Geschreven:
1930
Bron: De Nieuwe Weg
Transcriptie: Marxisme.net, december 2005
Deze versie: Taal en spelling aangepast.
HTML: Maarten
Vanheuverswyn, voor het Marxists Internet Archive, januari
2006
Indië is de klassieke kolonie zoals Engeland het klassieke moederland is. De ganse misdadigheid van de heersende klasse, iedere vorm van onderdrukking die het kapitalisme op de achtergebleven volkeren van het Oosten heeft toegepast, is op de meest complete en verschrikkelijke wijze vastgelegd in de geschiedenis van de reusachtige kolonie, waarop de Britse imperialisten zich hebben vastgezet als bloedzuigers om gedurende de laatste anderhalve eeuw haar bloed te drinken. De Britse burgerij heeft handig elk overblijfsel van de barbaarse tijd, elk middeleeuws instituut, dat haar dienst kon bewijzen bij de onderdrukking ondersteund. Ze dwong haar feodale agenten zichzelf aan te passen bij de koloniale kapitalistische exploitatie, haar schakels te worden, haar organen, haar verbinding met de massa.
De Britse imperialisten zijn trots op hun spoorwegen, hun kanalen en industriële ondernemingen in Indië, waar ze bijna 4 miljard gouden dollars hebben belegd. Verdedigers van het imperialisme maken triomfantelijk vergelijkingen tussen het Indië van nu en het Indië uit de periode voor de koloniale bezetting.
Maar wie kan er maar een ogenblik aan twijfelen, dat een begaafd volk van 320 miljoen zielen veel sneller en op veel vruchtbaarder wijze tot ontwikkeling zou komen, als het van de last van stelselmatige en georganiseerde roof bevrijd was? Het is voldoende om de herinnering van de 4 miljard dollar terug aan te halen, het in Indië belegd Brits kapitaal, om een beeld te vormen van wat Engeland uit Indië haalt in de loop van 5 of 6 jaar.
Aan Indië zorgvuldig afgewogen doses van techniek en ontwikkeling veroorlovende, juist genoeg om de exploitatie van de rijkdommen van het land te vergemakkelijken, konden de Shylocks van de Theems echter niet het ontwaken verhinderen van de ideeën van economische en nationale onafhankelijkheid en vrijheid zomin als het doordringen van deze ideeën onder steeds bredere lagen.
Precies zoals in de oudere kapitalistische landen, kunnen de verschillende rassen die in Indië bestaan alleen tot een natie worden samengevat door een bindende politieke revolutie. Maar in tegenstelling tot de oudere landen, is die revolutie in Indië een koloniale revolutie gericht tegen vreemde onderdrukkers. Behalve dat is het de revolutie van een historisch achtergebleven land, waarin de verhoudingen van feodale horigheid, kastenverdelingen en zelfs slavernij naast de klassentegenstellingen bestaan tussen de burgerij en het proletariaat, welke in de laatste periode tot hoge ontwikkeling zijn gekomen.
Het koloniale karakter van de Indische revolutie tegen één van de machtigste onderdrukkers, verbergt tot op zekere hoogte de innerlijke sociale tegenstellingen van het land, vooral voor hen die daar belang bij hebben. In werkelijkheid eist de noodzakelijkheid van het afwerpen van de koloniale overheersing, die in al haar wortels met de Oude Indische uitbuiting verstrengeld is, de krachtigste revolutionaire inspanning van de Indische massa’s en daardoor neemt dit afwerpen zelf het karakter aan van een reusachtige uiting van de klassenstrijd. Het Britse imperialisme zal niet vrijwillig haar posities opgeven, terwijl het capituleert tegenover Amerika, zal het haar laatste energie en hulpbronnen tegen het opstandige Indië richten.
Wat een leerrijke historische les is het dat de Indische revolutie zelfs in haar tegenwoordig stadium, nu zij zich nog niet bevrijd heeft van het verraderlijke leiderschap van de nationale burgerij, neergeslagen wordt door de “socialistische” regering van Mac Donald. De bloedige onderdrukkingen van deze schelmen van de Tweede Internationale, die in hun eigen landen het sociale op vreedzame wijze beloven tot stand te brengen, vertegenwoordigen dat kleine deposito, hetwelk het Brits imperialisme vandaag inbrengt op zijn toekomstige rekening in Indië. De zoetelijke sociaaldemocratische bespiegelingen inzake het overeenstemmen van de belangen van het kapitalistische Engeland met dat van het democratisch Indië, zijn een noodzakelijke aanvulling op de bloedige onderdrukkingen door Mac Donald, die natuurlijk tussen de bloedvergieten door, bereid is tot de duizend en eerste opdracht om verzoening tot stand te brengen.
