Geschreven: 1937
Bron: Overgenomen uit: Trotski, De permanente of de verraden revolutie, een keuze uit het werk van Trotski samengesteld door E. Mandel
Transcriptie: Marxisme.net, juli 2004
HTML: Maarten Vanheuverswyn, voor het Marxists Internet Archive, januari 2005
De militaire operaties in Abessinië en het Verre Oosten worden zorgvuldig bestudeerd door alle militaire generale staven om zich op de toekomstige grote oorlog voor te bereiden. De gevechten van het Spaanse proletariaat, lichtflitsen die een voorbode vormen op de naderende internationale revolutie, moeten niet minder aandachtig bestudeerd worden door de revolutionaire generale staven; slechts op die voorwaarde zullen wij door de naderende gebeurtenissen niet verrast worden.
In het zogeheten republikeinse kamp staan drie opvattingen met ongelijke kracht tegenover elkaar: het mensjewisme, het bolsjewisme en het anarchisme. Wat betreft de burgerlijke republikeinse partijen, deze hebben geen politiek onafhankelijke ideeën of belang en handhaven zich slechts op de rug van de reformisten en anarchisten. Bovendien zou het geenszins overdreven zijn te zeggen dat de leiders van het Spaanse anarchosyndicalisme er alles aan gedaan hebben hun doctrine te desavoueren en hun belang praktisch tot nul te herleiden. In feite staan er in het republikeinse kamp twee doctrines tegenover elkaar: het bolsjewisme en het mensjewisme.
Volgens de opvatting van de socialisten en de stalinisten, dat wil zeggen van de mensjewisten van de eerste en tweede lichting, dient de Spaanse revolutie slechts democratische taken te volbrengen, en daarom was het nodig een verenigd front met de democratische’ bourgeoisie aan te gaan. Elke poging van het proletariaat uit het kader van de democratie te breken was vanuit dit oogpunt niet alleen te vroeg, maar bovendien noodlottig.
Hetgeen aan de orde was, was trouwens niet de revolutie, maar de strijd tegen Franco. Het fascisme is geen feodale reactie, maar een burgerlijke: dat men tegen deze burgerlijke reactie slechts met de krachten en de methoden van de proletarische revolutie kan vechten, is een opvatting die het mensjewisme, zelf een zijtak van het burgerlijke denken, zich niet wilde en niet kon eigen maken.
Het bolsjewistische standpunt dat slechts door de jonge sectie van de IVde Internationale op een volwassen manier werd uitgedrukt, gaat van de theorie van de permanente revolutie, te weten dat zelfs louter democratische taken zoals de liquidatie van het half feodale groot grondbezit niet volbracht kunnen worden zonder de verovering van de macht door het proletariaat; en op zijn beurt brengt dat de socialistische revolutie aan de orde. Trouwens, de Spaanse arbeiders zelf stelden zich al bij de eerste stappen van de revolutie niet slechts democratische, maar bovendien puur socialistische opgaven. Te eisen de grenzen van de burgerlijke democratie niet te overschrijden, betekent in feite niet alleen de burgerlijke revolutie af te remmen maar deze op te geven. Slechts door het omverwerpen van de sociale betrekkingen op het platteland kan men van de boeren, de grote massa van de bevolking, een machtige vesting maken tegen het fascisme. Maar de grootgrondbezitters zijn onverbrekelijk verbonden met de bourgeoisie van het bank-, industrie- en handelswezen, en met de burgerlijke intelligentsia die daar afhankelijk van zijn. De partij van het proletariaat zag zich zodoende voor de noodzakelijke keuze gesteld: ofwel samen te gaan met de boerenmassa’s, ofwel met de liberale bourgeoisie; een coalitie zowel met de boeren als met de liberale bourgeoisie kon slechts één doel hebben: de bourgeoisie te helpen de boeren te bedriegen en de arbeiders te isoleren. De agrarische revolutie kon niet verwezenlijkt worden als ze niet tegen de bourgeoisie gericht was, en bijgevolg alleen maar door maatregelen van de dictatuur van het proletariaat. Er bestaat geen enkel regime daartussen in.
