Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, sept. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
In onze artikelen over de destalinisatie hebben wij steeds de ideeën van de hervormers Liberman, Trapeznikov, Nemtsjinov en anderen als een vooruitgang gewaardeerd; wij zullen dat blijven doen zowel tegenover de opgewekte burgerlijke speculaties over een mogelijke terugkeer naar het kapitalisme, als tegenover de sombere critici van “links” die diezelfde mogelijkheid zien op korter of langer termijn.
Onze positieve waardering hield en houdt geenszins in dat wij van bedoelde hervormingen zonder meer de oplossing van alle economische problemen van de Sovjet-Unie verwachten. Een kritische beschouwing van hun betekenis is nodig en deze is pas mogelijk door de hele ontwikkeling van de SU te plaatsen in het kader van de periode van overgang van kapitalisme naar socialisme, waarin alle niet-meer-kapitalistische landen zich nog steeds bevinden. Alle discussies over het bereiken van het communistisch stadium binnen een afzienbare periode zijn ten enen male onvruchtbaar, waar alle arbeidersstaten nog steeds trekken van de erfenis van de kapitalistische maatschappij vertonen waaruit zij zijn voortgekomen: relatieve schaarste van consumptiegoederen van alle soort; achterlijkheid van de nog niet volledig gesocialiseerde landbouw die voor de accumulatie het zwaarst wordt belast en daarmee de achterstelling van de boerenmassa die nog niet in die der arbeiders kan worden geïntegreerd; een nog individualistische mentaliteit die materiële prikkels nodig heeft om zich ten volle te geven; regionale ontwikkelingsverschillen en tegenstellingen; enz.
Dat wil zeggen dat de materiële basis en voorwaarde voor een volledig socialisme, overvloed, nog niet aanwezig is. Men kan daardoor nog niet naar het rijk der vrijheid, dat is van de volledige beheersing der materie overstappen, en verkeert dus nog gedeeltelijk in het rijk waar de materie over de mens heerst: in dat van de waardeleer en zijn wetten. En daar dringt de materie zelf het beginsel van markt, geld, winst, kostprijsberekening, materiële prikkels, een zekere ongelijkheid in beloning en dergelijke aan de mens op. (Dat laatste geldt natuurlijk het sterkst voor die landen die nog maar net de volledige heerschappij van het kapitalisme hebben gebroken, zoals bv. Algerije).
Het gaat er om dat de socialistische sfeer met alle middelen wordt versterkt en verdiept; dat er mede door middel van de politieke macht van de niet-socialistische sfeer wordt gebruik gemaakt; dat zo die laatste sfeer geleidelijk aan kan worden teruggedrongen, naarmate de economische sociale en culturele ontwikkeling dat toelaat. Alles in het kader van een soepel opgezet Plan.
Het zg. oorlogscommunisme en later het stalinisme waren de ontkenning van de werkelijkheid van deze overgangsproblemen.
Beide probeerden op administratieve wijze de nog achterlijke werkelijkheid te forceren, wat zich op een verschrikkelijke manier moest wreken. De Chinese leiders zullen dit op pijnlijke wijze zelf gaan ervaren. Evenals een Che Guevara die er naar streeft binnen korte tijd de achterlijke Cubaanse economie, supercentralistisch geleid, te laten lopen als een uurwerk en meent dat een beroep op socialistische gevoelens materiële prikkels kan vervangen. Wat neerkomt op een combinatie van bureaucratisme en idealisme (in filosofische zin) die vroeger of later altijd ten nadele van de arbeiders werkt.
Eenvoudig is het overigens niet de problemen van de overgangstijd op een harmonische wijze op te lossen. Wij zijn ons ervan bewust dat de socialistische en de niet-socialistische sfeer in laatste instantie min of meer tegenstrijdig zijn, wat ideale oplossingen uitsluit. Er zal altijd wel een element van relatieve willekeur blijven in het bepalen van de grens waartoe de sfeer van markt-winst-rentabiliteit-kostprijsberekening-en-materiële-prikkels mag gaan en in het vaststellen van het tempo waarin geleidelijk aan die sfeer (nadat zij eerst voor een hele periode scherp corrigerend heeft kunnen werken ook op de chaotische erfenis van stalinistische administratieve willekeur) kan worden teruggedrongen.
