Wim Bot
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog
Hoofdstuk 8
In verschillende vorige hoofdstukken werd reeds vermeld dat het MLL-Front uitbreiding van de oorlog tot Azië verwachtte en de koloniale bevrijdingsstrijd ondersteunde. In het eerste bezettingsjaar werd, gezien het oorlogsverloop begrijpelijk, niet bijzonder veel aandacht besteed aan dit vraagstuk door het MLL-Front; verwaarloosd werd het echter niet.
Zoals in hoofdstuk 4 naar voren kwam wees het MLL-Front de actievoerende studenten in november 1940 op de koloniale onderdrukking van Indonesië door Nederland.[1] De eerste maal dat uitvoerig werd ingegaan op de zaak was in ‘Het Kompas’ van januari 1941. Hierin werden de lezers opgeroepen tot solidariteit met de koloniale volkeren. De oorlog zou niet in het minst in de overheerste koloniale gebieden een verschuiving naar revolutionaire strijdmiddelen teweeg brengen, en het was de taak van de Nederlandse arbeidersbeweging de bevrijdingsbeweging dwars tegen de eigen burgerij in te ondersteunen. Volgens ‘Het Kompas’ was de verzwakking van Engeland gunstig voor de koloniale bevrijdingsstrijd. De vrees voor Japan werkte een verschuiving naar links echter tegen, maar in het geval van een oorlog tussen Japan en de VS zouden de kansen voor de onafhankelijkheidsstrijd in India en Indonesië groter dan ooit zijn.[2]
In het Bulletin van februari 1941 werden de consequenties van een oorlog tussen Japan en de VS besproken. De mogelijkheid daarvan had geleid tot speculaties over het Nederlands koloniaal bezit. Japan vormde een bedreiging voor het koloniaal bezit van de diverse imperialistische landen en van hun machtsposities in China; Lenins voorspelling dat na Versailles de internationale politiek zou worden beheerst door de tegenstelling tussen de rijke en de arme kapitalistische landen werd hierdoor bevestigd. Volgens het Bulletin leek het er op dat Japan zich wilde terugtrekken uit China en een compromis met Rusland wilde sluiten. Het neutraliteitsverdrag tussen Japan en de Sovjet-Unie dat daarna werd gesloten werd door het MLL-Front een ‘imperialistisch roversverdrag’ genoemd.[3]
De houding die het MLL-Front aannam ten aanzien van de ontwikkelingen in de koloniale wereld wordt verduidelijkt door het commentaar in ‘Spartacus’ op het offensief van Duitsland in Irak en de anti-Engelse staatsgreep aldaar; ‘Spartacus’ geloofde niet dat de nationalisten in de koloniale gebieden het Duitse imperialisme als bevrijder begroetten, maar dat men profijt wilde trekken van de oorlogsverhoudingen om het doel te bereiken. Herhaald werd dat het MLL-Front tegen elk imperialisme en koloniale onderdrukking was:
‘De tweede imperialistische wereldoorlog stelt zowel nieuwe massale strijd van het wereldproletariaat tegen het kapitalistische stelsel als de bevrijdingsstrijd der koloniale volkeren aan de orde.’[4]
In de zomer en de herfst van 1941 ging het MLL-Front een uitbarsting van de oorlog in Azië voor steeds waarschijnlijker houden. Naar aanleiding van een redevoering van Roosevelt op 27 mei, waarin deze de hulpverlening aan Engeland opschroefde en de noodtoestand in de VS proclameerde, stelde het MLL-Front dat de deelname van de VS en daarmee ook van Japan aan de oorlog elke dag een feit kon worden, hetgeen de duur van de oorlog opnieuw zou verlengen. Het aanhalen van de banden van Japan met Duitsland en Rusland had Japan meer vrijheid van handelen in zuidelijke richting gegeven, en de Verenigde Staten zagen dit met argusogen aan. Bovendien lag een ingrijpen van de VS in dit gebied in de binnenlandse politieke verhoudingen ook minder moeilijk dan een interventie in Europa.[5]
