Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Kerenski vocht verbeten tegen het dreigende bolsjewistische gevaar. Hoewel hij wist dat het uitschrijven van algemene verkiezingen in oorlogstijd een hachelijke onderneming is, bepaalde hij dat er van 25 tot 27 november 1917 verkiezingen voor een Nationale Vergadering zouden worden gehouden.
De Doema was nooit populair geweest; om de sovjets schaakmat te zetten, moest ze worden vervangen door een grondwetgevende vergadering, die het resultaat zou zijn van vrije verkiezingen. Dat was een eis die in de loop van het voorbije halfjaar zelfs door de bolsjewieken – zij het dan ook met louter demagogische bedoelingen – steeds weer ter sprake was gebracht. Tot aan de verkiezing van deze grondwetgevende Nationale Vergadering, moest haar taak worden waargenomen door een ‘Voorparlement’, Als ‘Voorparlement’ van dit ‘Voorparlement’ riep Kerenski een ‘Democratische Conferentie’ bijeen, waarop 308 afgevaardigden werden uitgenodigd: 120 sociaal-revolutionairen, 60 mensjewieken en 128 vertegenwoordigers van de vakverenigingen en landbouwexecutieven, inclusief bolsjewieken. Trotski gaf de raad deze ‘Conferentie’ te boycotten, maar eerst wilde hij deze instelling ‘ontmaskeren’. Hij hield een schitterend voorbereide rede, die een van zijn indrukwekkendste toespraken blijft. Twee mensjewieken, Soechanov en Tsjernov, schreven daarover later: ‘Het is zonder enige twijfel een van de schitterendste toespraken van deze verbazende redenaar ... Het publiek in het Alexandrinski-theater was als het ware geëlektriseerd toen de naam Trotski werd uitgesproken. Hij sprak rustig en eenvoudig, zonder retoriek ... zonder pose, zonder enige kunstgreep. Soms onderhield hij zich met zijn toehoorders, dan weer deed hij enkele passen naar het publiek of steunde met de elleboog op zijn lessenaar. Hier was niets te bespeuren van de snijdende metaalklank van zijn stem en van de vlijmscherpe manier van formuleren die voor Trotski zo karakteristiek is ...[73]
Toen Trotski eiste dat de Rode Garden zouden worden bewapend en toen de mensjewieken hem toeriepen: ‘Waarom? Waarom?’, antwoordde hij: Tegen een nieuwe en machtiger Kornilov-beweging, en in de tweede plaats, als de revolutionaire democratie een echte dictatuur vestigt en als de nieuwe regering een eerlijk vredesvoorstel doet en dit voorstel zou worden afgewezen, in dat geval, zou ik in naam van onze Partij willen zeggen ... zullen de gewapende arbeiders van Petrograd en van heel Rusland het land van de revolutie tegen de troepen van het imperialisme verdedigen met een heldenmoed die in heel de Russische geschiedenis haar gelijke niet vindt.
Ook in deze woorden is de gedachte aan de dood voor het vaderland onmiskenbaar aanwezig. Dat was erg betekenisvol als we denken aan de dreigende opmars van de Duitsers, die klaarblijkelijk van Riga naar Petrograd wilden doorstoten. Nog geen drie maanden later zou Trotski naar aanleiding van de vredesonderhandelingen in Brest-Litovsk dezelfde mening verkondigen, zonder ze in praktijk te kunnen brengen. Pas in de Burgeroorlog, tijdens de slag om Karzan, leidde de ‘levée en masse’ van het proletariaat tot de overwinning; het speelde daarin dezelfde rol als in 1792 het door Danton opgeroepen burgerleger van Frankrijk in de kanonnade van Valmy.
Aan het hoofd van de bolsjewistische delegaties verliet Trotski de zaal. Maar zelfs daarna kon de meerderheid niet tot overeenstemming komen. In Finland volgde Lenin de gebeurtenissen met ongeduld. Wanneer we achteraf zijn politieke analyses lezen, lijken het wel meditaties van een ‘stamtafelpoliticus’: ‘De internationale toestand is voor ons juist nu aan de vooravond van een afzonderlijke vrede tussen de Engelsen en de Duitsers gunstig. Als we nu de volkeren voorstellen vrede te sluiten, hebben wij het spel gewonnen. We moeten de macht in Petrograd en in Moskou onmiddellijk in handen nemen ...’
Niet minder naïef dan deze nauwelijks te begrijpen verkeerde beoordeling van de mogelijkheid van een vredesverdrag tussen Engeland en Duitsland, waren zijn vijf stellingen voor een succesvolle opstand. Trotski moet ze gekend hebben; ernaar gehandeld heeft hij niet.
Het is niet bekend of hij behoorde tot de leden van het bolsjewistische Centraal Comité die ertegen waren dat Lenin zijn schuilplaats in Finland zou verlaten; die mogelijkheid is niet uit te sluiten. Op zichzelf beschouwd was het een wel erg merkwaardige gang van zaken, en de door Sjoeb overgenomen voorstelling ervan overtuigt niet: ‘Vol ongeduld reisde Lenin naar Viborg (in die tijd Fins grondgebied), met de bedoeling naar Petrograd terug te keren. Schotman trof Lenin aan in het huis van de Finse schrijver Latukk. Zijn eerste vraag was of het juist was dat het Centraal Comité zijn veto uitgesproken had tegen zijn terugkeer naar de hoofdstad. Toen Schotman hem uitlegde dat het Centraal Comité zijn veiligheid op het oog had, eiste Lenin een schriftelijke bevestiging. Schotman nam een blad papier en schreef: ‘Ik, ondergetekende, bevestig hierbij dat het Centraal Comité van de Russische Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (bolsjewistische partij) beslist heeft dat het V.I. Lenin tot nader order verboden is naar de stad Petrograd te komen.’
