Bron: ROOD DOSSIER nr. 16 – 8/9/93 (Rood is het blad van de SAP-België)
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
De gebeurtenissen in en om St. Truiden bevatten in een notendop enkele van de belangrijkste maatschappelijke problemen van het hedendaags kapitalisme op wereldvlak: ingevoerde werkkrachten met het oog op overuitbuiting, misprijzen van de sociale wetgeving, medeplichtigheid van de burgerlijke staat, toeloop van bijkomende immigranten onder druk van de ellende in de Derde Wereld en in Oost-Europa, belabberde sociale levensomstandigheden voor de immigrante werkers, concurrentie tussen diverse immigrante nationaliteiten, maar ook chantage op de Belgische werklozen, en, meer algemeen, een dreiging op de sociale verworvenheden van de autochtone werkende klasse doorheen de eindeloze economische crisis, en opwellende racistische gevoelens onder de meest bedreigde groepen binnen de Belgische bevolking.
Het sociaal conflict in de fruitteelt van St. Truiden, alsook de afhandeling van de Beliard-sluiting in Antwerpen, zetten twee aspecten van het probleem in de verf:
- enerzijds de migratiegolven waarbij massa’s mensen in beweging komen, onder druk van sociale tegenstellingen en politiek-militaire evenementen in de wereld;
- anderzijds de concrete politiek van arbeidsmarkt die optimaal probeert te antwoorden vanuit kapitalistisch oogpunt.
De twee elementen zijn met elkaar verbonden. De arbeidsmarktpolitiek pikt in op de “bereidheid” tot migratie. Beide zijn het product van de “vrije markteconomie”. Massale migraties zijn immers in laatste instantie het resultaat van “de valorisatievoorwaarden van het kapitaal” (d.w.z. waar en hoe er wordt geïnvesteerd, en er dus maatschappelijke rijkdom wordt voortgebracht).[1] De arbeidsmarktpolitiek is bijgevolg niets anders dan een bewuste poging om die spontane migratiebewegingen onder controle te houden en er zo veel mogelijk profijt uit te halen.
De huidige migratiegolf is niet de eerste in de geschiedenis van het kapitalisme. En evenmin de eerste in de geschiedenis tout court.
De 15 miljoen Afrikaanse slaven die vanaf de 16de eeuw naar de Amerikaanse plantages werden gesleept, zijn een sprekend voorbeeld van de (met Hitlers concentratiekampen) brutaalste arbeidsmarktpolitiek (zonder emigratiedrang) in de aanloopfase van het kapitalisme. Ze lagen bovendien aan de basis van de fortuinen die later de industriële revolutie in Europa zouden mogelijk maken.[2]
De triomf van het kapitalisme, in het derde kwart van de 19e eeuw, verwekte op haar beurt een enorme migratiegolf binnen West-Europa, niet zozeer tussen de Staten, dan wel tussen land en stad, land per land.[3] Maar ook tussen de continenten: de USA is in feite gevormd dankzij opeenvolgende immigratiebewegingen uit Europa.[4]
Zoals gezegd waren er ook reusachtige migratiebewegingen, voor het kapitalisme. Enkele voorbeelden:
“West-Europa”- alvorens er natiestaten werden gevormd in de 18-19e eeuw – is het product van een intense bevolkingsvermenging tussen de oorspronkelijke bevolking en de “volksverhuizingen” van o.m. Kelten, Germanen, Noormannen, Arabieren, Mongolen, ... Deze kwamen o.m. tot stand door het “overlopen” van de Euro-Aziatische vlakte die zich uitstrekt van de Chinese muur tot Wenen. De opeenvolgende Mongools-Tataarse stammencoalities (Attila en de Hunnen, Dzjengis Khan en de Tataren) vielen herhaaldelijk China, India, Rusland, Perzië, Zuid- en West-Europa binnen. Dit waren herdersvolkeren wier nomadisch-pastorale productiewijze gebaseerd was op een vreedzame jaarlijkse migratiecyclus. Maar “overbevolkingscrisissen” dwongen hen periodiek tot gebiedsuitbreiding en tot plundering van de omliggende rijke landbouwmaatschappijen.
Ook de Griekse stadstaten (vooral Athene) kenden, dankzij hun economische ontwikkeling, overbevolking en emigratie. Met als resultaat de vorming van “bevolkingskolonies” (8ste-5e eeuw v.Chr.) in het gehele Middellandse zeebekken.