Meer uitgebreid kwam de mogelijke uitbreiding van de oorlog aan de orde in het Bulletin van half december 1941, in een artikel dat vlak voor de aanval op Pearl Harbour van 7 december geschreven moet zijn. De nieuwe uitbarsting in Oost-Azië werd nu voor zeker gehouden. De tegenstelling tussen Japan en de VS was al jaren lang van grote betekenis. Het grondstofarme Japan was bereid tot een oorlog om tot een herverdeling te komen, de bezitters voerden liever oorlog dan tot een overeenkomst te komen. Een oplossing op de valreep was niet geheel uitgesloten, maar de mogelijkheid van een oorlog was veel groter. De oorlog zou zich uitstrekken over alle koloniale gebieden van de Indische en de Stille Oceaan, en over Australië en Nieuw-Zeeland. Zonder twijfel zou Indonesië er in worden betrokken. Een onmiddellijke bescherming van Indonesië door de VS en Engeland zou daarvan het gevolg zijn, want ondanks de uitbreiding van de defensie in Indonesië was een afdoende verdediging onmogelijk.[6]
De vraag was wat dit alles betekende voor de koloniale bevrijdingsstrijd. Volgens het MLL-Front waren beloftes die waren gedaan aan de nationalisten, wanneer die trouw zouden blijven aan het moederland, niet te vertrouwen. De koloniale volkeren konden onmogelijk met minder volstaan dan het verwerven van de onafhankelijkheid, het breken van de politieke macht van de vreemde overheersers en het breken van elke vorm van koloniale heerschappij.[7]
Toen de oorlog met de aanval op Pearl Harbour werkelijkheid werd reageerde het MLL-Front met artikelen in het Bulletin en ‘Spartacus’ en met een manifest. ‘Wereldimperialisme brengt wereldoorlog’ en ‘totale wereldoorlog’ waren de algemene kwalificaties die daarin naar voren werden gebracht.[8]
Dat Japan zich in Azië presenteerde als bevrijder van de blanke overheersing strookte volgens het MLL-Front niet met de werkelijkheid. De verklaring ervoor was dat Japan op deze manier probeerde de hulp van de nationalisten in Azië te verwerven. In werkelijkheid voerde Japan al heel lang een imperialistische politiek, daartoe gedwongen doordat het als gevolg van de Eerste Wereldoorlog een ‘hongerige’ imperialist was geworden. Dat verklaarde ook de samenwerking met Duitsland, en niet de overeenkomsten in de reactionaire ideologie. Geconstateerd werd dat de Japanse politiek tot op zekere hoogte aansloeg bij de nationalistische beweging. Een fundamentele betekenis moest men daar echter niet aan toeschrijven, ook al bracht deze opstelling een aantal gevaren met zich mee:
‘Hoe sterker gebruik van de koloniale hulptroepen gemaakt wordt, in dezelfde mate groeien de kansen voor koloniale opstanden, die slechts op het breken van de koloniale overheersing gericht zullen zijn.’[9]
Het verzet in China toonde bovendien aan dat het succes van Japan op dit punt niet algemeen was.[10]
Volgens het MLL-Front was Pearl Harbour een ernstige slag voor de VS en Engeland. Japan had daardoor een wezenlijke voorsprong verworven, maar overdreef de draagwijdte van haar offensief. De potentiële mogelijkheden van de VS waren veel groter. In de VS zelf was door de aanval van Japan de positie van de imperialistische vleugel versterkt, doordat de isolationisten nu Roosevelt steunden. Bovendien had door de steun die de vakbonden gaven aan de regering ‘het arbeidersvraagstuk gedurende deze oorlog’ opgehouden te bestaan.[11] Een laatste algemene beoordeling die het vermelden waard is is dat het MLL-Front niet verwachtte dat de vrede tussen Japan en de Sovjet-Unie zou worden gehandhaafd; uitgewerkt werd dit idee verder niet.[12]