Nadat Trotski voorzitter was geworden van het presidium van de Sovjet in Petrograd, en het bevel had gekregen over de Rode Garde die van dag tot dag sterker werd, zou het gevaar dat Lenin in de hoofdstad had gelopen, niet meer zo groot zijn geweest; men had lijfwachten voor hem kunnen vinden, evenals voldoende illegale verblijfplaatsen. Aangezien Trotski’s toespraken aan felheid niets te wensen overlieten, liep hij niet minder gevaar dan Lenin. Er is meer reden om aan te nemen dat men Lenin niet wilde zien. In de ogen van vele partijgenoten was hij nog altijd verdacht, en met zijn naïeve bespiegelingen over de Burgeroorlog werkte hij – zoals reeds in 1905 het geval was geweest – menig partijlid op de zenuwen. Pas op 22 oktober kwam hij uit Viborg in Petrograd aan. Intussen had Trotski met de hulp van een Militair Revolutionair Comité een kerngroep gevormd; het doel van zijn plannen ontging Kerenski, de geallieerde ambassadeurs en de buitenlandse militaire missies volkomen; de mensjewieken, sociaal-revolutionairen en de kadetten[74] begrepen er zo mogelijk nog minder van. Uit het voornemen van de regering de revolutionaire regimenten uit de hoofdstad weg te trekken onder het voorwendsel dat ze de spoedig te verwachten opmars van de Duitsers moesten tegenhouden, meende Trotski te mogen afleiden dat de regering bereid was Petrograd in de handen van de vijand te laten vallen. Vol verontwaardiging riep hij uit: Als de Voorlopige Regering niet in staat is Petrograd te verdedigen, moet ze ofwel vrede sluiten ofwel plaats maken voor een andere regering. De overplaatsing van de zetel van de regering naar Moskou komt neer op het opgeven van een strategische positie die van kapitaal belang is. Om dat te verhinderen, beweerde hij, moest het volk worden bewapend, en als voorzitter van de Petrograder Sovjet bewapende hij alvast zijn Rode Garde - wegens het gevaar dat van Duitse zijde dreigde, was dat een bijna ‘legaal’ te noemen initiatief. Ook het afvoeren van revolutionaire legereenheden verhinderde hij door zich solidair te tonen met de soldatensovjet en hem op de hoogte te brengen van de ‘duistere plannen van de regering’. Maar in de Petrograder Sovjet zetelden ook nog mensjewieken en sociaal-revolutionairen, en die stelden hem op 31 oktober (18) oktober erg pijnlijke vragen over de geruchten dat de bolsjewieken een opstand aan het voorbereiden waren; ze vroegen ook waarom hij wapens liet uitdelen aan de Rode Garde. Zijn antwoord was een meesterlijk staaltje van diplomatie: De besluiten van de Petrograder Sovjet worden gepubliceerd zodat iedereen er kennis kan van nemen. De sovjet is een instelling waarvan de leden zijn gekozen; iedere afgevaardigde is rekenschap schuldig aan de arbeiders en soldaten die hem gekozen hebben. Dit revolutionaire parlement ... kan geen beslissingen treffen die voor de arbeiders geheim worden gehouden. Wij hebben niets te verbergen. Ik verklaar in naam van de sovjet: wij hebben geen besluit genomen aangaande enige gewapende actie.[75] Dat was nog juist ook: niet de afgevaardigden in de sovjet hadden de beslissing genomen een opstand uit te lokken; die beslissing was een week tevoren al genomen door twaalf van de 21 leden van het bolsjewistische Centraal Comité, die op 23 (10) oktober op Lenins verzoek in een huis in de Karpovkastraat nr. 32 op een tien uren durende vergadering bijeen waren geweest. Op zijn aandringen hadden ze besloten de opstand te wagen. (Een protocol werd er van die vergadering niet opgemaakt; er bleven wel enkele notities bewaard, waaruit echter niet blijkt wat de houding van Trotski is geweest.) De proclamatie die in aansluiting op die vergadering door Lenin werd gepubliceerd, behoeft geen commentaar: ‘Het CC stelt vast dat zowel de internationale toestand waarin de Russische revolutie zich bevindt (oproer bij de Duitse vloot, een overduidelijk bewijs dat de wereldrevolutie in heel Europa aan het rijpen is; de bedreigingen van de imperialistische wereld, die zich de worging van de revolutie in Rusland tot doel stelt) als de militaire situatie (het onmiskenbare voornemen van de Russische bourgeoisie en van Kerenski en co om Petrograd aan de Duitsers over te leveren) en de verovering van de meerderheid in de raden door de proletarische Partij ... de gewapende opstand aan de orde brengen.
