Materialisme
(materie = het stoffelijke; tegengestelde = idealisme)

= filosofie die vertrekt van het primaat van het stoffelijke t.o.v. het geestelijke. Basisprincipe: de stof (-de materie-) is de enige objectieve realiteit, die buiten en onafhankelijk van het menselijk bewustzijn bestaat. De materie is het primaire, het bepalende; het bewustzijn is het secundaire, het afgeleide. De waarnemingen, voorstellingen, begrippen, enz. zijn slechts min of meer getrouwe afbeeldingen, weergaven van de werkelijkheid.
- dialectisch materialisme: huldigt de dialectische wetten in tegenstelling met het mechanistische materialisme; (term zou niet van K. Marx zijn, maar van zijn tijdgenoot Joseph Dietzgen, 1828-1888)
- historisch materialisme: dialectisch materialisme als methode om de geschiedenis en de maatschappij te bestuderen. Het is de wetenschap van de algemene, fundamentele structuur- en ontwikkelingswetten van de maatschappij als geheel. Daarbij worden de stoffelijke maatschappelijke verhoudingen als primair voorgesteld. Vooraleer de mensen zich kunnen bezighouden met politiek, godsdienst, cultuur, filosofie, enz. moeten zij eten, drinken, zich kleden en wonen. Daardoor is het stoffelijk productie- en reproductieproces (nl. het voortbrengen van levensnoodwendige goederen) de basis van het maatschappijleven. De andere vloeien eruit voort. Het maatschappelijk zijn bepaalt het maatschappelijk bewustzijn.

K. Marx bestudeerde de sociale werkelijkheid als historicus – zijn studie is genetisch – en als materialist in de mate dat hij meende dat de rol van de infrastructuur (de onderbouw) in het historisch gebeuren van zeer groot belang is, terwijl men vroeger praktisch alleen aan de superstructuur (de bovenbouw) belang hechtte.

Hij houdt ook rekening met de invloed van de superstructuur op de infrastructuur in de maatschappelijke totaliteit. Daarom kunnen wij Marx’ werk dialectisch materialistisch noemen.

Het is nochtans gebruikelijk de term dialectisch materialisme alleen te gebruiken wanneer men de natuurverschijnselen gaat bestuderen met de methodes van het historisch materialisme. De term diamat – afkorting voor dialectisch materialisme – wordt door veel marxisten geschuwd omwille van het misbruik ervan in de Stalin-periode.

Wij mogen gerust stellen dat het materialisme van Marx en de marxisten best wordt gedefinieerd als historisch en dialectisch:

- het is dialectisch omdat het inzonderheid de menselijke wereld – de sociale verhoudingen – beschouwt als een totaliteit, waarin de fenomenen op elkaar inwerken op een manier die noch lineair noch op voorhand strak te bepalen is. Het marxisme legt de nadruk op de complexiteit van de situaties, maar ook op een structurering die het mogelijk maakt de tegenstellingen op te sporen en de belangrijkste van de minder belangrijke te onderscheiden. Zo komt het voor dat de productiekrachten de productieverhoudingen beïnvloeden en dat deze laatste de culturele en ideologische activiteiten beïnvloeden, maar ook in omgekeerde richting: culturele en ideologische activiteiten beïnvloeden de productieverhoudingen en deze de productiekrachten. De eerste reeks beïnvloedingen zijn echter belangrijker, en werden door sommige marxisten misschien overdreven als reactie tegen de heersende spiritualistische tendensen (economisme).
- het materialisme is historisch (genetisch) omdat het de fenomenen bestudeert in hun evolutie. Het verleden is de sleutel van het heden; het heden kan in zijn betekenisvolle structuur slechts begrepen worden en vooral verklaard worden wanneer de geschiedenis van dat heden – het verleden dus – begrepen wordt. Anderzijds is het heden de sleutel voor het begrijpen en verklaren van het verleden (bepaalde aspecten van een periode worden slechts door de latere evolutie betekenisvol).

In marxistisch perspectief omvat de geschiedenis verleden, heden en toekomst.

MWBJD en EL