Het uitbreken van de nieuwe fase in de oorlog had de nodige gevolgen voor de politieke verhoudingen in bezet Nederland. Ten aanzien van het Nederlands koloniaal bezit bestond nu de toestand die door de burgerij steeds was gevreesd, constateerde ‘Spartacus’ van begin januari 1942. Uit het voorafgaande zal duidelijk zijn dat het MLL-Front vast bleef houden aan de oude leus van de Nederlandse revolutionaire beweging: ‘Indië los van Holland nu’. Het ging daarbij om een volledige zelfstandigheid, dus ook niet om een dominionachtige status binnen een groter rijksverband. De opstelling van de CPN op dit punt werd aangevallen. In een reactie op Wilhelminas belofte dat na de oorlog een conferentie zou worden gehouden om eventuele veranderingen te bespreken had de CPN gesteld dat volledige zelfstandigheid en volle democratische rechten voor Indonesië dringender dan ooit waren; pas dan zou een verdediging tegen de Japanse agressie mogelijk worden. Volgens het MLL-Front bewees dit dat de CPN in haar ‘tweede Volksfrontperiode’ opnieuw de oude leus liet vallen.[13] Dit was een juiste karakterisering van de gemenebestpolitiek van de CPN, die na maart 1942 vorm kreeg. Het Nederlandse en het Indonesische volk moesten samenwerken tegen het fascisme; voor Indonesië waren democratische rechten en ‘volle’ zelfstandigheid voorwaarden om deze strijd te kunnen voeren. Dit betekende niet dat de CPN zich uitsprak voor een volledige breuk tussen Nederland en Indonesië; gestreefd moest worden naar een vrijwillige samenwerking binnen een rijksverband. Dit leidde ertoe dat in een verklaring van 1 mei 1945 van een Indonesië-commissie van het verzet, mede ondertekend door ‘De Waarheid’, gepleit werd voor het zenden van vrijwilligers naar Indonesië en voor ‘de juiste houding in een eventueel uit te zenden militieleger’. In wezen hield de CPN tot juli 1948 vast aan de gemenebestpolitiek.[14] Het citaat in ‘Spartacus’ van half oktober 1941, afkomstig uit het CPN-blad ‘Het Signaal’, was echter minder duidelijk van strekking; er was hier nog geen sprake van een afgeronde gemenebestpolitiek.
In de opstelling van de NSB ten aanzien van Indonesië zag ‘Spartacus’ een nieuw bewijs van de karakterloosheid van Mussert, die in de jaren dertig de meest fanatieke verdediger van het Nederlandse imperialisme tegen Japan was geweest, maar nu de kant van Japan koos.[15]
Indien de arrestatiegolf van februari en maart 1942 geen einde had gemaakt aan het MLL-Front zou de organisatie zeer veel aandacht hebben besteed aan de ontwikkelingen in Azië. Het nummer van het Bulletin dat niet meer kon verschijnen was geheel gewijd aan de strijd in Azië. Aangekondigd werd bovendien dat het volgende nummer geheel zou worden gevuld met artikelen over Indonesië.[16]
Met de eis van volledige en onmiddellijke zelfstandigheid voor Indonesië nam het MLL-Front in het Nederlandse politieke krachtenveld een bijzondere positie in. De opstelling van het MLL-Front vloeide logisch voort uit haar weigering om de kant van de geallieerden te kiezen; volgens het MLL-Front was immers de wens van Engeland om haar koloniaal rijk te behouden één van de oorzaken van de oorlog, en koos de Nederlandse regering na de capitulatie de kant van Engeland mede om de heerschappij in Indonesië te handhaven. Daarom riep het de Indonesische bevolking dan ook niet op om uit naam van de koloniale overheerser tegen het Japanse imperialisme te strijden en had het zelfs enig begrip voor het feit dat de nationalisten uit tactische overwegingen gebruik maakten van het Japanse offensief om de eigen positie te versterken. Het oplaaien van het Indonesische nationalisme na de oorlog toonde aan dat het MLL-Front een juiste voorspelling gaf toen het schreef dat het inschakelen van de nationalisten als hulptroepen van Japan de onafhankelijkheidsbeweging zou stimuleren.