Het CC stelt vast dat de gewapende opstand onvermijdelijk is en dat de tijd er rijp voor is, en het doet een oproep tot alle partijorganisaties om zich dienovereenkomstig te gedragen en met dat doel voor ogen alle praktische problemen te bespreken en beslissingen te treffen ...’[76]
Natuurlijk was ook de regering op de hoogte van deze proclamatie, die een mengsel van fantasie en demagogie was en in geen enkel opzicht meer leek op een ernstige poging om de situatie te analyseren.
Bovendien hadden twee deelnemers aan deze vergadering, Kamenev en Zinovjev, die van mening waren dat het te vroeg was voor een opstand, hun bezwaren in de pers bekendgemaakt. In Gorki’s krant Novaja Sjisn, hadden ze zich tegen Lenins plannen verzet.
Vermomd als ‘evangelisch predikant’, compleet met pruik, bril en baard, had Lenin zelf Petrograd na de vergadering onmiddellijk verlaten. Hij kreeg het waarschuwende krantenartikel van Kamenev en Zinovjev pas onder ogen in zijn illegale schuilplaats aan de andere kant van de Finse grens: ‘De krachten van de proletarische Partij zijn weliswaar zeer aanzienlijk, maar de grote vraag is of de stemming onder de arbeiders en soldaten in de hoofdstad inderdaad van die aard is dat zij zelf alleen nog redding zien in een straatrevolutie en dat zij de straten zouden bezetten. Neen, een dergelijke stemming heerst er niet ...’[77]
De twee revolutionairen hadden gelijk: het was niet te verwachten dat het tot een revolutie met barricaden en wapperende vlaggen zou komen. Daarin zagen de arbeiders geen heil, evenmin als hun vrouwen, die toch al urenlang moesten aanschuiven om aan brood te geraken. Een open strijd op straat zou de voedselsituatie alleen maar nog kritieker maken, dat hadden ze uit ervaring geleerd. Maar dat wilde Trotski ook niet; hij beschouwde het echter als verkeerd deze twee partijgenoten in zijn kaarten te laten kijken.
Kerenski was allesbehalve gerustgesteld door Trotski’s verklaringen in de Sovjet; hij zal tenminste wel vermoed hebben wat de plannen waren van zijn welsprekende en organisatorisch hoogbegaafde tegenspeler en dat het bewapenen van de Rode Garde niet gebeurde met het oog op de verdediging maar op de verovering van de hoofdstad. Met het doel een bolsjewistische opstand te voorkomen trof Kerenski maatregelen die juist tot de overwinning van de bolsjewieken zouden bijdragen.
Reeds op 29 (16) oktober hadden de regimenten waarvan de garnizoenszetel zich in Petrograd bevond, onder invloed van Trotski laten weten dat ze geen gehoor meer zouden geven aan de marsbevelen van Kerenski; ze wilden in de hoofdstad blijven om haar ‘tot de laatste druppel bloed’ te verdedigen tegen vijanden binnen en buiten haar muren. Later heeft Trotski verklaard dat het alleen al daardoor op voorhand vaststond dat de opstand van 7 november voor de bolsjewieken een succes zou worden. Op dezelfde dag had hij als voorzitter van de Petrograder Sovjet ook zijn handtekening geplaatst onder een bevel om 5000 geweren te overhandigen aan de Rode Garde; het bevel werd zonder enig protest uitgevoerd.
De wapens werden onmiddellijk uitgedeeld. Waarschijnlijk stond op dat moment ook het operatieplan al vast. Lenin, met wie Trotski begin november nog een ontmoeting had, scheen gerustgesteld, hoewel Trotski’s revolutionaire tactiek tot dan toe in geen enkel marxistisch leerboek en in geen enkel historisch werk over de revolutie te vinden was, en hoewel er daarom ondanks alles een licht wantrouwen bleef bestaan. Op 4 november nam Trotski in de Narodnikerk de Rode Garden een eed af: ‘Om mij heen ...’, zo beschrijft onze ... ooggetuige het gebeuren, ‘heerste een stemming die aan extase grensde.’ Trotski verzocht de menigte de eed die hij zou uitspreken, te herhalen. ‘Een onoverzienbare menigte houdt de hand omhoog. Trotski prentte haar die woorden in: Dan weze deze stemming uw eed, dat gij met al uw kracht en offerbereidheid uw steun zult geven aan de Sovjet, die de grote opdracht op zich heeft genomen de revolutie tot een zegevierend einde te brengen, en u grond, brood en vrede te brengen. De ontelbare menigte steekt als één man de hand op. Ze is bereid, ze zweert ...’[78] Geen opstand, geen putsch, geen bolsjewistische staatsgreep. Alleen de revolutie moest ‘beschermd’ worden, zodat ze aan de boeren-soldaten grond en aan de mensen brood en vooral vrede zou kunnen brengen. Niemand zou op die avond en in die zaal nog hebben durven beweren dat hij, Trotski, bereid was erop los te gaan. De Rode Garden werden alleen bewapend om de ‘verworvenheden van de revolutie’ te verdedigen. Met dat doel stonden ze, samen met de garnizoenstroepen, geweer aan de voet, oog in oog met de regering, die alleen enkele aspirant-officieren en buiten de stad gelegerde eenheden achter zich had.