Conclusie: de grote migratiebewegingen zijn “van alle tijden”. Maar ze zijn niet het gevolg van een sociale fataliteit, van oorlogsinstinct of van de menselijke tendens tot trekken. Het marxisme analyseert hen als het resultaat van concrete historische en sociale omstandigheden, met name de eigen kenmerken naargelang de specifieke productiewijze, van maatschappelijke contradicties en gebeurtenissen, en van klassenbelangen.[5]
“De voorwaarden voor een intensifiëring van de migratiebewegingen zijn vandaag verenigd.”[6] Zowel vanuit het Zuiden als vanuit het Oosten zijn miljoenen mensen in beweging. Recente schattingen vermelden, enkel binnen de Derde Wereld, 75 miljoen vluchtelingen, verplaatste personen, legale en illegale migranten. De Derde Wereld telt overigens 700 miljoen werklozen.[7]
Drie oorzaken worden hiervoor aangegeven – in feite drie onderscheiden aspecten van de uitzichtloze economische crisis van het kapitalisme op wereldvlak, waarbij de sociale ongelijkheid gigantische afmetingen aanneemt: 1. de demografische crisis in de Derde Wereld; 2. de ecologische crisis; 3. de sociaaleconomische crisis in Oost-Europa en de ex-USSR.
1. De demografische vooruitzichten liggen als volgt. Tussen vandaag en 2025 verwacht men een bevolkingsaangroei van 3,1 miljard (tot een totaal van 8,4 miljard), waarvan 3 miljard in de Derde Wereld alleen. Een meer gedetailleerde analyse wijst erop dat dit voornamelijk een Aziatisch en Zwart-Afrikaans verschijnsel is. In Noord-Afrika en Turkije leidt de (beperkte) verhoging van de levensstandaard, de urbanisatie, een gedeeltelijk doorbreken van de patriarchale dictatuur over de vrouwen, en de geboorteregulatie tot een spectaculaire vertraging van de stijging van de bevolkingsaangroei.[8] Zoals we weten is overbevolking een relatief begrip.[9]
Het verwijst naar de explosieve tegenstelling tussen de spreiding van de bevolking in de wereld en de spreiding van de welvaart in de wereld.
2. Dit wordt extra in de verf gezet door de zogenaamde “ecologische” oorzaak tot migratie. Volgens het World Watch Institute leven nu reeds 50 miljoen mensen op verzande gronden die niet langer het levensminimum opbrengen inzake voedsel en brandstof. Terwijl er reeds 10 miljoen op de vlucht gingen omdat ze door hongersdood bedreigd werden.
3. In Oost-Europa en de ex-USSR, wordt het acute onevenwicht niet veroorzaakt door de snelle demografische groei. Deze is, behalve enkele regio’s, gelijklopend met die van West-Europa. Hier ligt de chaotische, langgerekte perspectiefloze overgang naar het kapitalisme aan de basis van een kolossale maatschappelijke ontwrichting, demoralisatie en sociale uitsluiting. In 1989 alleen, trokken 1,5 miljoen Oost-Europeanen West-Europa binnen: de grootste migratiebeweging in Europa sinds de naoorlogse golf van 1945-48.[10] Aanleiding was natuurlijk de rush naar de consumptiemaatschappij. Sindsdien veranderde de drijfveer: de vlucht voor de gevolgen van de Oost-Europese vrije markteconomie met zijn werkloosheid, ellende, criminaliteit, en oorlog.
Immers, armoede en ellende zijn op zichzelf onvoldoende om een mens of een gezin tot een verre verhuis aan te zetten met de kans op nieuwe ellende. Maar door de brutale verergering ervan en door concrete evenementen zijn in 1991-92 al meer dan 2 miljoen mensen Noord-Amerika en West-Europa binnen getrokken.[11] Met op de achtergrond, het “reservoir” van “échte” werkzoekenden (onder verstaan: die zouden willen uitwijken om werk te vinden) die in 1991 op 4 miljoen in Oost-Europa en 14 miljoen in het Europese deel van de USSR werden geschat.[12] Hoeveel zijn dat er vandaag? De recente EG-ministerconferentie in Kopenhagen kreeg een rapport voorgeschoteld waaruit blijkt dat er in 1983 71.000 asielaanvragen werden ingediend in 23 Europese landen. Vandaag zijn dat er 700.000.[13] Ellende en wanhoop, plus politieke crisis, etnische spanningen, en oorlog, vormen een explosieve cocktail.
