Leon Trotski
Lessen van Oktober


V. De julidagen; de Kornilov-episode; de Democratische Conferentie en het Voorparlement

De beslissingen van de Aprilconferentie gaven de partij een oriëntering, die op juiste principes berustte, maar de verschillen in de leiding van de partij werden er niet door opgelost. Integendeel, deze verschillen namen — in de loop van de ontwikkeling, steeds concretere vormen aan. Gedurende het meest beslissende moment van de revolutie — in de Oktoberdagen — bereikten ze hun hoogtepunt.

De poging, op initiatief van Lenin, om op 10 (23) juni een demonstratie te houden, werd door de kameraden die ontevreden waren met het karakter van de Aprildemonstratie, als een avontuur veroordeeld. De demonstratie van 10 (23) juni ging niet door als gevolg van het verbod ervan door het Sovjetcongres. De partij nam 18 juni (1 juli) echter revanche. De algemene demonstratie in Petrograd, die vrij onvoorzichtig op initiatief van de verzoeningsgezinden tot stand was gekomen, vond bijna geheel onder bolsjewistische leuzen plaats. Maar de regering wilde ook wat beginnen: zij begon een idioot lichtzinnig offensief aan het front. Dat was het beslissende moment. Lenin waarschuwde de partij voor onvoorzichtige stappen. Op 21 juni (4 juli) schreef hij in de Pravda:

“Kameraden, actie zou nu niet doelmatig zijn. Wij moeten nu een geheel nieuwe etappe in onze revolutie afleggen.”

(Sotsjinenija, 1ste druk Russisch, deel 14, blz. 276) [25]

Maar de julidagen kwamen naderbij — een mijlpaal op de weg van de revolutie, en eveneens op de weg van de verschillen binnen de partij.

Het beslissende moment in de juli-beweging was de spontane actie van de massa’s van Petrograd. Men kan er niet aan twijfelen of Lenin zich in juli afvroeg: “Is de tijd al gekomen? Is de stemming van de massa’s de Sovjet-bovenbouw ontgroeid? Lopen we niet het gevaar door de wettigheid van de Sovjets gehypnotiseerd te worden en achter te lopen bij de stemming van de massa’s en zo van de massa’s gescheiden te worden?” Het is erg waarschijnlijk dat geïsoleerde zuiver militaire acties gedurende de julidagen op initiatief van afzonderlijke kameraden zijn doorgevoerd, die eerlijk meenden, dat ze in overeenstemming waren met Lenins waardering van de situatie. Lenin zei later:

“In juli hebben we veel stommiteiten begaan.”

Maar de kern van de julidagen was dat we een nieuwe bredere visie kregen op een nieuw en hoger stadium van de beweging. We moesten een stap terug doen onder bezwarende omstandigheden. Voorzover de partij zich op de opstand en de greep naar de macht voorbereidde, zag ze met Lenin de Juli-actie slechts als een episode, waarin we duur betaald hebben voor het testen van onze eigen kracht en die van de vijand. Een episode echter die de hoofdlijn van onze activiteit niet kon beïnvloeden. Aan de andere kant beschouwden de kameraden die tegenstanders waren van de op de verovering van de macht gerichte politiek, de juli-dagen als een schadelijk avontuur. De mobilisatie van de rechtervleugel van de partij werd intensiever, kritiek werd beslister. In overeenstemming hiermee veranderde de toon van de beantwoording.

Lenin schreef:

“Dit gejammer, al deze tirades, men ‘had niet’ moeten deelnemen (aan de poging de zonder meer gerechtvaardigde ontevredenheid en verontwaardiging van de massa’s een ‘vreedzaam en georganiseerd’ karakter te verlenen) lopen hetzij op renegatendom uit, als ze van de bolsjewieken komen, of ze zijn de gebruikelijke uiting van de kleinburger voor zijn gebruikelijke (redactie: onleesbaar woord) en verwarring.”

(Over wettelijke illusies. Werke 25, blz. 204).

In dit verband werpt het woord ‘renegatendom’ een tragisch licht op de verschillen. Later komt dit kwalijke woord steeds meer voor.

Vanzelfsprekend had de opportunistische houding ten aanzien van het vraagstuk van de macht en de oorlog een overeenkomstige houding ten aanzien van de Internationale ten gevolge. De rechterzijde probeerde de partij te laten deelnemen aan de Stockholmse Conferentie [26] van de sociaal-patriotten. Lenin schreef op 16 (29) augustus 1917:

“De rede van kameraad Kamenev in het Centraal Uitvoerend Comité (van de Sovjets) over het vraagstuk van de conferentie van Stockholm moest noodgedwongen op tegenstand stuiten bij de bolsjewieken die trouw zijn aan hun partij en aan haar grondslagen.”