Wie in dit politieke pokerspel het eerst zijn koelbloedigheid verloor en het eerste schot loste, had – dat wist Trotski – het volk tegen zich: dat hadden de gebeurtenissen van juli bewezen. Toch was hij zeker van zijn stuk: alle garnizoenen zouden alleen op zijn bevel oprukken – alle, op een na: het garnizoen van de Peter-en-Paulvesting, dat opnieuw was gaan twijfelen. Hij nam snel een besluit, reed in de namiddag van de 5de november met een vrachtwagen het vijandelijke kamp binnen en sprak de soldaten toe. Ze hadden hem gemakkelijk gevangen kunnen nemen en hem aan zijn doodsvijand Kerenski uitleveren (zoals de Kozakken van generaal Kornilov hun bevelhebber gevangen hadden genomen), maar aan het einde van zijn toespraak legden ook zij de eed van trouw aan de Sovjet af.
’s Avonds gaf minister-president Kerenski het bevel in de vroege morgenuren van de volgende dag de redactie en de drukkerij van de krant Rabotsje Poet (Arbeidersweg) – het blad dat de in juli verboden Pravda verving – te bezetten, de drukplaten van het nummer dat die dag zou verschijnen, te vernietigen, de reeds gedrukte exemplaren te verbranden, alle documenten in beslag te nemen en de kantoren te verzegelen. De volgende morgen rond halfzes deden soldaten die van buiten de stad waren aangevoerd, onder leiding van een officier, een inval; ze deden wat hun was bevolen, zonder te vermoeden dat ze daarmee Trotski in de kaart speelden.
Om te beletten dat het nieuws van de inval voortijdig bekend zou worden, kregen de arbeiders en zetters die in het gebouw werkten, het verbod het huis te verlaten.
Veiligheidshalve had men ook de telefoonverbindingen verbroken met het Smolny Instituut, waar Trotski zich had geïnstalleerd. Een van de arbeidsters wist echter toch te ontsnappen en de weg te vinden naar het hoofdkwartier van de Rode Garde, waar ze verslag uitbracht. Trotski nam onmiddellijk zijn maatregelen. Aangezien de telefoonverbindingen niet functioneerden, bracht een koeriersdienst op motorfietsen de verbinding met de kazernen en fabrieken tot stand en gaf het bericht door dat alarmfase 1 was ingetreden. Het wachtwoord voor het overgaan tot de actie kwam echter van de jonge arbeidster, die vroeg: ‘Waarom verbreken we het zegel niet?’ Waarom niet?, antwoordde Trotski, en in latere jaren maakte hij zich soms vrolijk over het feit dat de Russische Revolutie was begonnen met het verbreken van een paar centimeter officieel zegel, op initiatief van een jonge vrouw wier naam hij zich niet eens kon herinneren.
Maar er bleef nog het probleem van de wachtposten rond het gebouw. De jonge vrouw beweerde dat de drukkers hun werk zouden voortzetten als ze een gewapend geleide zouden krijgen. Dat was nu juist de kans waarop Trotski had gewacht. Hij gaf een compagnie van het Litause Regiment en een groep pioniers het bevel de wacht op te trekken rond het gebouw van de Rabotsje Poet en ervoor te zorgen dat de krant werd gedrukt. Daarna kondigde het Militair Revolutionair Comité een verordening af, waarin werd gezegd dat de drukkerijen van de revolutionaire kranten open moesten blijven. Vlak na de eerste verordening volgde een tweede, die eveneens door Trotski was opgesteld, en die aan alle eenheden van het Petrograder garnizoen werd gestuurd. Ze maakte bekend dat de vijanden van het volk in de loop van de nacht tot het offensief waren overgegaan en dat het Militair Revolutionair Comité de leiding had van het verzet tegen de aanval van de samenzweerders.
Op die manier kon Trotski de opstand voorstellen als een daad van zelfverdediging tegen het eigenmachtige en onwettige optreden van de regering. Dat was bijzonder belangrijk omdat het de bolsjewieken de kans gaf hun optreden met een revolutionaire moraal te bemantelen. Zo was de regering in één nacht veranderd in een ‘contrarevolutionaire samenzwering.’
Het Smolny Instituut, tot dan toe de zetel van de Sovjet en de mensjewieken, werd – nadat alle niet-communisten het gebouw hadden verlaten – tot een vesting gemaakt. Het snel bijeengeroepen Centraal Comité werd ervan op de hoogte gebracht dat de revolutie was begonnen.
Aan die zitting van het CC nam iedereen deel, behalve Lenin en Zinovjev, die zich nog verborgen moesten houden, en Stalin. Laatstgenoemde wilde waarschijnlijk geen gehoor geven aan het bevel van de door hem zo gehate Trotski. Kamenev, die er zich tegen had verzet dat er op dat moment tot de actie zou worden overgegaan, stelde zich niettemin ter beschikking. Al de anderen volgden zonder protest de richtlijnen van Trotski, die te werk ging volgens de plannen die al van tevoren vaststonden.
Maar op die 6de november kwam het nergens tot noemenswaardige gewapende incidenten. Kerenski hield in het Voorparlement een toespraak, waarin hij aankondigde dat hij het complete Militair Revolutionair Comité zou laten arresteren – zonder te zeggen met welke troepen.
Ook Lenin en Zinovjev wilde hij laten ‘opsporen’, en zelfs de weerspannige matrozen van Kroonstad moesten worden ontwapend. Op hetzelfde ogenblik bracht Trotski tijdens een rede voor het Militair Revolutionair Comité verslag uit over de maatregelen die hij had genomen. Over zijn echte bedoelingen repte hij vanzelfsprekend met geen woord. Zijn parool luidde: ‘Alle macht aan de sovjets!’, en niets méér.