De Britse heersende klasse verstaat maar al te goed dat het verlies van Indië niet alleen de instorting zou betekenen van de reeds sterk ondermijnde wereldmacht, maar ook de sociale ineenstorting in het eigen land. Het is een strijd op leven en dood. Alle krachten worden gemobiliseerd. Dat betekent dat de revolutie onweerstaanbare energie moet mobiliseren. De vele miljoenen tellende massa is reeds in beweging gekomen. Zij toonde haar half blinde kracht tot zo’n hoogte dat de nationale burgerij gedwongen werd haar passiviteit op te geven en de beweging in handen te nemen met de bedoeling om de scherpste kantjes van het revolutiezwaard af te stompen. Ghandi’s passieve strijdwijze is de tactiek die de naïviteit en de zelfverloochende blindheid van de onverenigde kleinburgerlijke massa’s met de verraderlijke manoeuvres van de liberale burgerij verbindt. Het feit dat de voorzitter van de Indische wetgevende vergadering, het officieel orgaan van de machinaties van het imperialisme, zijn functie prijsgaf om de boycot van de Engelse goederen te leiden, heeft een diepe symbolische betekenis. “Wij willen u bewijzen”, aldus de nationale burgerij tot de heren aan de Theems, “dat wij onmisbaar zijn voor u, dat gij zonder ons de massa’s niet kunt kalmeren, maar wij zullen u onze eigen rekening voorleggen.”
Als antwoord sluit Mac Donald Ghandi in de gevangenis op. Het is mogelijk dat de lakei verder gaat dan zijn meester wil, door bovenmatig nauwgezet te zijn om het in hem gestelde vertrouwen te rechtvaardigen. Het is mogelijk dat de Conservatieven, ernstige en ervaren imperialisten als ze zijn, in dit stadium nog niet zo ver zouden gaan met de onderdrukking. Maar anderzijds hebben de nationalistische leiders van de passieve oppositie behoefte aan onderdrukking om hun zeer geschokte reputatie te herstellen. Mac Donald bewijst hen bij deze een dienst. Terwijl hij arbeiders en boeren laat neerschieten, arresteert hij Ghandi na herhaalde waarschuwingen precies zoals de Russische voorlopige regering de Kornilovs en Denikins probeerde te arresteren.
Als Indië een bestanddeel is van de binnenlandse regering van de Britse burgerij, dan is anderzijds de imperialistische heerschappij van het Brits kapitaal in Indië een element van de binnenlandse orde in Indië. De kwestie kan volstrekt niet beperkt blijven tot de uitsluiting van enkele tienduizenden vreemde uitbuiters. Zij kunnen niet los gezien worden van de binnenlandse onderdrukkers en hoe harder die binnenlandse onderdrukkers en de druk op de massa zullen worden, des te minder zullen de massa’s behoefte hebben om een onderscheid te maken. Zoals in Rusland de liquidatie van het tsarisme tegelijk met die van de afhankelijkheid aan het wereldkapitalisme, alleen mogelijk werd omdat voor de boeren de afschaffing van de monarchie vastzat aan de afschaffing van de macht van het grootgrondbezit, precies zo spruit in Indië de strijd tegen de imperialistische onderdrukkers voor de massa’s van onderdrukte en half tot het pauperisme vervallen boeren voort uit de noodzakelijkheid van de afschaffing van de macht van de feodale grondheren, hun agenten en tussenpersonen, de ambtenaren en woekeraars.
De Indische boer wil een rechtvaardige verdeling van de grond. Dat is de basis voor democratie. Dit is meteen de sociale basis van de democratische revolutie in haar geheel.
