Ontwikkeling
(in economische en sociale betekenis): toestand inzake industrialisering, infrastructuurwerken, scholing, e.d.

WET VAN DE ONGELIJKE ONTWIKKELING: in de kapitalistische landen vinden wij steeds hoogontwikkelde streken of naties naast onderontwikkelde. De reden hiervoor moet gezocht worden in het bestaan van ongelijke winstkansen, volgens de streek (-> winstvoet). Hierdoor vinden wij industriële concentraties naast streken zonder economische uitbouw.

ONTWIKKELINGSGEWESTEN, -LANDEN: verzachtende benaming voor gewesten of landen die onderontwikkeld zijn. (Voor de ontwikkelingsgewesten: -> onderontwikkeling.)

De onderontwikkeling van de ontwikkelingslanden is geen natuurlijke situatie, maar het bewust gevolg van het kapitalistisch optreden in die landen (-> imperialisme, kolonialisme). Dit optreden kan als volgt samengevat worden:
a) plundering van de rijkdommen der (ex)koloniale gebieden (vb. de Oost-Indische Compagnie exporteerde ± 600 miljoen goudflorijnen naar Nederland tussen 1650-1780; de gemiddelde opbrengst der Belgische maatschappijen was 9,4 % in 1952, maar 24,3 % voor de Belgische ondernemingen met activiteiten in Congo);
b) arbeidsverdeling op wereldvlak; hierin werden de onderontwikkelde gebieden de grondstoffenleveranciers voor de hooggeïndustrialiseerde landen, die een deel der afgewerkte producten aan hen verkopen. De prijzen der grondstoffen dalen (lage lonen e.d.); de afgewerkte producten daarentegen worden steeds duurder.
c) hierdoor wordt de economie der onderontwikkelde gebieden complementair gehouden t.o.v. de kapitalistische economie, m.a.w. om concurrentie te vermijden mogen zij slechts aanvullen wat in de hooggeïndustrialiseerde landen ontbreekt (-> monocultuur). De opbrengst der inlandse landbouw en industrie moet geëxporteerd worden. Op die wijze wordt de onderontwikkeling bestendigd, ondanks de

ONTWIKKELINGSHULP:

= steun die aan de onderontwikkelde gebieden gegeven wordt.

a) ontwikkelingshulp binnen de geïndustrialiseerde staten: de overheid tracht de achtergebleven gewesten te industrialiseren door allerlei voordelen te geven aan de private investeerders. De subsidies, belastingsvrijstellingen, goedkopere investeringskredieten, enz. willen de bedrijfsvestigingen in die streken bevorderen.

Vaststellingen: deze ontwikkelingshulp houdt geen enkele verplichting in; de bedrijven kunnen zich, ondanks de geboden voordelen, rustig elders vestigen (-> planeconomie, reconversie); de fantastische sommen die hieraan besteed worden (in België ± 100 miljard BF op 8 jaar), worden niet gebruikt voor de oprichting van staatsbedrijven (in Italië gebeurt dit wel).

b) ontwikkelingshulp van de geïndustrialiseerde landen aan de ontwikkelingslanden: de dreigende conflictsituatie tussen de arme en de rijke landen, na de dekolonisatie, was aanleiding tot het ontstaan van de ontwikkelingshulp. Theoretisch bedoelt men hiermee de flinke, onbaatzuchtige steun, die de geïndustrialiseerde zouden geven voor de economische uitbouw van de Derde Wereld (= landen die niet tot het kapitalistische of communistisch blok behoren).

Vaststellingen: deze hulp is minimaal (voorgesteld werd 1 % van het Bruto Nationaal Product hieraan te besteden, België geeft 0,5 %! Brazilië ontvangt minder ontwikkelingshulp dan in de VSA uitgegeven wordt aan de verpakking van schoonheidsproducten!); de ontwikkelingshulp brengt de ‘steunende’ landen meer op dan ze geven (in dezelfde tijdsspanne exporteerde Brazilië viermaal meer winsten dan de ontvangen ontwikkelingshulp!); de kapitalistische en communistische landen verbinden politieke voorwaarden aan hun steun.

De groeiende kloof tussen rijke en arme landen wordt het belangrijkste economisch en politiek probleem op wereldvlak.

MWBEL