Vanuit theoretisch oogpunt is het meest frappante van Stalins Spaanse politiek dat deze een totale verloochening is van het ABC van het marxisme. Met vertraging van enige tientallen jaren — en wat voor jaren — heeft de Communistische Internationale de doctrine van het mensjewisme volkomen in ere hersteld. Nog meer: men gaf zich de grootste moeite deze doctrine een ‘consequentere’ en tegelijk een absurdere uitdrukking te geven. In het tsaristische Rusland van begin 1905 had de formule van de ‘zuiver democratische revolutie’ in elk geval oneindig meer zin dan in het Spanje van 1937. En er is dan ook niets verwonderlijks aan het feit dat de ‘liberale arbeiders’-politiek van het mensjewisme in het huidige Spanje veranderd is in de anti-arbeiders en reactionaire politiek van het stalinisme. Daardoor is de doctrine van het mensjewisme, deze karikatuur van het marxisme, haar eigen karikatuur geworden.
Het zou echter naïef zijn te geloven dat er aan de basis van de in Spanje gevolgde politiek van de Comintern alleen enige theoretische ‘fouten’ kleefden Het stalinisme richt zich niet naar de marxistische theorie, noch naar welke theorie dan ook, maar naar de empirische belangen van de Sovjetbureaucratie. Onder elkaar spotten de cynici van Moskou met de ‘filosofie’ van het Volksfront à la Dimitroff. Maar zij hebben, om de massa’s te bedriegen, de beschikking over talrijke kaders ter propagering van deze heilige formule, oprecht of schurkachtig, naïef of geslepen. Louis Fischer, met zijn onwetendheid en onbekwaamheid, met zijn provinciale redenaarsmentaliteit, organisch doof voor de revolutie, is de meest afstotende vertegenwoordiger van dit zeer weinig aantrekkelijke broederschap. ‘De vereniging van alle vooruitstrevende krachten’, ‘de triomf van de ideeën van het Volksfront’, ‘de aanslag van de trotskisten op de gesloten gelederen van de antifascisten’ wie zou bij het lezen van die formules, geloven dat het Communistisch Manifest negentig jaar geleden geschreven werd?
De theoretici van het Volksfront gaan uiteindelijk niet verder dan de eerste regel van de rekenkunde, die van de optelling: de som van communisten, socialisten, anarchisten en liberalen is groter dan elk van de samenstellende delen. Met rekenkunde komt men er echter niet in deze zaak. Er is op z’n minst mechanica voor nodig: de wet van het parallellogram van de krachten blijkt te kloppen, zelfs in de politiek. De resultante is, zoals men weet, korter naarmate de krachten meer uit elkaar gaan. Wanneer de politieke bondgenoten in tegengestelde richtingen trekken, is de resultante gelijk aan nul. Een blok van verscheidene groeperingen van de arbeidersklasse is absoluut noodzakelijk om de gemeenschappelijke taken tot een goed eind brengen. In bepaalde historische omstandigheden is een dergelijk blok in staat de onderdrukte massa’s van de kleine burgerij tot zich te trekken, waarvan de belangen die van het proletariaat nabij komen. De -gemeenschappelijke kracht van een dergelijk blok kan veel groter blijken te zijn dan de resultante van de samenstellende krachten. Daarentegen kan een verbond van het proletariaat met de bourgeoisie, waarvan de belangen, wat betreft de fundamentele vraagstukken, nu een hoek van 180° maken, in de regel de revolutionaire kracht proletariaat slechts verlammen.
De burgeroorlog, waarin de kracht van het geweld alleen weinig werking heeft, eist van zijn deelnemers een buitengewoon grote toewijding. De arbeiders en de boeren zijn pas dan in staat de overwinning zeker te stellen wanneer zij de strijd voor hun eigen emancipatie voeren. Hen onder de huidige omstandigheden te onderwerpen aan de leiding van de bourgeoisie betekent al bij voorbaat de nederlaag in de burgeroorlog te verzekeren.
Deze waarheden zijn op geen enkele manier de vrucht van een puur theoretische analyse. Integendeel, zij vertegenwoordigen de onwrikbare conclusie uit alle historische ervaringen, op z’n minst vanaf 1848. De moderne geschiedenis van de burgerlijke maatschappij loopt over van allerlei soorten Volksfronten, dat wil zeggen van de meest verschillende politieke combinaties ter bedrieging van het werkende volk. De Spaanse ervaring is slechts een nieuwe tragische schakel in deze keten van misdaden en verraad.