Kolonialisme

= politiek aspect van het imperialisme.

De onderontwikkelde gebieden – waar de grondstoffen en de afzetgebieden voor de geïndustrialiseerde landen gevonden werden – waren ook politiek afhankelijk van het moederland. Regering, leger, administratie en onderwijs berustten volledig in handen van de koloniserende mogendheid. De bedoeling was dus de economische belangen van de imperialisten ook op politiek vlak te vrijwaren en te verdedigen.

NEOKOLONIALISME = een poging om het kolonialisme te verzoenen met de principes van democratie en nationalisme die ook in de gewezen kolonies langzaam doordrongen. Daarom nam men bv. enkele inlanders op in het bestuur van het land en streefde men naar uitgebreider onderwijs.

De bedoeling van het moederland blijft de handhaving van zijn gezag, na de politieke “onafhankelijkheidsverklaring” van de kolonie. Het oefent dit gezag indirect uit, nl. door middel van een zwakke inlandse regering, een “trouwe” bourgeoisie (- dankzij fantastische financiële voordelen, hoge posten met schijnmacht, corruptie, ... -) en een nationaal leger geleid door “technische raadgevers”.

DEKOLONISATIE = bevrijdingsproces van de kolonies, die zich (tenminste op politiek vlak) willen losmaken van het vroegere moederland. De drijfveren zijn:
- politiek: nationalisme – het zelfbeschikkingsrecht van elk volk;
- economisch: zelf beheren van de eigen rijkdommen.

In de meeste kolonies ging de dekolonisatie gepaard met vele crises:
- gewapende strijd (terrorisme en guerrillastrijd tegen de koloniale mogendheid die niet wil wijken);
- het ontbreken van kaders die de kolonisatoren kunnen vervangen, leidt in een aantal gevallen tot vergaande toegevingen en nieuwe moeilijkheden;
- de strijd tussen volkeren (stammen) die door de koloniale mogendheid kunstmatig gegroepeerd werden en door een sterke legermacht onder bedwang gehouden werden, brandt thans los;
- het ontbreken van een inlandse industrie (zie: imperialisme) leidt tot massale werkloosheid en sociale conflicten.

MWBEL