Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, juni 1989, nr. 31
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Jean Penders is CDA-lijsttrekker bij de Europese verkiezingen en dus een man om in de gaten te houden: wat wil die man met Europa? In ‘Christen Democratische Verkenningen’ van november 1988 gaat hij daarop in, in een artikel over de toekomst van de Europese Politieke Samenwerking. We citeren: “De Europese Politieke Samenwerking (EPS), het intergouvernementele overlegverband van de twaalf EEG-leden op het terrein van de buitenlandse politiek bestaat bijna twintig jaar. Na aanvankelijke aarzelingen en twijfels is Nederland nu gelukkig met de mogelijkheden die de EPS biedt”.
Maar we zijn er nog niet. Na een lang verhaal komt de CDA-lijstaanvoerder met een serie conclusies voor de toekomst:
“- Het is niet mogelijk om blijvend zowel een economische reus als een politieke dwerg te zijn. Naarmate de interne markt een succes wordt zal de druk op de EPS toenemen om politiek stelling te nemen. Er valt een parallel te leggen met Japan, dat door zijn economische kracht gedwongen wordt zich actiever te bemoeien met de politieke gang van zaken in Zuid- en Oost-Azië.
- Op den duur is een buitenlands beleid niet mogelijk zonder een veiligheidscomponent. De EPS zal dus in de toekomst ernst moeten maken met de veiligheidsbepalingen van de Europese Akte. Deze ontwikkeling kan zich voltrekken binnen het raam van de alliantie met de Verenigde Staten. Ook hier is een parallel te zien met Japan.
- Nederland zal zich in zijn buitenlands beleid steeds meer hebben in te stellen op het EPS-beleid. Dat kan een verlies aan profilering inhouden. Het Zuid-Afrika en het CVSE-beleid (“Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa”) van de EPS laten evenwel zien dat een land als Nederland reële invloed kan uitoefenen en in dat geval ook, door de Europese adhesie, meer bereikt dan bij een strikt nationaal beleid.
- Versterking van de EPS betekent bijna automatisch een verzwakking van de positie van de Tweede Kamer. De parlementaire controle van de EPS zou moeten komen te berusten bij het Europese Parlement. Zolang de EPS intergouvernementeel van karakter blijft kan dat Parlement echter nauwelijks een voet tussen de deur krijgen.”
Revolutionairsocialisten benadrukken keer op keer dat de arbeidersbeweging zich internationaal moet organiseren. Een van de redenen daarvoor is dat onze tegenstanders dat ook doen, en vaak in veel verdergaander mate dan je zou denken.
In het CDA partijblad werd onlangs in de serie “Christendemocraten en Europa” het internationaal werk van het CDA beschreven. Het CDA werkt in het Europees Parlement samen met andere christendemocraten in de fractie van de EVP, de Europese Volkspartij. Via die EVP worden de contacten met geestverwanten in de rest van de wereld aangehaald, ten dele in een heuse ‘Christendemocratische Internationale’. Een paar voorbeelden uit CDA Aktueel van 28 januari 1989:
“De EVP-fractie heeft de zogenaamde Afrika-stichting opgericht onder voorzitterschap van de Italiaanse Europarlementariër Giovanni Bersani. Deze stichting is belast met het ondernemen van allerlei politieke activiteiten in Afrika. De Christendemocratische Internationale heeft in 1978 het Comité voor de Ontwikkeling van Afrika (CAD) opgericht Hierin hebben een dertigtal niet-gouvernementele hulporganisaties en sociale en politieke bewegingen, die zich baseren op hun christelijke grondslag, zitting. Deze zijn met name actief in een tiental landen in Afrika. (...)
De Christendemocratische Internationale heeft ook een Latijns-Amerikaanse tak. Deze Organicazon Democrata Christiana de America (ODCA) omvat de 19 christendemocratische partijen van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Ze is opgericht op 23 april 1947 na een eerste ontmoeting van Latijns Amerikaanse christendemocraten in Montevideo (Uruguay). Momenteel is de Ecuadoriaan Oswaldo Hurtado de voorzitter (...).
De organisatie overkoepelt:
- de Juventud Democrata Christiana de America (JUDCA), voorgezeten door de Guatemalteek Francisco Lopez. Dit samengaan van de christendemocratische jeugdbewegingen van Latijns-Amerika en het Caribisch gebied ging van start in Lima in 1959;
- de Mujeres Democrata Christianas de America (MUDCA), wordt voorgezeten door Raquel Blandon de Cerezo.
Dankzij de contactgroep Latijns-Amerika houdt de EVP-fractie zeer intens voeling met de partijen die bij de ODCA zijn aangesloten en in het bijzonder die welke zitting hebben in:
- het Latijns-Amerikaans parlement, waar de ODCA-fractie in oprichting is;
- het Andesparlement (Peru, Venezuela, Columbia, Bolivia en Ecuador) waar eveneens een ODCA-fractie in oprichting is.