In het eerste stadium van hun strijd gaat het onwetende, geen ervaring hebbende en slecht georganiseerde boerendom in enkele dorpen tot lijdelijk verzet tegen de individuele vertegenwoordigers van het gehate regime over. Het boerendom betaalt geen pacht, geen belasting, het vlucht weg in de bossen, het deserteert uit het leger,… De Tolstojaanse formules van de lijdelijk verzet waren in zekere zin de eerste stadia van het revolutionaire ontwaken van de boeren. Ghandi neemt dezelfde positie in met betrekking tot de Indische massa. Hoe “oprechter” hij persoonlijk is, des te nuttiger is hij voor de bezitters als een instrument tot het disciplineren van de massa. De steun van de burgerij voor het lijdelijk verzet tegen het imperialisme, is slechts de voorloper van haar bloedige tegenstand tegen de revolutionaire massa.
Uit passieve vormen van strijd is het boerendom meermaals in de geschiedenis overgegaan tot de felste en bloedigste oorlogen tegen zijn directe vijanden: de grondbezitters, de autoriteiten en de woekeraars. De Middeleeuwen waren rijk aan dergelijke boerenoorlogen in Europa, maar zij waren ook rijk aan meedogenloze onderdrukking van die boerenoorlogen. Het lijdelijk verzet van het boerendom, zowel als zijn bloedige opstanden, kunnen alleen in een revolutie overgaan onder de leiding van de klasse uit de steden, die de leider wordt van de revolutionaire natie en na de overwinning de drager van de revolutionaire macht. In het huidige tijdperk, kan slechts het proletariaat die klasse zijn, zelfs in het Oosten.
Het is waar, dat het Indische proletariaat numeriek een nog zwakkere plaats inneemt in de bevolking dan het Russische proletariaat aan de vooravond van 1905 en 1917. De betrekkelijk geringe omvang van het proletariaat was het voornaamste argument van alle kleinburgers, al de Martinovs, alle mensjewieken tegen het perspectief van de permanente revolutie. Zij stelden dat het een illusie was dat het revolutionair proletariaat de bezittende klasse zou omverwerpen en de leiding zou nemen van de agrarische revolutie van de boeren om op de golven van die agrarische revolutie tot de revolutionaire heerschappij te komen. Daarom vonden zij de verwachting realistisch dat de liberale burgerij steunend op de massa van stad en land, de democratische revolutie zou voltooien. Doch het liep hierop uit dat hun sociale statistieken van de bevolking geen juiste maatstaf bleken voor de economische of politieke rol van de klassen. De Oktoberrevolutie heeft dat eens en voor altijd op overtuigende wijze aangetoond.
Als thans het Indische proletariaat numerieker zwakker is dan het Russische, is daarmee nog niet gezegd dat zijn revolutionaire mogelijkheden kleiner zijn. Net zomin als de numerieke zwakte van het Russische proletariaat vergeleken bij het Amerikaanse en het Engelse een beletsel was voor de arbeidersdemocratie in Rusland. Integendeel, al die sociale eigenaardigheden die de Oktoberrevolutie mogelijk en onvermijdelijk maakten, zijn thans in Indië in scherpere vorm aanwezig. In dit land van arme boeren komt de hegemonie van de stad niet minder duidelijk tot uitdrukking dan in het tsaristische Rusland. De concentratie van de industriële, handels- en financiële macht in handen van de grote burgerij, allereerst de buitenlandse burgerij, enerzijds en anderzijds een snelle groei van het eigenlijke proletariaat, sluiten de mogelijkheid uit van een onafhankelijke rol van de kleinburgerij in de steden en tot op zekere hoogte ook van de intellectuelen en veranderen daardoor de politieke drijvende krachten van de revolutie in die van de strijd van het proletariaat tegen de burgerij om de leiding van de boerenmassa’s. Daarom ontbreekt “slechts” één voorwaarde: een bolsjewistische partij. En dat is dus waar het nu op aankomt.
Wij waren getuigen van de manier waarop het leiderschap van Stalin en Boecharin de mensjewistische opvatting van de democratische revolutie in China doorvoerde. Gesteund door een machtig apparaat, had dit leiderschap de mogelijkheid mensjewistische formules in daden toe te passen en daardoor alleen was dit leiderschap genoodzaakt tot een bepaalde slotsom te geraken. Om de leidende rol van de burgerij in de burgerlijke revolutie het best te verzekeren (dat is de grondstelling van het Russische mensjewisme) bracht de bureaucratie van Stalin de jonge Chinese communistische partij ertoe een afhankelijk onderdeel van de nationalistische partij van de burgerij te worden. In overeenstemming daarmee, op de grondslag van de voorwaarden die officieel tussen Stalin en Tsjang Kai-sjek waren vastgesteld (door de bemiddeling van de huidige volkscommissaris voor onderwijs, Boebnow), hadden de communisten niet meer dan het recht om een derde van de leidende functies in de Kwomingtan te bezetten. Op die manier trad de proletarische partij in de revolutie als een officiële krijgsgevangene van de burgerij op, en dit met de zegen van de Derde Internationale. De uitslag is bekend: de bureaucratie van Stalin sloeg de Chinese revolutie neer. De geschiedenis heeft nog nooit een politieke misdaad van deze omvang gekend.