Topkringen van de Europese burgerij (verenigd in de RTEI, de Rondetafel van de Europese Industriëlen)[14] hebben in 1991 hun analyse en hun verlanglijstje bekendgemaakt in een document “Remodeler l’Europe”: politieke en sociale stabiliteit, gecombineerd met aangepaste arbeidsmarktpolitiek, wat een geplande immigratie omvat.
Wat betreft de “stabiliteit”, wordt het vuile werk overgelaten aan regeringen en politici.
De EG probeert niet zonder spanningen tussen de regeringen een samenhangende politiek uit te werken met als doel de toestand onder controle te houden. In de eerste plaats door een aangepaste wetgeving: het Akkoord van Schengen, getekend in 1985, (met zijn toepassingsovereenkomst in 1990), en het Akkoord van Dublin (1990) over de asielaanvragen. In feite komt het er op neer dat, in principe, vrij verkeer binnen de EG beperkt wordt tot personen die reeds in de EG wonen. Daarnaast is er een asielregeling voorzien die vooral als regel heeft dat één immigrant slechts in één land van de EG een asielaanvraag kan indienen. Ingeval van weigering, klappen alle EG-grenzen onherroepelijk achter hem of haar dicht. Daarom wordt er een uitgebreid informatie- en controlenetwerk opgezet dat alle aspecten in zijn vizier heeft: naast de fiches en de inlichtingen, harmonisering van bepaalde juridische en repressieve praktijken, versterkte bewaking van de zenuwknooppunten inzake vervoer, ook gemeenschappelijke akkoorden met vliegtuigmaatschappijen, enz.
Een belangrijk luik van dit “Fort Europa” bestaat uit akkoorden met “derde landen” die in feite, willens nillens, aansluiten bij Schengen (bv. de ministeriële conferentie van Berlijn van oktober 1991, tussen de EG en Oostenrijk, Zwitserland, alle Oost-Europese landen en de USSR). Zij aanvaarden de rol van bufferstaten die de huidige immigratiedruk en de komende golven opvangen en breken.
Als dit lukt, dan betekent dit dat voortaan een vluchteling niet meer als dusdanig beschouwd wordt vanaf het moment dat hij/zij de mogelijkheid had – en niet benutte – om zich, na de vlucht uit eigen land, te wenden tot het dichtstbijzijnde (“democratische”) buurland. Vluchtelingen die zich aan de EG-poort melden of reeds clandestien in de EG vertoeven, worden automatisch buitengezet. Om deze brutale politiek van deportaties te organiseren, heeft de EG (en de afzonderlijke EG-regeringen) natuurlijk de medewerking van die “buurlanden” nodig. Turkije en Polen spelen hierin een hoofdrol respectievelijk t.a.v. de ex-USSR en het Midden-Oosten.
Hoe dan ook bereidt de EG zich voor op repressie en oorlog. Daarom wordt – in de tweede plaats – ook naarstig en in het grootste geheim gewerkt aan een Europees repressieapparaat rond Europol en de TREVI-groep (Terrorisme, Radicalisme, Extremisme, ... ).[15] En laat men “onze jongens” hun ervaringen opdoen zoals in Somalië, met zgn. humanitaire (voedselpakketten uitdelen + selectief moorden) of – zoals in Irak – met oorlogsinterventies. Hier wordt de politiemacht gevormd die tegen de komende “nieuwe barbaren” zal ingezet worden.
Wie uit dit alles afleidt dat de patroons tegen de invoer van buitenlandse werkkrachten gekant zijn, vergist zich. Wie denkt dat de patroons gediend zijn met racistische haatcampagnes die de sociale spanningen onder hun arbeiders opdrijven, vergist zich eveneens. Het kapitalisme heeft een voortdurende stroom van immigrante werkkrachten nodig. De 20ste eeuw bewijst dat. Het is een uitgewerkte politiek: voor zeer specifieke “nood”-operaties of tijdens de hoogconjunctuur of in tijden van economische depressie, zelfs als er reeds massale werkloosheid heerst.[16] Om de soms wanordelijke dagelijkse evenementen te interpreteren, moeten we de tegenstellingen niet uit het oog verliezen. Bijvoorbeeld tussen de algemene reproductievoorwaarden van het kapitalisme (waarvoor de burgerlijke staat: regering, rechtbanken, administratie, rijkswacht/politie, verantwoordelijk is), en de concrete onmiddellijke behoeften van het patronaat; tussen de behoeften van sommige kapitaalsgroepen en die van andere kapitaalsgroepen. Tussen de nationale staatsapparaten van de verschillende EG-landen, die uiteindelijk optreden in functie van de lange termijnperspectieven van hun respectievelijke heersende klassen, en de algemene behoefte om de EG-politiek en -wetgeving te harmoniseren.
