Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, december. 1989, nr. 33
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
“Ik ben geboren op 1 augustus 1873 in de Bulgaarse stad Kotel. Al in de eerste helft van de negentiende eeuw was Kotel een belangrijk economisch en politiek centrum geworden. Mijn familie behoorde tot de meest welvarende klasse in de stad.”
Zo begint de korte autobiografie die Christian Rakovski in de jaren twintig schreef voor de Russische encyclopedie Granat. Rakovski, een van de belangrijkste revolutionairen van de Balkan in de periode voor de Eerste Wereldoorlog, was vanaf 1913 een goede vriend van Leon Trotski. In de eerste jaren van de Russische Revolutie stond hij aan het hoofd van de Sovjetrepubliek Oekraïne. Na zijn ontslag door Stalin werd Rakovski een van de eerste zeer bekwame diplomaten van de Sovjet-Unie, eerst in Engeland, daarna in Frankrijk. Rakovski werd in de loop van de jaren twintig een van de belangrijkste leiders van de Linkse Oppositie. Hij is ook een van de vele slachtoffers van de stalinistische terreur in de jaren dertig. Na enige jaren in kampen te hebben doorgebracht werd hij waarschijnlijk op bevel van Stalin doodgeschoten, toen de nazi’s op 22 juni 1941 Wit-Rusland binnenvielen.
Rakovski kwam uit een gegoede familie. Zijn vader verdiende zijn geld in de landbouw en handel. De familie van zijn moeder had een aanzienlijke rol gespeeld in de politieke en culturele geschiedenis van Bulgarije. Zijn oom, Sawa Rakovski, was dichter, revolutionair en theoreticus van de nationale bevrijdingsbeweging, die de spontane boerenopstanden omvormde tot georganiseerde nationale bevrijdingsstrijd. Christian kwam al vroeg in aanraking met de politiek. Hij kreeg daarbij snel sympathie voor de Russen in hun oorlog tegen de Turken, die heersten over de Balkan. Op zijn veertiende werd Christian voor de eerste keer de toegang geweigerd tot alle Bulgaarse scholen, nadat hij een schoolopstand had georganiseerd die door soldaten werd onderdrukt.
Op zijn zeventiende was hij marxist en gaf hij het ondergrondse blad ‘Zerkalo’ (Spiegel) uit. Nog voor zijn achttiende verliet hij Bulgarije en ging hij medicijnen studeren in Genève. Daar bestond een zeer actief politiek leven in kringen van politieke emigranten, die uit tal van landen kwamen. Rakovski raakte daar bevriend met bekende revolutionairen als Axelrod, Plechanov en Vera Zasulich. Samen met Rosa Luxemburg organiseerde hij er marxistische zelfstudiegroepen. En in 1893 organiseerde Rakovski in Genève het Tweede Internationale Congres van Socialistische Studenten, waar vertegenwoordigers van vierentwintig organisaties uit negen landen aan deelnamen. Het congres, dat een brief van Friedrich Engels ontving, benadrukte de noodzaak van eenheid tussen studenten en arbeiders in de strijd tegen het kapitalisme. Ook werd tijdens het congres gediscussieerd over de sociale achtergronden van misdaad, het onderwerp waarop Rakovski vier jaar later zou afstuderen.
In 1892 was Rakovski in Genève begonnen met het uitgeven van het Bulgaarse blad ‘Sociaaldemokraat’. Daarnaast werd hij vaste medewerker aan socialistische publicaties in Bulgarije zelf. In 1893 – hij was toen twintig jaar – was Rakovski de Bulgaarse afgevaardigde naar het congres van de Tweede Internationale in Zürich. Daar ontmoette hij onder anderen Friedrich Engels. De laatste helft van dat jaar bracht hij door in Berlijn. Daar ontmoette hij Wilhelm Liebknecht werd hij Balkancorrespondent voor de ‘Vorwärts’. Vanwege zijn contacten met Russische sociaaldemocraten werd hij uit Berlijn verbannen; zijn eerste, maar zeker niet zijn laatste verbanning. Vanuit Berlijn vertrok hij naar Frankrijk. Daar werd hij sterk beïnvloed door de socialist Jules Guesde, met wie hij in 1914 weer zou breken. In 1897 haalde Rakovski in Montpellier zijn doctoraal medicijnen.
