Geschreven: 9 februari 1936
Bron: het Engelstalige Trotski-archief
Vertaling: J. Piet Andries 19/04/08
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, mei 2008
9 februari 1936
Waarde kameraden, [2]
Ik heb nota genomen van uw discussies betreffende de kandidatuur van kameraad Dauge.[3] Hij zei in zijn conclusie:
“Met de lijsten opgesteld, zal ik me in krachtige bewoordingen tot de massa die zich tegen de leiding keert, richten. Ik moet tekenen, zelfs wanneer dit engagement als een vodje papier moet beschouwd worden.”
Als deze verklaring op het eerste gezicht kan aanvaard worden, zou het in het beste geval fundamenteel slechts een list blijken te zijn. Spijtig genoeg is het moeilijk deze verklaring zomaar aan te nemen. Waarom?
1. De laatste weken heeft de ASR haar houding veranderd. Hun blad is onduidelijk geworden, twijfelend, zelfs dubbelzinnig. Op de belangrijkste punten laten ze u in het ongewisse. Dit is een heel vervelend symptoom.
2. “We moeten manoeuvreren” herhaalt Dauge. Het klinkt alsof hij er een principe van gemaakt heeft. Wij antwoorden “dat we een revolutionaire politiek nodig hebben, die begrepen wordt door de massa’s. Nu, en dan manoeuvreren we.”
Laat ons een recent voorbeeld nemen. De houding tegenover Godefroid. Uit deze ervaring is een belangrijke les te trekken. Op 9 oktober 1935 schreef ik een brief aan kameraad Lesoil over Godefroid:
“De relatie tussen de Jeunes Gardes en de POB wordt behandeld in de beschouwende stijl van een jong centristisch groot rad in plaats van een marxistisch. We kunnen voorzichtig en sober zijn in onze uitdrukkingswijze, maar gedachten mogen nooit vervalst worden. Godefroid spreekt over een overeenkomst met de volwassen partij als een regel, en de meningsverschillen als een ongelukkige uitzondering (“een opportunistische politiek die soms gepraktiseerd wordt door de partij”.) Soms! Dit is erger dan Marceau Pivert. De POB-politiek is de meest miserabele en reactionaire in de hele Tweede Internationale. Godefroid wil zich inpassen in deze politiek in plaats van ze te bestrijden. Dat is de realiteit ... Ik vraag mezelf af welke invloed onze kameraden hebben op de jeugd? Het is een zware fout te geloven dat een goed artikel of een goed gesprek van tijd tot tijd, de invloed van het marxisme kan verzekeren. We moeten cellen opbouwen om te beïnvloeden. In geval van oorlog, zal Godefroids JGS vernietigd en uiteengeslagen worden. Er zouden alleen nog kleine welgetrainde en harde kerngroepen overblijven in de strijd; niet alleen tegen het patriottisme maar ook tegen het twijfelachtig centrisme van Godefroid.
Kameraad Dauge repliceerde in een brief aan Lesoil. (17.10.35)
“Over het geval Godefroid is mijn mening dat we grote voorzichtigheid aan de dag moeten leggen. Als Godefroid het op een dag (!) waagt (!) het probleem van de fracties in de JGS-beweging te stellen, zal hij mij energiek aanmoedigend naast zich vinden. Nochtans is het absoluut onnuttig hem de oorlog te verklaren in een periode dat het ons aan militanten ontbreekt. We mogen onze krachten (?) niet overschatten. Ze zijn zeer zwak. Het ontbreekt ons aan medewerkers, sprekers en organisatoren; in één woord, aan alles wat een krachtige beweging nodig heeft. We voeren een haast onmenselijk gevecht, waarbij de besten kunnen bezwijken. Hieruit volgt dat het absoluut onzinnig (!) is de sympathieën van sommige kameraden af te stoten (!) zolang ze nuttig (?!!) voor ons kunnen zijn. Het is evident dat, eens (!) Godefroid publiekelijk (!) afstand neemt van ons, we duidelijk moeten scheiden van hem. Maar zolang hij zijn huidige positie (!) behoudt, is het zinloos een oorlog tegen hem te beginnen.”
