlijke trekken van het dorps- en stamleven, kunnen het uitgangspunt zijn voor een sociale revolutie op het platteland.[7]
Een dergelijke revolutionaire mobilisering hangt van de progressieve ontwikkeling van het democratisch zelfbeheer in het dorp af; een zelfbeheer dat een systeem voor de macht van het volk opbouwt en dat uiteindelijk tot op landelijk niveau wordt uitgewerkt. Nyerere heeft ongetwijfeld gelijk als hij er sterk de nadruk op legt dat een zo arm land als Tanzania niet aan een onmiddellijke snelle industrialisering kan denken, aangezien het onvoldoende middelen heeft voor de vorming van kapitaal en technische kennis. Noodzakelijk is een voorbereidende periode van snelle uitbreiding van de agrarische productie en productiviteit, en een sociale revolutie in het dorp, die een toekomstige industrialisering mogelijk moeten maken. Niet dat de industrialisering moet worden verwaarloosd: zij moet echter worden ingepast in het bovengenoemde perspectief van snelle uitbreiding van de landbouwsector, als eerste stadium van de industrialisatie.
Oginga Odinga constateerde onlangs in Kenia dat de verklaring van Nyerere te Arusha de meest fundamentele behoeften van de volken van heel Oost-Afrika raakt. Als deze politiek wordt toegepast en als de KPU[8] in 1968 aan de macht komt, zal de weg vrij zijn voor de vorming van een Oost-Afrikaanse Federatie. De verklaring van Arusha – de uitbreiding van de socialistische revolutie van Zanzibar naar Tanganyika – zal een vergaande weerklank vinden in heel Oost-Afrika.
Het corrupte en verrotte neokolonialistische regime in Kenia zal in de komende jaren het hoofd moeten bieden aan een toenemende ontevredenheid, aangezien de boeren nog niet hun grond hebben verworven en de arbeiders nog geen werk hebben gevonden.
In Oeganda wordt het regime Obote dat de feodale Kabaka heeft overwonnen, opnieuw bedreigd door een staatsgreep van de zijde van het leger. Het bevindt zich in groot gevaar, waar Obote naliet de economische basis van de feodaal-kapitalistische oppositie te treffen. De verklaring van Arusha kan in Oeganda onverwachte weerklank vinden. En zij zal zeker in Kenia de radicale partij van Odinga aanzienlijk versterken. De strijd is echter in Tanzania nog niet beëindigd. Er zijn nog machtige burgerlijke en imperialistische economische posities die zich daar hebben verschanst.
Het betrekkelijke stilzwijgen en de kalmte van de Britse pers zijn beslist veelzeggender dan de eerste indruk die gewekt wordt. Hoewel zij zich stil houden, hopen de Britse leiders dat Nyerere de verklaring niet geheel zal toepassen en dat zij net als in Ghana binnen enkele jaren zullen kunnen terugkeren.[9]
Waarschijnlijk hebben zij echter de revolutionaire dynamiek van de sociale revolutie in Tanzania en de oprechtheid van Nyerere, sterk onderschat.
25-2-1967
D. ANDERSON
_______________
[1] Zie hierover wat wij reeds in 1964 schreven: Sous le Drapeau du Socialisme, nummers 3 t/m 9.
[2] Voor 1967 kondigde vicepresident Karume op de bijeenkomst ter viering van de Revolutie van Zanzibar, 5 grote projecten aan: het beplanten van 20.000 acres (= ha) met rijst, een schoenenfabriek, een fabriek voor de pasteuriseren van melk, een visconservenfabriek en de uitbreiding van het lager en middelbaar onderwijs.
[3] “Tanganyika blijft, met haar geringe productiviteit, internationaal, onderaan de inkomenschaal. Het inkomenspeil per hoofd van de bevolking is bij benadering het zelfde als in India en Pakistan, zij het dat het gemiddelde voedingsniveau iets hoger ligt.” Uit: De economische ontwikkeling van Tanganyika, Rapport van de Internationale Bank voor wederopbouw en ontwikkeling, 1961 (John Hopkins Presse, USA).
[4] Id.p.11.
[5] Wat hier belangrijk is en bestudering verdient, is de graad van ontwikkeling van een Afrikaanse koelakkenklasse, gebaseerd op de verbouwing van agrarische producten voor de export.
[6] “Onderwijzer” in het Swahili, de “titel” van Nyerere.
[7] Mits het reformistische kader waarin Nyerere dit vroeger heeft voorgesteld, wordt omgevormd tot een revolutionair kader.
[8] Het Volksverbond van Kenia, opgericht toen de linkervleugel zich van de KANU afscheidde of werd geroyeerd.
[9] Zie bv. het artikel van Colin Legum “Nyerere begint een stille revolutie” in de Observer, Londen 12-2-67, Legum stelt in zijn conclusie vast: de tekst (vermoedelijk bedoeld de “verklaring van Arusha”) waarmee hij (Nyerere) te maken heeft is zo sterk dat zijn krachtige persoonlijkheid voldoende is om de radicale krachten die hij bewust heeft ontketend, in Tanzania, te kanaliseren.