Benadrukt moet worden dat de ondubbelzinnige steun die groeperingen als het MLL-Front in Europa gedurende de hele oorlog en daarna gaven aan de koloniale bevrijdingsstrijd direct verbonden was met de karakterisering van de oorlog als imperialistisch. Onlangs heeft Ernest Mandel dit zeer duidelijk aangegeven:
‘Wanneer men, bijvoorbeeld, de oorlog van Groot-Brittannië tegen Duitsland beschouwt als een rechtvaardige oorlog, moet elke opstand van de Indiase massa’s tegen de overheersing van Groot-Brittannië tijdens die oorlog worden tegengegaan. De reden hiervoor is overduidelijk. Zelfs als men een Indiase opstand tegen Groot-Brittannië als even rechtvaardig zou beschouwen, zou men moeten erkennen dat de oorlog tussen Groot-Brittannië en Duitsland de “voornaamste oorlog” was, in de zin dat er meer krachten bij betrokken waren, dat deze oorlog uitgebreider was en, bij het hanteren van bijna elke redelijke standaard, “primair” was. Men zou dan twee rechtvaardige oorlogen hebben, met het probleem dat de rechtvaardige kant in de eerste oorlog de onrechtvaardige kant in de tweede was. Zodra men een dergelijke soort logische structuur vormt vloeit daaruit onvermijdelijk voort dat één van de twee “gerechtvaardigde” conflicten voorrang moet krijgen boven de andere, en in dit geval is het duidelijk welke de prioriteit zou moeten krijgen. Nogmaals, dit is geen abstract argument. De stalinistische wereldbeweging keurde gedurende de Tweede Wereldoorlog op consistente wijze alle opstanden van koloniale volkeren tegen hun “democratische” imperialistische meesters af... Het is een ijzeren logica; het is de vooronderstelling die er aan ten grondslag lag die fout was.’[17]
Nu moeten uitspraken over de ijzeren logica van bepaalde standpunten altijd met de nodige voorzichtigheid worden behandeld, maar in dit geval lijkt er niets tegen de argumentatie in te brengen. De verdere ontwikkeling in Nederland vormt in ieder geval een empirisch bewijs voor de stelling van Mandel. In de eerste plaats is er de CPN, met een dubbelzinnig standpunt over de Indonesische onafhankelijkheid tijdens en na de oorlog.[18] Maar ook de verdere evolutie van ‘De Vonk’ is van belang. Berendsen en Weeda schrijven het volgende:
‘Zoals “De Vonk” ten aanzien van Europa haar hoop in de eerste maanden vestigt op een revolutie van de massa tegen het fascisme, ziet zij hier ook de zelfbevrijding van het Indonesische volk als enige oplossing voor haar onderdrukking. Maar ook in deze kwestie verandert haar stellingname, zoals duidelijk wordt in het tweede werkprogramma (dec. ‘42):
“De nieuwe regering zal het zich tot een ereschuld rekenen, het Indonesische volk in zijn vrijheidsstrijd tegen de Japanse overweldiger te steunen.”