(Over het optreden van Kamenev in het Centraal Uitvoerend Comité in het vraagstuk over de conferentie van Stockholm, Werke 25, blz. 245).

En verder over de verklaring dat op de conferentie van Stockholm de banier van de revolutie breed ontplooid zou worden:

“Dat is een holle declamatie in de geest van Tsjernov en Zereteli. Dat is een hemeltergende onwaarheid. Niet de revolutionaire banier, maar de banier van de sjacher, van het onderhandelen en de amnestie voor de sociaal-imperialisten, van de onderhandelingen met de bankiers over de verdeling van de annexaties — deze banier zal boven Stockholm waaien.”

(Over het optreden van Kamenev in het Centraal Uitvoerend Comité in het vraagstuk van de conferentie van Stockholm, Werke 25, blz. 246).

De weg naar Stockholm was eigenlijk de weg naar de IIe internationale, evenals de deelname aan het Voorparlement de weg naar de burgerlijke republiek was. Lenin was voor de boycot van de Conferentie van Stockholm, zoals hij ook later voor de boycot van het Voorparlement was. In het vuur van het gevecht vergeet hij geen ogenblik het doel, het tot stand brengen van een nieuwe, Communistische Internationale.

Reeds op 10 (23) april komt Lenin op voor de verandering van de naam van de partij. Bezwaren tegen de nieuwe naam, wijst hij af als

“een argument van het vasthouden aan gewoonten, een argument van lethargie (geestelijke verdoving), een argument van traagheid... Het is hoog tijd, het vuile hemd uit te trekken en schoon goed aan te doen.”

(De taken van het proletariaat in onze revolutie, Werke 24, blz. 74).

De oppositie in de top van de partij was echter zo sterk, dat er een vol jaar zou verlopen — waarin Rusland de vuile was van de burgerlijke heerschappij uitdeed — voordat de partij kon besluiten haar naam te veranderen en terug te keren tot de traditie van Marx en Engels.

Deze geschiedenis van de naamverandering van de partij is de symbolische uitdrukking van de rol van Lenin gedurende het gehele jaar 1917: op de meest beslissende keerpunten in de ontwikkeling voert hij een steeds heftiger strijd in de partij tegen het verleden in naam van de toekomst. En de tegenstand van het verleden, dat onder het vaandel van de ‘traditie’ optreedt, krijgt op sommige momenten een buitengewone scherpte.

Het feit van de Kornilov-putsch [27] had een sterke verschuiving van de toestand in ons voordeel ten gevolge. De verschillen verminderden tijdelijk, maar ze verdwenen niet. Bij de rechtervleugel werd in die dagen een tendens merkbaar, om nader te komen tot de meerderheid van de Sovjets op basis van de verdediging van de revolutie en ten dele ook van het vaderland. Begin september reageerde Lenin hierop in een brief aan het Centraal Comité. Hij schreef:

“Naar mijn mening vervallen zij, die afglijden naar het standpunt van de vaderlandsverdediging [28] (zoals Volodarski) of naar een blok met de sociaal-revolutionairen, naar ondersteuning van de Voorlopige Regering (zoals andere bolsjewieken), in principeloosheid. Dat is volledig fout, dat is de minachting van principes. Vaderlandsverdedigers worden we pas na het overgaan van de macht aan het proletariaat...” (Aan het Centraal Comité van de SDAPR, Werke 25, blz. 292). En verder: “De Kerenski-regering mogen we zelfs nu niet ondersteunen. Dat zou niet principieel zijn. Men zal vragen: Moeten we misschien niet tegen Kornilov vechten? Natuurlijk moeten we dat. Maar dat is niet hetzelfde. Er is een grens, en die wordt door veel bolsjewieken overschreden. Zij vervallen in ‘verzoeningsgezindheid’, laten zich door de stroom van de gebeurtenissen meesleuren”

(Aan het Centraal Comité van de SDAPR, Werke 25, blz. 292).