Toen bekend werd dat Kerenski van plan was tegen de matrozen van Kroonstad op te treden, repliceerde Trotski met de opmerking dat een tegenbevel van hem dat al had verhinderd, dat bovendien de kruiser Aurora onder stoom en gevechtsklaar op de Buiten-Neva lag. Als een volleerd ‘revolutionair legalist’ – een contradictie die in dit geval nochtans de werkelijkheid weergaf – verklaarde hij: Morgen vindt de opening van het (Groot-Russische) Sovjetcongres plaats. Het garnizoen en het proletariaat hebben de taak dit congres met vereende krachten ter zijde te staan ...
Zelfs toen beriep hij zich nog op zijn ‘wettelijk recht’ om als voorzitter van de Petrograder Sovjet over te gaan tot de beslissende tegenaanval indien de illusoire regering (een woordspeling op provisoir) toevallig een poging zou ondernemen om haar eigen lijk weer tot leven te wekken. Toen een afgevaardigde van de Petrograder gemeenteraadsleden nadere inlichtingen wenste, antwoordde Trotski ontwijkend dat de Sovjet klaar stond om in samenwerking met de gemeenteraad de revolutionaire orde te handhaven; ten teken van loyauteit nodigde hij het college uit deel te nemen aan de vergaderingen van het Militair Revolutionair Comité. Dat was een buitengewoon gewaagd spel, maar ook op de avond van die 6de november geloofden zelfs oude vrienden van de Partij niet dat de omwenteling nu voor de deur stond; nochtans had Trotski al op de knop gedrukt en was de actie reeds op gang gekomen. Niet eens een stop-bevel van hem zelf had het revolutionaire raderwerk nog kunnen stopzetten.
Terwijl het nog nacht was, liet Trotski de drukkerij van een burgerlijke krant bezetten, waar hij een nieuw nummer van de Pravda liet drukken, met op de frontpagina het beroemde Bevel nr. I:
Soldaten! Arbeiders! Burgers!
De volksvijanden zijn vannacht tot de aanval overgegaan. Ze smeden plannen voor een verraderlijke aanval tegen de Petrograder Sovjet van arbeiders- en soldatenafgevaardigden ... Alle regiments-, compagnie- en bemanningscomités moeten met de commissarissen van de sovjet en van alle revolutionaire organisaties permanent vergaderen en alle berichten over de plannen en acties van de samenzweerders in hun handen verzamelen.
Geen enkel soldaat mag zijn eenheid zonder toestemming van het Comité verlaten ...
De zaak van het volk is in goede handen. De samenzweerders worden vernietigd ...
Geen aarzelingen, geen twijfel! Beslistheid, standvastigheid, volharding, vastberadenheid zijn onze bondgenoten.
Leve de revolutie.
Dat was het signaal om algemeen tot de actie over te gaan. In de nacht van de 7de november (25 oktober volgens de oude Russische kalender) werd de staatsgreep volgens de door Trotski uitgewerkte plannen uitgevoerd.
Stoottroepen die op alles voorbereid waren, bezetten de spoorwegstations, de elektrische centrales, de militaire levensmiddelendepots, de waterreservoirs, de bruggen van de voorstad naar het stadscentrum, de telefooncentrales, de staatsbank en talrijke andere gebouwen. Omstreeks 10 uur in de morgen werden ook alle toegangen tot het Winterpaleis afgesloten en de ministers die in het gebouw resideerden, werden van de buitenwereld geïsoleerd. Daarmee had de bolsjewistische revolutie de overwinning behaald.
Minister-president Kerenski verliet de hoofdstad in de morgen van de 7de november met een auto van de Amerikaanse ambassade om buiten de stad hulp te halen. Zijn ministers wachtten in het Winterpaleis op zijn terugkeer. ’s Middags dreven revolutionaire soldaten met de blanke bajonet de afgevaardigden van de ‘Voorlopige Raad van de Russische Republiek’ uiteen. Anderhalf uur later opende Trotski een vergadering van de Petrograder Sovjet en verklaarde in naam van het Militair Revolutionair Comité dat de Voorlopige Regering niet meer bestond.
Onder geestdriftig gejuich van de afgevaardigden voegde hij eraan toe: Enkele ministers bevinden zich in hechtenis. De anderen zullen in de loop van de volgende dagen of uren gearresteerd worden. Het revolutionaire garnizoen dat ter beschikking staat van het Militair Revolutionair Comité, heeft de vergadering van het Voorparlement opgeheven. Men heeft ons gezegd dat de opstand van het garnizoen in stromen bloed gesmoord zou worden. Wij weten niet of er ook maar een enkel slachtoffer is gevallen. Ik ken in de geschiedenis geen ander voorbeeld van een revolutie ... die zo onbloedig is verlopen. Dat was inderdaad het geval. Nog nooit was er een omwenteling geweest die niet één slachtoffer had geëist. De Frans-Russische journalist Claude Anet stelde verbaasd vast dat de achterlijke, ongeletterde Russen hun revolutie hadden georganiseerd op een manier die totaal verschilde van wat men in geschiedenisboeken over revoluties leest. Maar het valt ook niet te ontkennen dat de bolsjewistische staatsgreep op dezelfde manier was geëindigd als een offensief dat volgens de plannen van een generale staf was begonnen. Men had nauwelijks schoten gehoord, en nergens kwam het tot insubordinatie van revolutionaire arbeiders en soldaten. De straten waren leeg, er werd niet eens geplunderd.