Hoewel er niet verder wordt ingegaan op de vorm van deze “steun” wordt wel degelijk, zoals in latere artikelen duidelijk gemaakt wordt, beseft dat een militaire nederlaag van het Japanse fascisme noodzakelijk is om een nieuwe “socialistische wereldorde” te kunnen vestigen. Pas wanneer Japan verslagen is ontstaat de mogelijkheid voor het creëren van een onafhankelijk en vrij Indonesië. Maar deze strijd mag niet gevoerd worden voor het herstel der oude koloniale verhoudingen; zij moet leiden tot zelfbestuur op korte termijn en volledige culturele autonomie.’[19]
De laatste vraag die hier wordt behandeld is welk politiek perspectief de koloniale bevrijdingsstrijd volgens het MLL-Front had. Het MLL-Front hoopte op een wisselwerking tussen arbeidersstrijd in het westen en de koloniale bevrijdingsbeweging. Als doeleinden van die beweging zag het zoals gezegd het verwerven van de onafhankelijkheid, het breken van de politieke macht van de vreemde overheerser en het vernietigen van elke vorm van koloniale heerschappij. Benadrukt werd dus het anti-imperialistische karakter van deze strijd. Op de vraag welke klasse(n) deze strijd zouden leiden en wat voor maatschappijvorm na de onafhankelijkheid in staat zou zijn de gestelde doeleinden te verwezenlijken liet het MLL-Front zich nauwelijks uit. In die zin kan men het MLL-Front op dit punt niet als trotskistisch karakteriseren. Trotski en diens aanhangers waren van mening dat het verwezenlijken van de anti-imperialistische doeleinden slechts mogelijk zou zijn door een socialistische revolutie, die geleid moest worden door de arbeidersklasse, in bondgenootschap met de boeren.[20] Sneevliet, die een belangrijke rol had gespeeld bij de opkomst van de arbeidersbeweging in Indonesië en China, oriënteerde zich op de opvattingen van de Derde Internationale in de eerste jaren van haar bestaan. Daarin stond het primair anti-imperialistische karakter van de bevrijdingsstrijd in de koloniale wereld centraal. Getracht moest worden de koloniale bevrijdingsstrijd te combineren met socialistische revoluties in de ontwikkelde kapitalistische wereld.[21]
_______________
[1] ‘De studenten en hun actie’, in: Bull., no.10, januari 1941, 11-13.
[2] ‘Solidariteit’, in: Het Kompas, no.3, januari 1941, 2-3.
[3] ‘De oorlog grijpt verder om zich heen’, in: Bull., no.12, eind februari 1941, 11-14; ‘Het nieuwe roversverdrag tegen China’, in: Sp., no.6, eind april 1941, 3-4; ‘Rusland in de Tweede Wereldoorlog...’, in: Bull., no.17, eind april 1941, 1-3.
[4] ‘Het Duitse offensief in Irak. Mobilisatie van de Mohammedaanse wereld’, in: Sp., no.8, eind mei 1941, 1-2, citaat: 2; zie voor deze gebeurtenissen de Jong, Het Koninkrijk, V, 8.
[5] ‘Gaan de Verenigde Staten in de oorlog?’, in: Sp., no.9, half juni 1941, 3; ‘Roosevelt en de oorlog’, in: Het Kompas, no.8, juni 1941, 3-4; ‘De internationale situatie na twee jaren oorlog’, in: Bull., no.23, derde week september 1941, 7-9; ‘De acht punten van Churchill en Roosevelt’, in: Bull., no.24, half oktober 1941, 5-9.
[6] ‘De koloniën en de imperialistische oorlog’, in: Bull., no.26, half december 1941, 11-13; zie voor de samenwerking tussen de VS en Engeland en het uitbreken van de oorlog in Azië de Jong, Het Koninkrijk, IV, 264-271, 807-813; V, 6-15, 86-93, 617-665.
[7] ‘De koloniën en de imperialistische oorlog’, in: Bull., no.26, half december 1941, 13.
[8] ‘De totale wereldoorlog’, in: Bull., no.27, eind december 1941, 1-14.
[9] Ibidem, 11.