Op korte termijn, is er unanimiteit in die kringen om iedere golf van immigranten radicaal te stoppen. Dat neemt niet weg dat tezelfdertijd de discussie plaatsgrijpt, zoals tijdens de recentste Europese bevolkingsconferentie (maart 1993, Genève) over de noodzaak de “gezinspolitiek” te hervormen en een gecontroleerde immigratiestroom tijdens de komende 10 jaar op te zetten.[17] Een rapport van de fameuze Trilaterale geeft aan dat deze politiek reeds toegepast wordt, maar dan op illegale basis “ook al kunnen de Europese regeringen dat niet openlijk toegeven.”[18] De redenen zijn eenvoudig: illegalen werken aan (menselijk en sociaal-wettelijk) ontoelaatbare voorwaarden, en, zo nodig, kunnen ze snel en “wettelijk” over de grens gezet worden. Immigrante arbeiders vervullen een drievoudige economisch-nuttige functie voor het patronaat (zie kader onderaan).
Deze bewuste fragmentering van het economisch weefsel beantwoordt aan deze segmentering van de arbeidsmarkt. Door de aangroei van kleine bedrijven, door de filialisering van grote bedrijven, door de uitbreiding van de onderaanneming ontstaat een grote “grijze” zone van halve legaliteit. Het Grootkapitaal zwaait hier economisch de plak omdat het zijn voorwaarden dicteert in de handelsrelaties met deze grijze sector. Maar tezelfdertijd wast het zijn handen in onschuld: in haar “grote bedrijven” wordt de sociale wetgeving toegepast en floreert het sociaal overleg met de vakbonden. Zo is de cirkel rond!
Het is in die zin dat de politiek van de Europese Industriëlen (en bij ons het VBO) wil gaan (zie “Remodeler l’Europe”).
Legalisering van de illegalen en de verbetering van de opvang en de integratie, is een eerste doelwit. Dit ontroerend humanisme moet begrepen worden tegen de zo-even geschetste achtergrond. (Wie zal dat betalen?) Dan volgen de twee echte objectieven van de heren,
1. een systematische politiek van een niet-permanente immigratie (zonder gezinshereniging) door het afsluiten van contracten van beperkte duur; voor specifieke economische projecten; voor seizoenarbeid, voor grensoverschrijdende arbeid. Het illegale en getolereerde gesjoemel met de immigranten uit India en de pseudo-toeristische visa voor de Poolse immigranten zijn hiertoe de aanzet. In feite gaat dit soort politiek terug tot de jaren ’30 en, vooral de jaren na 1946, toen de tot slavenarbeid gedwongen Duitse krijgsgevangen in de Limburgse mijnen werden vervangen door Italiaanse arbeiders;[19]
2. een politiek van quota’s (contingentering) voor fulltime immigratie, waarbij er overeenkomsten tot stand komen tussen regeringen.
Aan dit alles moet één belangrijke nuance worden toegevoegd die overigens perfect kadert in de vooropgestelde politiek van het Europees kapitalisme. Er bestaat vandaag in de Derde Wereld en, meer nog, in Oost-Europa en de ex-USSR een belangrijk reservoir van gratis opgeleide geschoolde en gedeeltelijk geschoolde werkkrachten die zeer snel en zeer goedkoop kunnen ingepast worden in de Westerse economie.
In haar relatie met de ex-DDR speelde de Duitse bourgeoisie de laatste 40 jaar hierin een voorhoederol. De economische dynamiek van het Duitse kapitalisme vereist regelmatig nieuwe immigraties. Dit is een sleutelelement van zijn politiek in de richting van het voormalige Oostblok. Voor de invoer van de ongeschoolde arbeidskrachten zal verder geput worden uit de klassieke bronnen: Turkije en ex-Joegoslavië.[20]
Ook op dit vlak bloedt Afrika dood. In 1987 was één derde van haar geschoolde werkkrachten en kaders uitgeweken naar Europa. In plaats van deze gratis geschoolde ingenieurs, agronomen, universitairen, leraars, dokters, gezondheidswerkers,... voert Afrika, tegen hoge prijzen, Europees kaderpersoneel in om opnieuw Afrikaanse werkkrachten te scholen.[21]
Om gewapend te zijn tegen elke poging vanwege het patronaat om onder werknemers verdeeldheid te scheppen is het nuttig de wijze te doorzien waarop het patronaat gebruik maakt van de aanwezigheid van immigrante arbeidskrachten.