Tot slot iets over de christendemocratie in Azië. In Azië wordt gewerkt aan een regionale structuur binnen de Christendemocratische Internationale, waarbinnen de christendemocratisch geïnspireerde bewegingen onder meer van de Filippijnen en Indonesië, een plaats kunnen krijgen.”
Het CDA is zeer tevreden over de invloed die het heeft gehad op de inhoud van het verkiezingsprogramma van de Europese Volkspartij. De NRC constateerde na het internationale EVP-congres dat november vorig jaar in Luxemburg plaatsvond: “Het CDA heeft meer invloed dan de partij ogenschijnlijk zou toekomen omdat de Nederlandse christendemocraten de EVP serieus nemen. Anders dan de numeriek veel sterkere Italiaanse DC is het CDA niet verdeeld in allerhande stromingen en komen zijn vertegenwoordigers wel op tijd op de vergaderingen.”
Dat is natuurlijk een hele prestatie, die voor een deel op het conto komt van de blijkbaar nogal stipte baas van het wetenschappelijk bureau van het CDA, de heer Arie Oostlander. In Christen Democratische Verkenningen van januari 1989 verhaalt Oostlander, zelf ook kandidaat op de CDA-lijst voor Europa, over de moeizame maar succesvolle onderhandelingen over het EVP-actieprogramma. Volgens Oostlander kan het uiteindelijke resultaat, (dat verschijnt onder de even inspirerende als duidelijkheid scheppende titel “Aan de Zijde van de Burgers”) getypeerd worden door de volgende thema’s:
“- Het ethisch karakter van de christendemocratische politiek, dat gebaseerd is op een uitdrukkelijke christelijke visie op mens en schepping.
- De eigen rol van een op Europese schaal georganiseerde maatschappij, naast de politieke instituties, en de nadruk op de pluralistische democratie.
- De naar-buiten-gerichtheid van de Europese Gemeenschap als een positieve factor in de Wereld.
- De optimistische, maar wel reële kijk op de economische voordelen van de voltooide binnenmarkt.”
Vindt u dat allemaal wat vaag? Kan zijn, maar het werken aan een gezamenlijk actieprogramma “is inderdaad een waagstuk”, weet Oostlander, want “met zoveel partijen, ieder met z’n eigen ligging en nationale kleur, is het niet zeker of je er wel uitkomt. Andere politieke stromingen slagen daar niet in, of niet in die mate als de EVP. De Liberale Democraten publiceren doorgaans iets dat niet wezenlijk bindend is. De socialistische partijen konden bij de vorige verkiezingen slechts consensus bereiken over enkele onderwerpen. Nu zal men zelfs dáárin niet slagen, met als gevolg dat de Partij van de Arbeid met een nationaal programma campagne zal voeren”.
Ook de ondernemers bereiden zich natuurlijk voor op Europa 1992. De belangrijkste werkgevers voorzitter in ons land, mr. C. van Lede ging half maart namens zijn organisatie (VNO) in op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan wil Europa een succes worden. Volgens het Financiële Dagblad meldde hij daarbij onder meer: “Willen we ons ten opzichte van Japan en de VS staande houden dan moet er in Europa ruimte voor aanpassing, voor mobiliteit en flexibiliteit zijn.” Die mobiliteit geldt voor de ondernemer, wat betreft de vraag waar hij zijn productie-eenheid neerzet. Die grotere mobiliteit en flexibiliteit moet ook gelden voor de werknemer. Die mobiliteit moet niet gehinderd worden door ingewikkelde en rigide sociale systemen, zo vindt het VNO.
Van Lede wees in dat verband op een paradox. Moet het ook leiden tot harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden in EG-verband, zo kan men zich afvragen. Van Lede is echter zeer stellig in het afwijzen. “Je moet dat niet doen. De verschillende stelsels van arbeidsverhoudingen weerspiegelen de culturele verschillen, die op zichzelf van groot belang zijn voor de Gemeenschap. Ik zie hier nog geen siësta ingevoerd.”
“Maar zo’n harmonisatie staat ook haaks op het principe van de contractvrijheid van sociale partners, dat in alle landen uitgangspunt is. En een derde reden is dat harmonisatie van arbeidsvoorwaarden de verhoudingen in de kosten van arbeidsproductiviteit beïnvloedt. Je kunt in dezelfde fout vallen die wij in de jaren zeventig gemaakt hebben, waarbij toen de norm voor de petrochemische industrie als het ware werd verheven tot inkomensnorm voor de bakker op de hoek. Als de EG die weg zou opgaan, wordt het een zeer verstarrend systeem”, aldus van Lede.