Lening

Een onderneming of een overheid verschaft zich het nodige kapitaal door beroep te doen op buitenstaanders, die de nodige fondsen voorschieten. Het totaal der af te betalen leningen vormt de schuld, resp. de openbare schuld.

De staat doet voor zijn leningen beroep ofwel op de banken (die ze dan geheel of gedeeltelijk aan hun cliënten doorgeven) ofwel op het publiek. In het laatste geval zullen de banken naargelang van de gunstige of ongunstige voorwaarden toch een groter of kleiner deel van de lening voor hun rekening nemen. Eventueel wordt een beroep gedaan op parastatale instellingen die fondsen beheren.

De leningen op korte termijn gebeuren onder vorm van schatkistbons of -certificaten. Deze op lange termijn gebeuren met obligaties, voorzien van afscheurbare coupons die op bepaalde vervaldata recht geven op een vastgestelde interest.

GEFORCEERDE LENINGEN worden door de staat opgelegd: iedereen wordt, volgens zijn inkomen en bezit, verplicht een deel van de lening te onderschrijven. Een variante hierop is de consolidatie, nl. de staat betaalt zijn schuldeisers met rentetitels (vb. de oorlogsschade werd op die wijze vergoed).

(zie ook: krediet)

MWBEL