Lenin was, nog steeds vermomd, de avond tevoren uit zijn schuilplaats naar het Smolny Instituut gekomen, waar het Revolutionair Comité zetelde. Hij vond de rust onheilspellend: ook hem stonden nog de klassieke tonelen van vroegere revoluties voor ogen.
Pas toen hij de berichten hoorde die voortdurend binnenkwamen van de verschillende stoottroepen, besefte hij dat de omwenteling geslaagd was. Op de avond van die bewogen 7de november sliep de geestelijke leider van deze revolutie naast Trotski, die van uitputting bewusteloos was gevallen, op de vloer van een kamer naast de grote hal in het Smolny Instituut.
Het Winterpaleis, de zetel van de regering, was echter nog altijd niet ingenomen. Nu werd het bewijs geleverd van Trotski’s vriendschap met de matrozen. De kruiser Aurora voer van Kroonstad naar Petrograd en opende het vuur. Er werd echter alleen met losse munitie geschoten. Het Winterpaleis viel niet door de aanvallen van de matrozen; het werd regelrecht bestormd. De metropool van een groot rijk met 150 miljoen inwoners, waarin vijf miljoen soldaten en politiemannen onder de wapens waren, had zonder slag of stoot gecapituleerd voor 10.000, misschien 15.000 merendeels ongeletterde boeren en arbeiders: zij werden aangevoerd door één man die nog nooit de gelegenheid had gehad zijn militaire capaciteiten ten toon te spreiden.
De nieuwe regering van volkscommissarissen werd voorgezeten door Lenin. Trotski was minister van Buitenlandse Zaken. Maar reeds na drie dagen moest hij ‘naar het front’ voor de muren van Petrograd: de ten val gebrachte minister-president Kerenski was erin geslaagd enkele Kozakkenregimenten op zijn hand te krijgen. Maar voordat het tot wapengeweld kon komen, had Trotski de Kozakken al met de macht van zijn redenaarstalent overwonnen. Na enige aarzeling gaven ze zich over. Tegelijkertijd met het nieuws van de overwinning bereikte de hoofdstad ook het bericht dat Moskou en andere grote steden zich bij de revolutie hadden aangesloten; ook op het platteland won de nieuwe regering het pleit.
Tijdens de vredesonderhandelingen die in aansluiting op de wapenstilstand in Brest-Litovsk werden gevoerd met Duitsland en zijn bongenoten Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Turkije, leidde Trotski zelf de Russische delegatie. De keizerlijk-Duitse regering verkeek daarbij een grote kans. In plaats van met de bolsjewieken een vrede door vergelijk te sluiten en daardoor het voorbeeld te geven, dwong ze een ‘dictaatvrede’ af. De Sovjetregering nam de zeer harde voorwaarden tenslotte aan, om een adempauze te winnen. Trotski ging in maart 1918 van Buitenlandse Zaken over naar het nieuwgevormde Oorlogscommissariaat. Hij had nu de opdracht betrouwbare Rode legereenheden te vormen, om de overal in het land ontstaande Witgardische legers beter te kunnen bestrijden; wat er immers aan troepen nog beschikbaar was, liet weinig hoop op overwinningskansen bestaan.
De antimilitaristische propaganda van de voorbije jaren had zich tegen de bolsjewieken gekeerd. Van alle kanten drongen invasielegers Rusland binnen. In Vladivostok waren de Japanners geland, en de Tsjechische krijgsgevangenen hadden in Siberië een eigen legioen gevormd, dat nu tegen de Sovjets in opstand kwam. Tijdens hun opmars naar het Westen ontmoetten ze nauwelijks weerstand. Bovendien viel in Petrograd en Moskou een toenemende activiteit van tsaristische agenten waar te nemen, die zich begonnen te herstellen van de slag die hun in november was toegebracht.
Op 22 april 1918 legde Trotski het centrale Uitvoerend Comité van de Sovjets het plan voor om ook voormalige tsaristische officieren in het op te richten Rode Leger in dienst te nemen. Tegen de oppositie van ultralinkse kringen in dreef hij zijn wil door, hoewel hij zich bewust was van het gevaar: onder de officieren die zich ter beschikking stelden, waren er immers velen die dat alleen deden om de bolsjewieken in de rug te kunnen aanvallen.
Toen begin augustus in Moskou het nieuws bekend werd dat de Tsjechen Kazan hadden ingenomen, reed Trotski per trein naar het front. Twee en een half jaar lang zouden hij en zijn medewerkers voortaan in dit rijdende hoofdkwartier huizen: het was helemaal een idee van hemzelf, dat weldra een legende werd. Deze pantsertrein, die werd getrokken door twee locomotieven, vervoerde auto’s, geschut inclusief granaten, handvuurwapens, levensmiddelen en medicijnen, een drukkerij, een bibliotheek en een telegraaf- en radiostation.
