Obligatie
(lett. : verplichting)

= een soort betalingsbelofte (promesse). Het bewijs verplicht de uitgever van de obligaties aan de bezitter geregeld (meestal om het jaar) een bepaald bedrag uit te betalen (= obligatierente). Deze knipt hiervoor een coupon af en geeft deze aan de uitbetaler van de rente. De verplichting duurt tot op het tijdstip waarop de obligatie of belofte vervalt. Dan garandeert de uitgever de volledige terugbetaling van het nominale bedrag dat op de obligatie vermeld staat.

Betekenis: de obligatielening werkt zoals een gewone lening. De (openbare of private) ondernemer heeft als enige verplichting, de uitbetaling van de rentebedragen en van de nominale waarde te waarborgen. De obligatie geeft aan de bezitter geen enkel recht op rechtstreekse verantwoordelijkheid of inmenging in de ontlenende firma. Onrechtstreeks kan natuurlijk wel druk worden uitgeoefend (vb. door de banken die de obligatieleningen onderschrijven). Daarom wordt deze vorm van schuld maken door de kapitalisten verkozen boven de uitgifte van aandelen. Staatssubsidies aan ondernemingen gebeuren trouwens ook steeds onder vorm van obligaties: hierdoor verwerft de staat geen rechtstreekse medezeggenschap in het geholpen bedrijf.

Anderzijds verkiezen beleggers en kleine spaarders vaak obligaties boven aandelen. Bij de obligaties zijn er minder financiële risico’s: de rente moet uitbetaald worden tegen de overeengekomen rentevoet; de nominale waarde moet volledig vergoed worden – onverschillig of er winst of verlies geboekt wordt. Bij aandelen zijn er wel financiële risico’s: zelfs indien de firma winst boekt, moet er niet noodzakelijk een dividend uitgekeerd worden; het dividend is geen vast bedrag, en de waarde van het aandeel hangt af van de koers.

(-> aandeel, beurs, lening, speculatie).

MWBEL