Zowel voor Indië als voor alle landen van het Oosten, kwam Stalin in 1924 tegelijkertijd voor de dag met het reactionaire denkbeeld van socialisme in één land als het niet minder reactionaire denkbeeld van de “tweeslachtige samenstelling van de arbeiders- en boerenpartijen”. Dit was nog een formule van dezelfde verwerping van de onafhankelijke politiek en de onafhankelijke partij van het proletariaat. De ongelukkige Roy is sindsdien de apostel geworden van de eerste rangs- en boven de klassen staande “volks” of “democratische” partij. De geschiedenis van het marxisme, de ontwikkeling van de negentiende eeuw, de ervaring van drie Russische revoluties – alles ging aan deze heren voorbij zonder een spoor achter te laten.
Zij hebben nog niet begrepen dat de “arbeiders-boerenpartij” alleen denkbaar is in de vorm van een Kwomingtan, dus in de vorm van een burgerlijke partij die leiding geeft aan de arbeiders en boeren om ze later te verraden en te vernietigen. De geschiedenis heeft nog geen ander type uitgevonden van een boven de klassen staande of een klassenverbindende partij. Niet voor niets was Roy de agent van Stalin in China, de profeet van de strijd tegen het “trotskisme”, de bewerker van het Martinovse “blok van vier klassen”, om later de rituele zondebok te worden voor de misdaden van de stalinistische bureaucratie na de onvermijdelijke nederlaag van de Chinese revolutie.
Zes jaren gingen in Indië voorbij met verzwakkende en demoraliserende experimenten met het stalinistische begrip van de tweeklassenpartijen van arbeiders en boeren. De resultaten zijn bekend: machteloze, provinciale arbeiders- en boerenpartijen die wankelen, vegeteren of eenvoudig wegsmelten en tot niets worden teruggebracht. En dit net op een ogenblik dat ze zouden moeten handelen, de tijd van het revolutionaire getij. Er is geen proletarische partij. Zij moet nog in het vuur van de gebeurtenissen worden geboren en eerst moet het afval worden weggegooid die door de leidende bureaucratie is opgehoopt. Dat is de toestand vandaag. Alles wat kon gedaan worden om het Indische proletariaat machteloos te maken, om de voorhoede te verzwakken, haar vleugels te kortwieken, is sinds 1924 door de leiding van de Komintern gedaan.
Terwijl Roy en andere leerlingen van Stalin kostbare jaren verspeelden om een democratisch programma uit te werken voor een boven de klassen staande partij, benutte de nationalistische burgerij deze tijdsverspilling om zich van de vakbonden meester te maken. Zo niet op het politieke terrein, dan toch in de vakbonden is de Kwomingtan in Indië tot stand gebracht met dit verschil dat de verwekkers intussen geschrokken zijn van hun eigen werk en op de vlucht zijn geslagen terwijl ze diegenen, die hen op de vlucht dreven, met smaad overladen.
Zoals bekend, zwaaiden de centristen ditmaal naar “links”. Maar de zaken werden er niet beter door. De officiële positie van de Derde Internationale inzake de problemen van de Indische revolutie is zo’n wirwar geworden dat zij er speciaal op gericht is de proletarische voorhoede uit het spoor te doen lopen en tot wanhoop te brengen. Ten dele gaat het in de oude richting voort, omdat de leiding er voortdurend en bewust op uit is haar tekortkomingen van gisteren te verbergen. Anderzijds moet de bestaande verwikkeling aan de ongelukkige geaardheid van het centrisme worden toegeschreven.