Trotski was altijd te vinden op de plaatsen waar het gevaarlijk was. Toen hij bij Kazan in de voorste linies verscheen, keerden de kansen: de terugtrekkende regimenten lieten zich door hun leider meeslepen en gingen tot de tegenaanval over. Zes weken nadat Kazan door de Tsjechen was ingenomen, heroverde het Rode Leger deze belangrijke stad aan de Volga. Lenin stuurde een telegram: ‘Met enthousiasme begroet ik de heerlijke overwinning van het Rode Leger. Moge dit een aanwijzing zijn dat het alle weerstand van de uitbuiters zal vernietigen en de overwinning van het wereldsocialisme verzekeren.’ Dit onverwachte succes bracht een drastische verandering in de situatie van de bolsjewieken. De Tsjechen en de tsaristische eenheden die in hun spoor oprukten, begrepen dat ze niet meer te maken hadden met een bende opstandelingen, maar met legereenheden die volgens strategische beginselen werden geleid. Voor de tsaristische officieren was dat een ongehoorde verrassing. Wie was die Trotski, die het klaarspeelde een verslagen leger dat zich in paniek terugtrok, met nieuwe aanvalskracht te bezielen en het naar de overwinning te leiden?
Na de ineenstorting van de centrale mogendheden in november 1918 kwamen nieuwe fronten tot stand. Bovendien kreeg Trotski, die zich zelf buiten iedere intrige hield, in de partij af te rekenen met een tegenstander van wiens sluwheid zich aanvankelijk niemand rekenschap gaf: Josef Stalin, politiek oppercommissaris van het Rode Leger, dat onder het bevel stond van de voormalige wachtmeester Kliment J. Vorosjilov. Op verzoek van Trotski riep Lenin Stalin naar Moskou terug; dat betekende een vernedering die Stalin nooit heeft vergeten. De lastercampagne tegen de stichter en organisator van het Rode Leger is in die dagen begonnen: Stalin beschuldigde de oorlogscommissaris ervan dat hij een ‘vriend van tsaristische generaals’ was. Toen enkele van de in dienst genomen oude officieren als verraders werden ontmaskerd, ging Stalin voor de eerste keer over tot de aanval. Maar Trotski werd andermaal gered dank zij de onkunde van de Witgardistische generaals Koltsjak, Denikin, Joedenitsj en Krasnov, die ieder afzonderlijk en niet in een gecoördineerde actie tegen Moskou oprukten. Daardoor waren er nieuwe veldtochten nodig, waarvoor de organisator van het Rode Leger onmisbaar was. Met zijn trein reed Trotski van het ene front naar het andere, van de Volga, waar hij erin slaagde Koltsjak een verpletterende nederlaag toe te brengen, naar het zuidelijke front, waar hij de gevechten leidde tegen Denikin, die eveneens overwonnen werd, en tegen Joedenitsj, die in het noorden tegen Petrograd was opgerukt. Op zijn veertigste verjaardag, de tweede verjaardag van de bolsjewistische machtsovername, kon Trotski in Moskou de overwinning van het Rode Leger melden. Vijf maanden later, in maart 1920, vielen de Polen samen met de pas in het voorjaar verdreven Oekraïense dictator Simon V. Petljoera Sovjet-Rusland binnen. Ze veroverden Kiev. Deze nieuwe oorlog kreeg snel het karakter van een nationalistische oorlog en zelfs van een godsdienstoorlog. Polen was al sinds eeuwen de ‘erfvijand’ van Rusland en bovendien waren de bewoners van deze in 1918 opnieuw gestichte staat rooms-katholiek, terwijl de bevolking van Rusland Grieks-orthodox was. Vele voormalige tsaristische officieren die tot dan toe hun steun geweigerd hadden, stelden zich nu ter beschikking van het Rode Leger om de ‘ware Kerk’ tegen de ‘roomsen’ te helpen verdedigen.
Trotski haastte zich opnieuw naar het front. Voor zover het mogelijk was, onderdrukte hij zowel de nationalistische als de antikatholieke agitatie in het leger. Ieder soldaat van het Rode Leger die zijn mes trekt tegen een krijsgevangene, een ongewapende, een zieke, een gewonde, zou de hand moeten worden afgehakt, schreef hij in een dagorder. Zijn aanwezigheid had een elektriserend effect. Reeds in juni werd een tegenaanval ondernomen en enkele weken later stond het Rode Leger, waarvan het aantal manschappen intussen tot een half miljoen was aangegroeid, voor Warschau. De val van de Poolse hoofdstad leek alleen nog een kwestie van dagen.
Maar toen deed zich het veelbesproken ‘wonder aan de Weichsel’ voor, de pendant van het ‘wonder aan de Marne’ in september 1914, dat de Duitse opmars in Frankrijk tot stilstand bracht. De door Trotski benoemde opperbevelhebber van het Rode Leger, generaal Michaël N. Toechatsjevski, had de in het zuiden opererende eenheden onder het commando van Zemjon M. Boedjonni het bevel gegeven de linkervleugel van de aanval op de Poolse hoofdstad te beschermen. Maar de politieke commissaris van deze legergroep, Josef Stalin, die de op zesentwintigjarige leeftijd tot generaal bevorderde Toechatsjevski zijn steile carrière benijdde, wilde zelf lauweren plukken. In plaats van zich bij de Rode eenheden te voegen die voor Warschau stonden, rukte Boedjonni op zijn bevel tegen Lemberg op. Zijn eenheden moesten daar binnentrekken op het moment dat Toechatsjevski de Poolse hoofdstad zou innemen.