1. Als “reserveleger” (of zoals Marx ook zegt als “relatieve overbevolking”) op de arbeidsmarkt wegen ze negatief door op de algemene werkvoorwaarden van alle arbeiders (loon, werkritme, maar ook de algemene graad van onderdrukking in het bedrijf) Temeer daar het meestal om jonge energieke werkkrachten gaat die “zeer werkwillig” zijn omdat ze ongeorganiseerd en niet vertrouwd zijn met hun rechten als arbeider en als gediscrimineerde) staatsburger.
2. Als niet-geschoolde arbeider/ster zijn ze bereid om bepaalde jobs (een bepaalde segment van de arbeidsmarkt) te bezetten waar de autochtone bevolking nauwelijks of niet meer wenst te werken (mijnen, staal, bouw). Of waar reeds de minst geschoolde en zwakste arbeid(st)ers aan het werk zijn (textiel verpakking vervoer, sommige dienstenbedrijven...) Daardoor komende immigrante arbeiders in regelrechte concurrentie met een deel van de autochtone werkers. (Die concurrentieslag herhaalt zich trouwens daarna met de recentere migranten). Uitbuitingsgraad en arbeidersintensiteit worden opgevoerd. Zo ontsnappen de patroons aan of vertragen ze de nodige moderniseringsinvesteringen om de productiviteit op te voeren, wat hen goed uitkomt in de huidige crisis.
3. De illegale immigranten vervullen hierbij een speciale rol doordat ze niet alleen gediscrimineerd, maar bovendien grotendeels weerloos zijn. De patroons gebruiken hen om ook de beperkte rechten van de legale immigranten te negeren; de sociale kosten (huisvesting, loon, premies, ...) te drukken. Ze houden de legale immigranten in toom (bv. om lid te worden van een vakbond). Ze zijn een zwaard van Damocles boven de hoofden van de Belgische werknemers: de sociale dumping die vandaag illegaal maar openlijk getolereerd wordt, dreigt morgen de legale sociale norm van alle arbeiders in het land te worden. Op die manier worden illegale arbeiders gebruikt als wapen voor verdere flexibilisering.
_______________
[1] Marx beschreef dit mechanisme uitvoerig o.m. in Das Kapital, in losse artikels over Ierland en in de Grundrisse.
[2] Jean Meyer, Esclaves et Négriers, Gallimard; E. D. Genovese, Economie politique de l’esclavage, Maspéro 1968; Robin Blackburn, The Overthrow of Colonial Slavery 1776-1848, Verso 1988.
[3] J. Hobsbawn, The Age of Capital, Abacus, 1977.
[4] Voor de debatten hierover, zie Dassettto, Bastenier Espace public et immigration, Harmattan, ’93.
[5] Marx heeft die analyse toegepast op de relatie van de eerste ontwikkelde kapitalistische landen in de geschiedenis, Engeland, en haar eerste échte kolonie, Ierland.
[6] André Nayer, Mylène Nys, De migraties naar West-Europa, Kon. Boudewijnstichting, 1992, blz. 43.
[7] UNDP, rapport 1992, blz. 60 en 64.
[8] UNO, The demo-economic Evolution of Third World Countries close (!) to Europe and Projects for Migrations to Europe, Parijs, okt. ’91.
[9] Justa Montero, Achter de magische cijfers van de demografie, in Rood nr. 14 van 14/7/93.
[10] Raad van Europa, Conferentie van Wenen, jan. ’91.
[11] Financial Times, 27/3/93.
[12] Bimal Ghosch, in Nayer, Nis, blz. 20.
[13] Financial Times, 3/6/93.
[14] Gezamenlijk zakencijfer 20.000 miljard Bfr., 3 miljoen werknemers in dienst.
[15] Voor een overzicht, Didier Bigo, L’Europe des polices et de la sécurité intérieure, Complexe, Brussel, 1992.
[16] Bastenier, Targosz, Les organisations syndicales et l’immigration en Europe, Academia, Sybidi paper 11, 1991, blz. 18.
[17] Libération, 9/4/93.
[18] Edward Mortimer, Financial Times, 15/4/93.
[19] Frank Caestecker, Vluchtelingenbeleid in de naoorlogse periode, VUB-Press, 1992.
[20] Catherine Withol de Wenden, Les migrations Est-Ouest, Migrations et sociétés, Vol. III, 15, 5/6/91.
[21] UNDP, rapport ’92, blz. 62-63.