[10] ‘Het imperialisme als bevrijder. De vloedgolf der Japanse successen’, in: Sp., no.23, begin februari 1942, 1-2. Herhaalde malen werd het Chinese verzet tegen de Japanse interventie genoemd in de bladen van het MLL-Front. Dit verzet werd volledig op het conto van Tsjang Kai-sjek geschreven. Over de rol van Mao’s boerenlegers schijnt het MLL-Front niets bekend te zijn geweest.
[11] ‘De totale wereldoorlog’, in: Bull., no.27, eind december 1941, 11-13; ‘Het imperialisme als bevrijder...’, in: Sp., no.23, begin februari 1942, 1-2.
[12] ‘Manifest van het Derde Front. De oorlog in het Verre Oosten en de Hollandse nazi’s’, in: Sp., no.22, begin januari 1942, 1-2; ‘De oorlogsbrand in het Verre Oosten’, ibidem, 2-3.
[13] ‘De nieuwe oude plunje’, in: Sp., no.17, half oktober 1941, 3-4.
[14] Voor de ontwikkeling van het standpunt van de CPN over Indonesië: ‘De val van Indonesië’, in: Het Signaal, maart 1942; ‘Indonesië-Nederland’, in: De Waarheid, 6-10-43; ‘Voor de bevrijding van Indonesië’, in: De Waarheid, 1-5-45. Deze artikelen zijn op genomen in de bundel De Waarheid in de oorlog (113-114; 195-197; 325). Secundaire literatuur: Coomans, Eenheidsvakcentrale, 221-225; de Jong, Het Koninkrijk, IX, 242-258 (opstelling regering in Londen), 1115; F. van Liempt, ‘Indonesië los van Holland’, in: De Waarheid, 23 april 1982, 4; Mol, Trotskistische beweging Nederland, 50-52; Morriën, Indonesië los van Holland, 93-170; inleiding H. Galesloot, 8. Legene, J. Morriën bij De Waarheid in de oorlog, 12-14.
Het is overigens zeer opmerkelijk dat Morriën in zijn boek nauwelijks ingaat op de Indonesiëpolitiek van de CPN tijdens het Stalin-Hitlerpact, met name in de periode van 10 mei 1940 tot 22 juni 1941. Morriën gaat ook niet in op de vraag of de koloniale politiek van de CPN na de inval in de Sovjet-Unie direct werd veranderd, zoals de algemene politiek van de CPN na 22 juni 1941 veranderde; daardoor geeft Morriën geen opheldering over de manier waarop de gemenebestpolitiek tot stand is gekomen. In feite is de titel van Morriëns boek onterecht; Morriën moet toegeven dat de CPN in de periode 1937-1948 de oude leus in wezen liet vallen, met uitzondering van de periode van het Stalin-Hitler-pact en mogelijk de eerste periode na de inval in de Sovjet-Unie. Het gaat hier om de beslissende fase in de Indonesische bevrijdingsstrijd!
[15] ‘Manifest van het Derde Front. De oorlog in het Verre Oosten en de Hollandse nazi’s’, in: Sp., no.22, begin januari 1942, 1-2; zie voor de NSB en Indonesië: de Jong, Het Koninkrijk, V, 221-223.
[16] Bull., no.28, eind februari 1942 (niet meer verschenen), in: IISG, archief van ’t Hart, no.12, MLL-Front.
[17] Mandel, Revolutionary Marxism Today, 166-167.
[18] Zie noot 14 van dit hoofdstuk.
[19] Berendsen/Weeda, Uit de vonk..., 97.
[20] Het meest uitgebreid werkte Trotski zijn standpunten in deze uit in ‘Die permanente Revolution’. Voor de opstelling van de Vierde Internationale tijdens de oorlog wat betreft de koloniale bevrijdingsstrijd: Les congrès... 1940-1946.
[21] Zie Tichelman, Sneevliet, 22-26, 31-57; Perthus, Sneevliet, 89-201, 220-299, 304-305, 310-312, 314-316, 322-323, 327-330.