De Poolse maarschalk Józef Pilsudski, die werd geadviseerd door de ter hulp gesnelde Franse generaal Maxime Weygand, stuurde zijn troepen in de opening, viel het leger dat naar Warschau oprukte in de flank aan en rolde het front op. Het gevolg was dat het reeds zo goed als verslagen Polen als overwinnaar uit de oorlog tevoorschijn kwam. De Sovjet-Unie moest een vrede sluiten waarvan de voorwaarden door Warschau werden gedicteerd. Stalin, de politieke commissaris van het Rode Leger, werd er door Trotski en Toechatsjevski in woord en geschrift van beschuldigd deze catastrofale nederlaag te hebben veroorzaakt.
Dat fiasco verklaart een hele reeks van Stalins latere daden. Hij liet niet alleen Toechatsjevski en Trotski evenals hun aanhangers om het leven brengen, maar hij droeg zijn haat ook over op de Poolse natie. Zeer waarschijnlijk heeft Stalin in 1940 het bevel gegeven tot de moord op de 14.500 Poolse officieren in Russische krijgsgevangenschap. Er zijn ongeveer 4200 lijken gevonden in het bos van Katyn: de gevangenen van het kamp Kozielsk. De gevangenen van het kamp Starobielsk, circa 4000 man, zijn eveneens vermoord, maar hun graven heeft men tot nog toe niet kunnen terugvinden. De 6567 gevangenen van het kamp Ostasjkov zijn waarschijnlijk in Archangelsk in boten geladen, die in de Witte Zee tot zinken zijn gebracht – naar verluidde tijdens schietoefeningen van de artillerie.
Na de Pools-Russische oorlog volgde een periode van relatieve rust. Hier en daar kwam het nog wel tot opstanden van generaals die trouw waren gebleven aan de tsaar, maar het Rode Leger behaalde altijd de overwinning. Tegenover deze voor de bolsjewieken verheugende eindrekening stonden de vreselijke offers van de Burgeroorlog, die bijna vier jaar had geduurd. Nadat de staatsgreep van de Sovjets in november 1917 vrijwel zonder bloedvergieten was verlopen, kwamen in de loop van de volgende jaren ongeveer drie miljoen mensen om het leven.
Nog meer slachtoffers, ongeveer vijf miljoen mensen, eiste de hongersnood van de jaren 1921 en 1922, die niet alleen het gevolg was van de door de oorlog, de revolutie en de Burgeroorlog veroorzaakte economische ontreddering, maar ook van natuurrampen.
Het pijnlijkst werd Trotski getroffen door de opstand in Kroonstad. De matrozen van de zeevesting kwamen in verzet en eisten een humanisering van het nieuwe regime. Hun eisen waren de volgende: meer persoonlijke vrijheid, dat wil zeggen een versoepeling van de dictatuur, en verbroedering van de volkeren. Onder de rebellen bevonden zich vele van Trotski’s voormalige aanhangers, die in 1917 door de beschieting van het Winterpaleis essentieel hadden bijgedragen tot de overwinning van de bolsjewieken.
Toen de Partij het bevel gaf onmeedogenloos ‘op te treden’, voerde Trotski deze opdracht zonder protest uit.[80]
Op 3 april 1921 kon hij de overwinningsparade afnemen, echter niet van harte, want van alle militaire operaties waarvan hij sinds 1917 de leiding had gehad, was die tegen Kroonstad de bloedigste geweest.
_______________
[73] Zoechanov, Sapiski o revoluzii. Moskou 1922, dl. V, p. 125; hier geciteerd naar Deutscher, dl. I, t.a.p., p. 272.
[74] Kadetten: naar de beginletters van K(onstitutionele) D(emocraten): een liberaal-burgerlijke partij, die deelnam aan de eerste Voorlopige Regering.
[75] Sotsjinenia, dl. III, p. 31 e.v., hier geciteerd naar Deutscher, dl. I, t.a.p., p. 289.
[76] Payne, t.a.p., p. 270 e.v.
[77] Ibidem, p. 273.
[78] Zoechanov, t.a.p., dl. VII, p. 91, hier overgenomen door Deutscher, dl. I, t.a.p., p. 291.
[79] Josef Mackiewicz, Katyn – ungesühntes Verbrechen. Zürich 1949.
[80] Balabanova, Lenin, p. 121: ‘Trotski was de nieuwbekeerde, die alle anderen wilde overtreffen in ijver en toewijding, een nieuwbekeerde die wilde bewijzen dat hij verdiende dat men hem zijn vele vergrijpen tegen het bolsjewisme vergaf, en die daardoor ‘katholieker dan de paus’ werd, onverzoenlijker, revolutionairder en bolsjewistischer dan de bolsjewieken zelf. Hij vermeed zelfs de schijn te wekken van alles wat hem tot mensjewiek kon stempelen ...’ p. 128: ‘De naleving van alle bolsjewistische voorschriften was voor hem een principiële kwestie, een erezaak. Hij was de eerste die zich hield aan de discipline die hij van anderen eiste. Nooit mocht er de minste tegenspraak bestaan tussen zijn hoedanigheid van leider van een revolutionair leger en zijn privéleven. In de moeilijkste, gevaarlijkste situaties, als de vijand in de onmiddellijke nabijheid was, marcheerde hij aan het hoofd van zijn troepen, zelfs als men hem de raad gaf in het belang van de republiek zijn leven niet op het spel te zetten!’