Democratie
(lett. heerschappij van het volk) = regime waarin (theoretisch of werkelijk) de macht uitgaat van het volk.

POLITIEKE DEMOCRATIE: het volk beslist over de organisatie van de gemeenschap (bepaalt de rechten en plichten van ieder individu, kiest zijn afgevaardigden, enz.). In de loop van de geschiedenis en naargelang van de streken, heeft men aan het volk nochtans verschillende interpretaties gekoppeld, o.a.
♦ primitieve opvatting: alle mannen, in raad bijeengekomen, beslissen over alles wat de gemeenschap en de enkeling in zijn gemeenschapsbetrekkingen aangaat (Het principe “het volk” wordt hier reeds verminkt: niet hét volk, maar de mannen regeren!);
♦ Griekse opvatting: slechts de burgers komen in volksvergadering bijeen (met uitsluiting van de vrouwen, slaven en vreemdelingen);
♦ moderne opvatting: behalve in enkele uitzonderlijke gevallen waar het volk nog samenkomt of regelmatig geconsulteerd wordt (zoals in enkele Zwitserse kantons), duidt het thans praktisch overal zijn politieke vertegenwoordigers aan. Deze worden voor een bepaalde tijd gemandateerd (naar een Parlement, provincie- of gemeenteraad) en moeten in principe op geregelde tijdstippen rekenschap geven over hun activiteit. In werkelijkheid wordt dit democratisch systeem verminkt.

Enkele redenen:
. de kiessystemen garanderen nergens een volledig democratische keuze van de vertegenwoordigers;
.. de houding van de politieke partij is overal doorslaggevend, niet deze van de afgevaardigde;
... politiek wordt een beroep (de belangen van de bevolking kunnen bijkomstig worden !);
.... de bevolking krijgt zeer onvolledige informatie over de achtergronden van de politieke beslissingen, enz.

M.a.w. het Parlement (de provincie- en gemeenteraden) en de gekozenen genieten een zekere onafhankelijkheid t.o.v. hun kiezers. Bovendien controleren deze politieke organen slechts gedeeltelijk het leven van de gemeenschap. Hun macht is bvb. op economisch gebied gering. Zij wordt beperkt door de industriële en financiële grootmachten, meer nog: deze laatste bepalen de hoofdlijnen van de politiek.

Wij menen dan ook dat de parlementaire democratie eerder een schijndemocratie is, zolang zij over geen werkelijke economische macht beschikt.

ECONOMISCHE DEMOCRATIE: medezeggenschap van allen die bij het productieproces betrokken zijn. Hieronder verstaan wij
- volledige informatie over de huidige toestand en de verwachtingen;
- medebeslissingsrecht over de economische voorrangseisen (investeringen, uitbreidingen en sluitingen van bedrijven, keuze der productiemiddelen en der te produceren goederen, enz.);
- controlerecht in alle stadia;
- organisatie van de arbeid (tewerkstelling, arbeidsvoorwaarden; soms noemt men deze “sociale democratie”).

Dergelijke democratie kan onmogelijk in de kapitalistische maatschappij georganiseerd worden. Ze vereist immers de ontmanteling der holdings, de sociale organisatie van de economie, de socialisatie van de productie, enz.

Een voorbeeld van beginnende economische democratie vinden wij in Joegoslavië (de raden). De recente ontwikkeling in de andere communistische landen wijst in dezelfde richting.

VOLKSDEMOCRATIE: is (zoals de dictatuur van het proletariaat) een overgangsperiode van kapitalistische democratie naar socialistische democratie. Zij kent meerdere politieke partijen, die echter alle samengesloten zijn in een nationaal front en bij verkiezingen een eenheidslijst indienen.

DEMOCRATISERING = aan een maatschappij of instelling een (meer)democratisch karakter geven, d.w.z. openstellen voor alle bevolkingslagen – o.a. door opheffing van asociale toegangsbarrières.

Vb. democratisering van het onderwijs = alle takken van het onderwijs werkelijk toegankelijk maken voor alle lagen en klassen van de bevolking. Hiervoor zijn enkele maatregelen absoluut vereist: studieloon, verplicht schoolbezoek onder de 6 jaar, verlenging van de schoolplicht, nieuwe onderwijsstof en -methodes, aangepaste schoolstructuren.

DEMOCRATISCH CENTRALISME = vorm van democratie binnen de communistische partijen. De democratische principes worden geëerbiedigd, maar het belang van het centraal apparaat blijft dominerend. (Gaf aanleiding tot misbruik door de zgn. apparatsjiks = de personen die het partijapparaat voor zichzelf benutten, niet voor de verwezenlijking van het communisme).

MWBEL