Wij denken nu niet aan het programma van de Komintern dat aan de koloniale burgerij een revolutionaire rol toeschrijft, geheel en al de opvattingen van Brandler en Roy onderschrijvende, die nog steeds de mantel van Martinov-Stalin dragen. We hebben het evenmin over de ontelbare uitgaven van de stalinistische “Problemen van het leninisme”, waarin in alle talen van de wereld de koers op de tweeslachtige arbeiders- en boerenpartijen gericht is. Neen, we beperken ons nu tot de laatste behandeling van het probleem, die geheel in overeenstemming was met de fouten van de derde periode van de Komintern in het Oosten.
Nog altijd blijft voor de Stalinisten zowel met betrekking tot Indië als tot China de “democratische heerschappij van arbeiders en boeren” de voornaamste leuze. Niemand weet, niemand verklaart, omdat niemand verstaat wat die omschrijving in het jaar 1930 nog betekent na de ondervindingen van de laatste 15 jaar. Waarin onderscheidt zich de democratische heerschappij van arbeiders en boeren van de heerschappij van de Kwomingtan, die arbeiders en boeren vernietigde? De Manoeilski’s en Koesinens zullen wellicht antwoorden dat ze nu over de heerschappij van drie klassen spreken (arbeiders, boeren en de kleinburgerij in de steden), en niet van vier klassen zoals dat in China het geval was toen Stalin met zijn bondgenoot Tsjang Kai-sjek één blok vormde.
Als dat zo is, antwoorden wij, onderneem dan een poging om ons duidelijk te maken waarom de nationalistische burgerij in Indië wordt verworpen, terwijl die verwerping in China tot de uitsluiting van bolsjewieken uit de communistische partij leidde en zelfs tot hun gevangenneming. China is een semi-koloniaal land. In China is er geen machtige kaste van feodale landheren en hun trawanten. Maar Indië is een klassiek koloniaal land met een machtig overblijfsel van de overheersing door de feodale kaste. Als de revolutionaire rol van de Chinese burgerij door Stalin en Martinov werd afgeleid uit de aanwezigheid in dat land van vreemde overheersing en feodale overblijfselen, dan zou voor Indië elk van deze argumenten met dubbele kracht moeten gelden. Dit betekent dat de Indische burgerij overeenkomst de grondslag van het programma van de Derde Internationale, oneindig veel meer recht heeft te verlangen in het Stalinistische blok te worden opgenomen dan de Chinese burgerij onder leiding van Tsjang Kai-sjek en de “oprechte” Wang Tsjen Wei. En als het niet zo is, als de onderdrukking van het Britse imperialisme en de gehele erfenis van de middeleeuwen ten spijt, de Indische burgerij alleen in staat is een contrarevolutionaire rol te spelen, veroordeel dan zonder erbarmen de verraderlijke politiek in China en verbeter direct het programma waarin op laffe wijze de droeve sporen van die politiek te vinden zijn.
Hiermee is het probleem niet uitgeput. Als je in Indië een blok wil zonder en tegen de burgerij, wil zal het dan leiden? De Manoeilski’s en Koesinens zullen wellicht met hun typische beminnelijke ijver antwoorden: “Natuurlijk is dat het proletariaat”. Goed, antwoorden wij, dat is heel vleiend. Maar als de Indische revolutie zich ontwikkelt op basis van een vereniging van arbeiders, boeren en kleinburgerij, als deze eenheid niet slechts tegen het imperialisme zal gericht zijn en tegen het feodalisme, maar ook tegen de nationale burgerij, die met hen in alle toonaangevende kwesties verbonden is; als het proletariaat aan het hoofd zal staan van deze eenheid, als die eenheid enkel tot de overwinning komt door de vijanden weg te vagen door een gewapende opstand en het proletariaat op die manier in de rol van de werkelijk al-nationalistische leider opneemt, dan rijst de vraag: in welke handen zal de macht na de overwinning zijn als zij niet in handen van het proletariaat is? Wat is in zo’n geval de betekening van de democratische heerschappij van arbeiders en boeren, wel te onderscheiden van de arbeidersdemocratie die leiding geeft aan de boeren? Met andere woorden: op welke wijze zal de veronderstelde heerschappij van arbeiders en boeren van het type verschillen van de wezenlijke heerschappij die werd gevestigd na de Oktoberrevolutie?