Welnu, enige tijd erna, zoals men kon verwachten, ontketende Godefroid een aanval op de ASR, daarbij de jeugd en ook de ASR zelve bij verassing nemend. Nu zegt Dauge “Onze momentele verschillen met de leiding van de JGS hebben ons onvoorziene schade toegebracht”. De schade is des te groter omdat we te lang “gemanoeuvreerd” hebben, het is te zeggen, door onze ogen te sluiten voor de realiteit, en de lijn van de minste weerstand te kiezen, en de weg van de dubieuze manoeuvres van Godefroid open te hebben gelaten. We hebben veel tijd verloren. En tijd is de meest precieuze factor in revolutionaire politiek.
Zo, wat is hierbij de te leren les? Een afwachtende houding, passieve aanpassing en gemanoeuvreer — dit alles onbegrijpelijk voor de werkers — leveren de beste service aan onze tegenstanders. Een revolutionaire politiek kan niet anders dan offensief zijn tegenover reformisten en centristen.
3. In de sfeer van pure manoeuvres, is de machine tienduizend keer sterker, slimmer en meer ervaren dan uw groep. Uw hele kracht bestaat in uw klaarheid van ideeën en in uw revolutionaire houding. Door die superieure voordelen te verlaten voor “gemanoeuvreer” zou u gedoemd zijn ten onder te gaan.
4. De ervaring met Liebaers is misschien minder conclusief voor het moment, maar niettegenstaande toch betekenisvol. Liebaers is niet alleen een kleinburgerlijke pacifist en rabiate antimarxist (de uitsluiting van Polk en anderen, ondanks hun verzoenende houding, hoeft geen betoog). De ASR heeft de verdediging van de Liga op zich genomen. Heel goed! Maar de ASR is verder gegaan. Politiek is ze geïdentificeerd met de Liga! Ziet u wat er gebeurt bij “gemanoeuvreer” op het vlak van ideeën en principes. Op die manier kunnen we nooit onze opponenten overhalen, maar wel zullen we onze supporters desoriënteren en onze beste vrienden verliezen.
5. In de laatste ASR kunnen we een oh zo r-r-r-revolutionaire formule vinden in een hoofding van Caballero [4]. Het blijkt een onbenul te zijn, maar in mijn ogen is het een verontrustend symptoom. Caballero heeft meermaals het Spaanse proletariaat verraden en enkele maanden geleden was zijn houding in de gerechtszaal een revolutionair leider onwaardig. Hij neemt nu deel aan een “Volksfront” en ondertekent een gezamenlijk programma met Azaña en zijn vrienden. Hij laveert, hij manoeuvreert maar — ondertussen — gebruikt hij galmende formules. Wat moet onze houding tegenover hem zijn? Zijn verraderlijke acties denonceren? Neen, zijn leugenachtige formules niet gebruiken.
In het verleden was er in de artikels van kameraad Dauge al de neiging om ingebeelde bondgenoten te vinden in het centristische kamp (Zyromski [5], Marceau Pivert). Mijn kritische opmerking hierover lokte een eerder scherpe reactie van kameraad Dauge uit. De hele kwestie interesseert me maar in zoverre het een politiek symptoom is. Men kan geen politieke vriend van Liebknecht, van Rosa Luxemburg en van Lenin zijn, en tegelijkertijd van Zyromski en Caballero. Hoe kan men dan die interesse in zo’n verdachte figuren verklaren? Door de tendens om ook overstag te gaan op het vlak van de ideeën? Een gevaarlijke tendens!
6. Kameraad Dauge insisteert op het belang van revolutionair defaitisme: dit is nu een goedkope formule. Zyromski en de mensjiwiek Dan [6] zijn voor “revolutionair defaitisme” ... onder bepaalde voorwaarden. De revolutionaire houding van Liebknecht uitte zich, niet door de herhaling van de formule revolutionair defaitisme (hij gebruikte die woorden niet) maar door het feit dat hij wist zich te verzetten, één tegen honderdentien. Gezien het vage en kleurloze karakter van de Action Socialiste Révolutionnaire in deze laatste periode, maakt de nadruk op de abstracte formule van “revolutionair defaitisme” een pijnlijke indruk.