Voorwaarde voor een juiste aanpak is: een soepele planpolitiek die o.a. een evenwichtige groeiverhouding tussen zware en lichte industrie en landbouw mogelijk maakt en dus de achterstand van de laatste twee sectoren helpt ongedaan maken;
planplanstreefcijfers die niet te ver in details afdalen en ook strenge kwaliteitseisen stellen, naast de kwantiteit en het assortiment;
decentralisatie binnen het kader van het totale plan, regionaal, per bedrijfstak en per bedrijf;
een soepele prijspolitiek via kostprijsberekening en marktverhouding in de sfeer der consumptiegoederen, maar met maximumprijzen;
een winstbeginsel dat er nooit toe mag leiden dat het kader van het Plan doorbroken wordt, maar alleen een zo goed mogelijk gebruik van fondsen, materiaal en arbeidskrachten helpt garanderen;
het handhaven van het huidige hoge % van opdracht van de bedrijfswinst aan de staat (75 à 80 %);
een zelfstandigheid der bedrijven die niet neerkomt op een geweldige machtsvergroting van de directeuren maar de vorm krijgt van collectief beheer, van arbeidersbeheer waarbij de arbeidersraad het recht heeft de directeur te benoemen, te verantwoording te roepen;
een beginsel van aandeel in de winst voor het gehele personeel van elk bedrijf met haar betrekkelijk geringe verschil tussen het aandeel van de directeur en dat van de overige personeelsleden;
een onafhankelijk vakbondswezen, waarbij de bonden de taak hebben de belangen der arbeiders te verdedigen door niet alleen maar voor behoorlijke lonen en secundaire arbeidsvoorwaarden op te komen, maar ook bv. door prijscontrole en niet in de laatste plaats handhaving en verdieping van de arbeiderscontrole;
aanvulling van het economische zelfbeheer der arbeiders met het publieke, om te beginnen op het locale niveau in de vorm van communes.
Het is duidelijk dat in de SU aan deze voorwaarden nog niet voldaan is. Vooral wat betreft de proletarische economische en politieke democratie, die allernoodzakelijkste aanvulling op de technisch economische hervormingen van Liberman en de zijnen. Op grond daarvan nu het schrikbeeld te tekenen van een mogelijke geleidelijke terugkeer naar het kapitalisme via uitbreiding van het marktmechanisme tot de sector der productiegoederen, winst als enige maatstaf en steeds hogere beloning van almachtige fabrieksdirecteuren, is echter volkomen onjuist en onhoudbaar. Als de SU in veel ongunstiger wereldhistorische omstandigheden onder stalinistische leiding met enorm bevoordeelde hoge bureaucraten, zijn socialistisch karakter heeft weten te behouden, zal het dat in dit revolutionaire tijdvak van neergang van het kapitalisme helemaal wel kunnen. Als we bovendien bedenken dat het al te ver doorvoeren van de beginsels van markt, winst enz. tot nieuwe of liever gezegd oude in het oog springende tegenstrijdigheden en belemmeringen voor een snelle economische groei zouden leiden, en de huidige hervormingen mede onder druk van de publieke opinie bedoeld zijn als (zakelijke) correctie op schreeuwende tegenstrijdigheden en belemmeringen, dan lijkt het niet erg waarschijnlijk dat zo’n geleidelijke weg terug naar het kapitalisme kan worden ingeslagen; en dat eenvoudig omdat de economische voorwaarden daarvoor in de wereld steeds in mindere mate voorhanden zijn.
Als er van enig gevaar gesproken kan worden is dat hoogstens van een nieuwe poging tot consolidatie van de bureaucratie; d.w.z. van een poging van de meest intelligente vleugel, van de moderne bekwame managers om hun macht en materiële privileges te handhaven en uit te breiden op een solidere basis dan die van oud stalinistisch geweld en willekeur; namelijk door een efficiënt beheer der productie. Men zou er daarbij op kunnen wijzen dat die bureaucratisch-socialistische tendens sterk is in China en in de koloniale wereld.
We zijn echter van mening dat het onjuist is bij de Liberman-hervormingen het accent meer op deze (en hoger genoemde) gevaren dan op de positieve, objectief noodzakelijke kanten van deze nieuwe economische politiek te leggen. De destalinisatie gaat niet rechtlijnig maar met vallen en opstaan via slingers en zigzag bewegingen. Iedere stap roept nieuwe problemen en gevaren op. Zo moet bv. de destalinisatie na jaren van onderdrukking van volken en minderheden onvermijdelijk tot explosies van nationalisme en dergelijke leiden met alle gevaren van dien. En de lange tijd van demagogische holle stalinistische frases en administratieve willekeur, roept onvermijdelijk een extreme behoefte aan pure technische zakelijkheid op. Maar men kan deze nieuwe problemen en gevaren van de destalinisatieperiode moeilijk overslaan. Bovendien is de hele tendens van de geschiedenis onherroepelijk in consequent destaliniserende richting op alle gebied. Heel langzaam groeit in de arbeidersstaten de belangstelling voor de Zuid-Slavische arbeidersraden, niet als subjectief idealistische gedachte, maar als sociaaleconomische en politieke noodzaak. De wereldrevolutionaire ontwikkeling wijst dwars door alle troebele overgangsvormen heen naar een steeds grotere rol van de massa’s op elk terrein.
Het benadrukken van de gevaren van de Liberman-hervormingen is tegen die achtergrond een onvruchtbare statisch-geïsoleerde en defaitistische benadering van de huidige economische ontwikkeling in de Sovjet-Unie die wij niet kunnen delen.
Gerard Barendregt