Het antwoord op deze vraag ontbreekt. Er kan geen antwoord op worden gegeven. Door deze loop van de historische ontwikkeling is de “democratische heerschappij” niet alleen een leeg begrip, maar ook een verraderlijke val voor het proletariaat geworden. Die leuze laat juist de mogelijkheid open van twee volkomen tegenstrijdige verklaringen: in de zin van de heerschappij van de Kwomingtan en in de zin van de heerschappij na Oktober in Rusland. Tussen deze twee dingen is niets gemeen. In China legden de stalinisten de democratische heerschappij eerst als een heerschappij van de Kwomingtan uit en later als die van de linkervleugel. Maar hoe verklaren zij de heerschappij in Indië? Ze zwijgen. Ze zijn gedwongen te blijven zwijgen uit angst dat ze de ogen van hun volgelingen voor hun eigen wandaden openen. Deze samenzwering van het zwijgen, is in wezen een samenzwering tegen de Indische revolutie. En al het lawaai dat uiterst links thans maakt, verbetert de toestand in geen enkel opzicht. Want de overwinning van de revolutie wordt niet verzekerd door lawaai en geraas, doch door politieke klaarheid.
Maar wat tot dusver gezegd is, haalt het kluwen niet uit de war. Neen, juist op dit punt worden er nieuwe draden doorgevlochten. Door de revolutie een abstract democratisch karakter te geven en door haar alleen toe te staan tot de proletarische heerschappij te geraken na een soort van mystieke of mystificerende “democratische heerschappij” te hebben gevestigd, verwerpen onze strategen tegelijk de centrale politieke leuze van iedere democratische revolutionaire beweging, die juist de leuze van de Constituerende Vergadering is. Waarom? Op welke grondslag? Het is absoluut onbegrijpelijk. De democratische revolutie betekent voor de boer de gelijkheid, bovenal gelijkheid in de verdeling van de grond. Daarop is de gelijkheid van rechten gegrondvest. De Constituerende Vergadering, waar de vertegenwoordigers van heel het volk een balans opmaken van het verleden en de klassen de balans opmaken met elkaar, is de natuurlijke en onvermijdelijke combinatie van de democratische taken van de revolutie, niet alleen in het bewustzijn van de ontwakende massa van het boerendom, maar ook in het bewustzijn van de arbeidersklasse zelf.
Hierover hebben we met betrekking tot China uitvoerig gesproken en we zien de noodzaak van herhaling niet in. Laat ons hier alleen aan toevoegen dat de grote provinciale verscheidenheid van Indië, de uiteenlopende bestuursvormen en hun niet minder uiteenlopende verbinding met de feodale kaste aan de leuze van de constituerende vergadering in Indië een bijzonder diepe revolutionair-democratische inhoud geven.
De theoreticus van de Indische revolutie in de Russische communistische partij is thans Safarow, die ten koste van een gelukkige capitulatie zijn schadelijke activiteit overbracht naar het terrein van het centrisme. In een artikel van het tijdschrift “De Bolsjewiek” over de krachten en de taak van de Indische revolutie, draait Sarafow rond het vraagstuk van de constituerende vergadering op dezelfde wijze als een oude rat rond een stuk kaas dat met een klem is bevestigd. Deze socioloog wil ten alle koste vermijden dat hij een tweede keer in de trotskistische val trapt. Tegenover de constituerende vergadering stelt hij het volgende perspectief:
”De ontwikkeling van een nieuwe revolutionaire groei op de grondslag van de strijd voor het proletarische leiderschap leidt tot de slotsom (van wie? Hoe? Waarom?) dat de heerschappij van het proletariaat en het boerendom in Indië alleen in de vorm van de Sovjet kan voltooid worden”. (Bolsjewiek, 1930, nr. 5, blz. 100)
Verbazingwekkende regels. Martinov met Safarov vermenigvuldigd.
Om te beginnen, ontwikkelt de revolutionaire opgang van de massa’s van het volk “op de grondslag” van de strijd van de communisten voor het leiderschap van het proletariaat. Het gehele proces wordt op zijn kop gezet. Wij menen dat de proletarische voorhoede de strijd voor het leiderschap ingaat, of voorbereidt om in te gaan of moest ingaan, op de grondslag van een nieuwe revolutionaire opgang.
Het vooruitzicht van de strijd volgens Safarow is de heerschappij van het proletariaat en het boerendom. Hier is ter wille van de linkse oriëntatie het woord “democratisch” prijsgegeven. Maar er wordt niet openlijk gezegd wat voor een tweeslachtige heerschappij het is: een Kwomingtan-type of een Oktober-type? In de plaats daarvan wordt ons verzekerd op erewoord, dat deze heerschappij alleen tot stand kan worden gebracht “in de vorm van de Sovjet”. Het klinkt edel. Waarom de leuze van de Constituerende Vergadering? Safarow kan alleen maar akkoord gaan met de vorm van de Sovjets.