Ik zou ook kameraad Fux kunnen beschuldigen die — als ik me niet vergis — teveel naar Godefroid opkijkt in zijn zoeken naar beïnvloeding van de top van de JGS in plaats van cellen aan de basis op te bouwen. Zonder een systematische celopbouw, kan werken in de reformistische partijen geen ernstige en blijvende resultaten opleveren.
Dit zijn dus de redenen kameraden, waarom ik de hypothese van een eenvoudige list niet zomaar kan accepteren. Ik twijfel niet aan de eerlijkheid van kameraad Dauge. Hij denkt echt dat hij aan het “manoeuvreren” is. Maar in deze omstandigheden is het waarschijnlijker dat hij door het apparaat gemanoeuvreerd wordt. In dit wederzijds gemanoeuvreer, is het apparaat honderd keer beter. Het zal hem gebruiken en compromitteren, om hem tenslotte weg te werpen als een uitgeperste citroen. Dit is het belang van deze vraagstelling, die me helemaal niet toestaat diplomatieke taal te gebruiken. Er zijn sommige situaties waarin “manoeuvreren” misdadig is.
Ik zou niet willen stellen welke electorale termen en voorwaarden praktisch te gebruiken. Ik ben onvoldoende op de hoogte van de technische kanten. Maar de praktische consequenties volgen logischerwijze voor kameraden die beter geïnformeerd zijn.
Ik zou alleen nog dit willen toevoegen: het feit dat de bureaucratie een splitsing tracht te vermijden voor de verkiezingen, toont aan dat ze erg bevreesd is. Uw electorale politiek moet des te meer decisief zijn. Het is niet van belang ontbloot om te weten wie het initiatief voor een splitsing zal nemen. Net zoals de notie van de agressor geen kwestie van onverschilligheid is in de relaties tussen staten. Maar in elk geval slaat de kwestie alleen op de vorm. De vorm kan een kwestie van compromis zijn. Maar geen toegevingen op het essentiële!
_______________
[1] Brief in het Frans aan de leiders van de Belgische sectie, Harvard Bibliotheek, 7810.
[2] Trotski antwoordt hier aan de trotskistische leiders van de ASR, dat een antwoord is op een verklaring ondertekend door Fux.
[3] De kwestie in debat bij de leiding van de ASR was de mogelijke kandidatuur van de JGS-leider, Walter Dauge, in de Borinage op de POB-lijst en de problemen die zich onvermijdelijk stellen rond de steun aan een opportunistisch programma en politiek.
[4] Francisco Largo Caballero (1869-1946), origineel een stukadoor, was één van de belangrijkste reformistische leiders van de UGT en de PSOE in de twintiger jaren; een tegenstander van de communisten, Minister van Staat onder Primo de Rivera, en Minister van Arbeid in de Republikeinse Socialistische Regering van Azaña. [Zie ook Cajo Brendel: Revolutie en contrarevolutie in Spanje] Sinds 1933 werd hij de spreekbuis van verbaal extremisme en was hij de leider van “links” in de partij. Action Socialiste Révolutionnaire van 12 februari 1936 bevatte een hoofding die als volgt ging: “Het was met geweld dat de burgerij het bezit aan de adel ontnam. Het zal door geweld zijn dat de werkende massa’s de burgerij zullen vernietigen.”
[5] Jean Zyromski (1890-197 was eens een drijvende kracht in Bataille Socialiste, een leider van de SFIO, federatie van de Seine, die in mei 1935 meeging met de stalinistische positie omtrent de “anti-fascistische” oorlog. Gelieerd aan Pivert voor lange tijd, had hij pas met hem gebroken.
[6] Fedor I. Gourvitch (1871-1947) alias Dan, dokter, mensjiwistisch leider, verbannen uit de USSR in 1920, had in 1935 Theses on War uitgegeven, samen met Zyromski en Otto Bauer die dicht bij stalinistische standpunten aanleunden.