Het wekt geen verbazing dat Rakovski in zijn politieke leven zo nauw betrokken is geweest bij het nationale vraagstuk. Hij kwam immers van de Balkan, waar zo vele volkeren werden onderdrukt. Op het congres van de Tweede Internationale in 1896 was Rakovski opnieuw de Bulgaarse afgevaardigde en hij benadrukte daar het belang van het nationale vraagstuk in het Oosten. Dat congres in Londen nam een zeer belangrijke resolutie aan over “het recht der naties op zelfbeschikking”. De resolutie, die ondermeer door Lenin en Luxemburg werd gesteund, luidde: “Het kongres verklaart dat het voor het volledige recht op zelfbeschikking van alle naties opkomt en met de arbeiders sympathiseert van elk land, dat heden ten dage
onder het juk van militair, nationaal of ander despotisme gebukt gaat; het roept de arbeiders van al deze landen op, zich in de
rijen van de klassebewuste arbeiders der gehele wereld te scharen, om samen met hen te strijden voor de overwinning op het internationale kapitalisme en voor het bereiken van de doelstellingen der internationale sociaaldemocratie.”
Rakovski zwierf van 1897 tot 1904 rond door de Balkan, in Petersburg en Parijs. In 1904 vestigde hij zich in Roemenië, waar zijn vader hem een landgoed had nagelaten. Rakovski werkte daar als arts en als jurist en tegelijkertijd leider van de socialistische beweging, die sterk werd beïnvloed door de Russische revolutie van 1905. Rakovski verleende steun aan de bemanning van van de Russische pantserkruiser Potemkin, die zich bij de revolutie had aangesloten. Hij was ook nauw betrokken bij de Roemeense boerenopstanden in 1907, wat hem opnieuw op ballingschap kwam te staan. In 1912 verzette Rakovski zich scherp tegen de oorlogen op de Balkan en tegen de annexatie van Bulgaars grondgebied door Roemenië.
In de Eerste Wereldoorlog was Rakovski financier en correspondent van het blad ‘Nashe Slove’, dat Trotski en Martov in Parijs uitgaven. Hij speelde ook een belangrijke rol bij de organisatie van de conferentie in Zimmerwald, waar linkse sociaaldemocraten van verschillende stromingen bijeenkwamen om zich te beramen op verzet tegen de oorlog en tegen de capitulatie van de leidingen van de sociaaldemocratie voor de oorlogvoerende imperialisten.
In 1918 werd Rakovski lid van de bolsjewistische partij. Lenin benoemde hem tot hoofd van de Voorlopige Oekraïense Regering. Dat was in die periode van revolutie, burgeroorlog en interventie-oorlogen een zeer belangrijke functie. Rakovski zag de Oekraïense revolutie op dat moment zelfs als “de beslissende factor in de wereldrevolutie”, door de plaats die dit grote gebied innam ten opzichte van de Balkan en van Duitsland.
In 1923 kwam Rakovsky op het twaalfde partijcongres van de bolsjewieken tegenover Stalin te staan in de discussie over de nationaliteitenpolitiek. Rakovski steunde de voorstellen van Lenin en Trotski, die zich ernstig zorgen maakten over het Groot-Russische chauvinisme in de Moskouse politiek ten opzichte van de vele andere nationaliteiten. Lenin kon door zijn ziekte niet op het congres aanwezig zijn. Stalin, die in april 1922 tot algemeen secretaris van de partij was benoemd en die ook nog commissaris van de nationaliteiten was, won de stemming op het congres en in de loop van het jaar werden Rakovski en zijn medestanders verwijderd van belangrijke posten in de Oekraïne.
Rakovski zette zijn politieke activiteiten voort in de voor de jonge Sovjet-Unie zo belangrijke functie van ambassadeur in Engeland. Later werd hij ambassadeur in Frankrijk.
Samen met Trotski werd Rakovski een van de belangrijkste leiders van de Linkse Oppositie, die de strijd aanging met de opkomende bureaucratie in de Sovjet-Unie. Rakovski was woordvoerder van die oppositie op het Vijftiende Partijcongres in december 1927. Dat congres gooide hem uit de partij. Op 3 januari 1928 besloot het Politbureau om Trotski naar Alma Ata te verbannen en Rakovski naar Astrachan. In januari 1929 werd Trotski uit de Sovjet-Unie verbannen.
Rakovski bleef actief gedurende zijn ballingschap. Maar in 1934 gaf hij, onder druk van de opkomst van het fascisme in Duitsland, formeel zijn verzet tegen de partij op, echter zonder zijn ideeën te herroepen. Trotski zag zich daardoor tot zijn grote spijt geroepen zijn persoonlijke en politieke relatie met Rakovski te verbreken. Trotski schreef in maart 1934: “In de jaren van zijn ballingschap was de oude vechter een symbool geworden, niet alleen voor de internationale linkse oppositie, maar ook voor brede lagen van de arbeidersklasse in het algemeen.” En een jaar later schreef hij in zijn dagboek: “Rakovski was bijkans mijn laatste contact met de oude revolutionaire generatie.” Rakovski werd in 1937 gearresteerd en waarschijnlijk op bevel van Stalin in 1941 vermoord.