Het wezen van het epigonendom – het verachtelijke en duistere wezen – bestaat juist daarin dat het van actuele processen uit het verleden en hun lessen alleen de vorm afzondert en daar een toverformule van maakt. Zonder iets over het klassenkarakter van de heerschappij te zeggen – een heerschappij van de burgerij over het proletariaat zoals in de Kwomingtan of een heerschappij van het proletariaat over de burgerij zoals in oktober – brengt Safarov een ander en allereerst zichzelf in slaap door de sovjetvorm van de heerschappij. Alsof Sovjets niet een wapen kunnen worden voor de misleiding van arbeiders en boeren. Wat waren de mensjewistische sociaalrevolutionaire sovjets van 1917 anders? Niets dan een wapen tot steun van de macht van de burgerij en de voorbereiding van haar heerschappij. Wat waren de sociaaldemocratische raden in Duitsland in en in Oostenrijk in 1918 en 1919? Organen om de burgerij te sparen en de arbeiders te bedriegen. Met de verdere ontwikkeling van de revolutionaire beweging in Indië, met de hogere vlucht van de strijd van de massa’s en de zwakte van de communistische partij – en het laatste is onvermijdelijk als de poespas van Safarow de geest van de partij beheerst – kunnen de Indische nationalistische burgerlijke elementen zelf arbeiders- en boerenraden scheppen, om die op dezelfde wijze te leiden als zij nu de vakbonden controleren. Dus om de revolutie te vernietigen zoals de Duitse sociaaldemocratie door de leiding van de raden te nemen de revolutie ten val bracht. Het verraderlijke karakter van de leuze van de democratische heerschappij ligt juist daarin dat zij de vijanden eens en vooral niet die mogelijkheid niet ontneemt.
De Indische communistische partij, wiens ontwikkeling gedurende 6 jaren – en wat voor jaren – is opgehouden, is nu bij de revolutionair-democratische opgang van één van de belangrijkste wapens beroofd bij de mobilisatie van de massa’s, namelijk de leuze van de democratische constituerende vergadering.
In plaats daarvan is aan de jonge partij die nog de eerste stappen moet zetten, de absolute leuze van de sovjets opgelegd als een vorm van een abstracte heerschappij, een heerschappij van een door niemand duidelijk aangegeven klasse. Een verheerlijking van de verwarring! En dat alles gaat zoals gewoonlijk gepaard met het kleuren en zoetelijk maken van een nog zeer moeilijke en alles behalve lekkere positie.
De officiële pers wordt door Safarow in deze geest voorgelicht dat het burgerlijk nationalisme in Indië eigenlijk al gestorven is, dat het communisme al de leiding van het proletariaat in handen heeft, of althans bezig is te krijgen, terwijl het proletariaat op zijn beurt het boerendom achter zich heeft. De leiders en hun sociologen proclameren op de meest onverantwoorde wijze dat wat bestaat tot hetgeen ze wensen. Om het precies te zeggen: ze proclameren datgene wat bij een juiste politiek de afgelopen 6 jaar had kunnen zijn tot dat hetwelk wezenlijk het resultaat is van een onjuiste politiek.
Indien de onhoudbaarheid van de uitvindingen en de werkelijkheid duidelijk zullen worden, zullen de Indische communisten daarvoor de blaam in ontvangst moeten nemen als de slechte uitvoerders van de algemene ongerijmdheid die de algemeen geldende lijn is. De voorhoede van het Indische proletariaat staat nog bij de drempel van haar grote taak en zal nog een lange weg moeten afleggen. Een reeks nederlagen zal niet op de rekening van de achterlijkheid van het proletariaat en het boerendom moeten worden geschreven, maar ook ten laste van de zonden van de leiding. De voornaamste taak is een duidelijk marxistisch begrip van de krachten van de revolutie, een juist perspectief, een van ruim inzicht getuigende politiek, die de stereotype bureaucratische voorschriften verwerpt, doch die bij het vervullende van de grote taak zich zorgvuldig aanpast bij de graad van het politieke ontwaken en de revolutionaire groei van de arbeidersklasse.
30 mei 1930