De volgende etappe in de ontwikkeling van de verschillen was de Democratische Conferentie van 14 tot 22 september (27 september tot 5 oktober) en het Voorparlement dat erop volgde 7 (20) oktober [29]. Het was de taak van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen de bolsjewieken te binden door de sovjet-legaliteit en deze legaliteit pijnloos om te vormen tot een burgerlijk-parlementaire legaliteit. De rechtervleugel kwam aan dit streven tegemoet. We hebben hierboven reeds gezien hoe hij zich het verdere verloop van de revolutie voorstelde: De sovjets staan langzamerhand hun functies aan overeenkomstige organisaties af, aan de doema’s, de Zemstvo’s [30], de vakbonden en tenslotte aan de Constituerende Vergadering en dan verdwijnen de sovjets zelf van het toneel. De weg via het Voorparlement moest dienen om het politieke bewustzijn van de massa’s af te leiden van de sovjets, als een reeds achterhaalde, ‘tijdelijke’ instelling, naar de Constituerende Vergadering als een bekroning van de democratische revolutie. Maar de bolsjewieken hadden reeds de meerderheid in de sovjets van Moskou en Petrograd: onze invloed in het leger groeide niet dagelijks, maar ieder uur. Het ging niet om een voorspelling, niet meer om vooruitzichten, maar het ging er letterlijk om welke weg we morgen reeds zouden inslaan.

De houding van de verzoeningsgezinde partijen, die volledig afgedaan hadden, op de Democratische Conferentie bracht hun treurige armzaligheid tot uitdrukking. Ons voorstel om de Democratische Conferentie demonstratief te verlaten en aan zijn ondergang over te laten, stuitte op een heftige tegenstand van de rechtse elementen in de fractie, die toen nog in de hogere regionen van onze partij veel invloed hadden. Het conflict over dit vraagstuk was het voorspel voor de strijd in het vraagstuk van de boycot van het Voorparlement. Op 24 september (7 oktober), dat wil zeggen na de Democratische Conferentie, schreef Lenin:

“De bolsjewieken hadden de Conferentie moeten verlaten, als teken van protest en ook om niet door de conferentie in de val te lopen, dat de aandacht van het volk van de ernstige vraagstukken afgeleid wordt.”

(Helden van de vervalsing en fouten van de bolsjewieken, Werke 26, blz. 31).

De debatten in de bolsjewistische fractie van de Democratische Conferentie over het vraagstuk van de boycot van het Voorparlement hebben ondanks de relatieve beperktheid van het onderwerp een buitengewone grote betekenis. Eigenlijk was dit de breedst opgezette en uiterlijk meest succesvolle poging van de rechtervleugel om de partij de weg op te voeren van de ‘voltooiing van de democratische revolutie.’ Deze debatten werden waarschijnlijk niet stenografisch opgenomen, in elk geval hebben we er geen stenografisch verslag van. Tot nu toe is er ook geen enkele aantekening van de secretaris gevonden. Slechts enig uiterst karig materiaal werd door de uitgever van dit verzamelwerk tussen mijn papieren ontdekt.

Kameraad Kamenev kwam met argumenten, die later in een scherpere en helderdere formulering de inhoud vormen van de bekende brief van Zinovjev en Kamenev aan de partij-organisatie (gedateerd 11 (24) oktober). Nogin gaf de meest principiële formulering van het vraagstuk: De boycot van het Voorparlement is het oproepen tot de opstand, dat wil zeggen de herhaling van de julidagen. Enige andere kameraden gingen uit van de algemene opvatting van de sociaaldemocratische parlementaire tactiek en zeiden ongeveer: “Niemand zou durven voor te stellen het parlement te boycotten. Maar ons wordt nu voorgesteld een soortgelijke instelling te boycotten, alleen maar omdat ze Voorparlement heet.”

De wezenlijke opvatting van de rechtervleugel was dat de revolutie onvermijdelijk van de sovjets naar het burgerlijke parlementarisme zou leiden. Het Voorparlement vormde dan een natuurlijke schakel in de keten en het zou doelloos zijn af te zien van de deelname aan het Voorparlement, gezien onze bereidheid de linkse banken in het parlement te bezetten. Men moest de democratische revolutie voltooien en zich op de socialistische ‘voorbereiden’. Maar hoe voorbereiden? Door de school van het burgerlijke parlementarisme; de ontwikkelde landen tonen de achtergebleven landen immers de weg naar de toekomst. De val van het tsarisme werd als revolutionair gezien — en dat was zij ook. De verovering van de macht door het proletariaat werd echter parlementair opgevat, op basis van de voltooiing van de democratie. Tussen de burgerlijke en de proletarische revolutie moest een lange tijd van een democratisch regiem liggen. De strijd om de deelname aan het Voorparlement was de strijd om de ‘Europeïsering’ van de arbeidersbeweging en de snellere inschakeling van deze beweging in de keten van de sociaaldemocratie. Onze fractie in de Democratische Conferentie — die meer dan 100 leden telde — verschilde, speciaal in die dagen, niet veel van een partijcongres. Meer dan de helft van de fractie sprak zich uit voor de deelname aan het Voorparlement. Alleen dit feit was reeds voldoende om onrust te veroorzaken. En vanaf dit moment sloeg Lenin dan ook onophoudelijk alarm. In de dagen van de Democratische Conferentie schreef Lenin:

“Het zou een grote fout zijn, je reinste parlementaire cretinisme (gebrekkige achterlijke ontwikkeling) van onze kant, als we in de Democratische Conferentie een parlement zouden willen zien. Want zelfs indien ze zich als een parlement en als soeverein parlement van de revolutie proclameert, dan zou ze toch niets beslissen: de beslissing ligt buiten de democratische conferentie, die ligt in de arbeidersbuurten van Petrograd en Moskou”

(Marxisme en Opstand, Brief aan het Centraal Comité van de SDAPR, Werke 26, blz. 7).

Hoe Lenin de deelname, respectievelijk het niet-deelnemen aan het Voorparlement waardeert, blijkt uit veel van zijn verklaringen en in het bijzonder uit zijn brief van 29 september (12 oktober) 1917, waarin hij spreekt over

“zulke hemeltergende fouten van de bolsjewieken... als het schandelijke besluit tot deelname aan het Voorparlement”

(De crisis is rijp, Werke 26, blz. 67).

Voor hem was dit besluit de uitdrukking van dezelfde democratische illusies en kleinburgerlijke zwenkingen, in de strijd waartegen hij zijn opvatting van de proletarische revolutie ontwikkelde en vervolmaakte. Het is niet waar dat er tussen de burgerlijke en de proletarische revolutie veel jaren moeten liggen. Het is niet waar dat de enige of de fundamentele of de verplichte school voor de voorbereiding van de verovering van de macht de school van het parlementarisme moet zijn. Dat zijn slechts holle abstracties, doctrinaire schema’s, die als enige politieke rol hebben: de proletarische voorhoede aan handen en voeten te binden, haar door middel van het ‘democratische’ staatsmechanisme te veranderen in een oppositionele politieke schaduw van de bourgeoisie: dat is immers de sociaaldemocratie. De politiek van het proletariaat mag niet gevoerd worden volgens een schools schema, maar volgens de werkelijke vereisten van de klassenstrijd. We moeten niet in het Voorparlement gaan, maar de opstand organiseren om de macht over te nemen. De rest komt wel goed. Lenin stelde zelfs voor om een buitengewoon congres bijeen te roepen, om de boycot van het Voorparlement als platform aan te nemen. Van nu aan hameren al zijn brieven en artikelen op dit ene punt: niet in het Voorparlement, als de ‘revolutionaire’ staart van de verzoeningsgezinden, maar eruit: de straat op voor de strijd om de macht.


Verklarende noten

[25] In de Duitse uitgave van Lenins Werke is dit citaat niet terug te vinden. In De revolutie, het offensief en onze partij verschenen in de Pravda van 21 juni (4 juli) schrijft Lenin “zullen we de arbeiders en soldaten waarschuwen een onzinnige hoop te vestigen op geïsoleerde, ongeorganiseerde acties. Het gaat om een etappe in de algemene volksrevolutie” ( Werke, 25, blz. 105). In zijn Geschiedenis van de Russische Revolutie schrijft Trotski “...op de 21e juni riep Lenin in de Pravda de arbeiders en soldaten van Petrograd op om geduld te oefenen, totdat in de loop van de gebeurtenissen de zware reserves aan de kant van Petrograd zouden komen te staan. ‘Wij begrijpen de verbittering, wij begrijpen de opwinding, die er is onder de arbeiders van Petrograd. Maar wij zeggen hen: Kameraden, een actie zou thans verkeerd zijn.’ (L. Trotski, Geschiedenis van de Russische revolutie, deel III, blz. 24).

[26] Namens een gezamenlijk comité van de Scandinavische Partijen, nodigde de uitgever van de Deense sociaaldemocraten, Borgberjerg, het Uitvoerend Comité van de Sovjets uit aan een vredesconferentie in Stockholm deel te nemen. De mensjewieken en de sociaal-revolutionairen accepteerden, evenals de Duitse centristen, Haase, Kautsky en Ledebour. De Britse en Franse socialisten weigerden uit patriottische overwegingen. De Aprilconferentie van de bolsjewieken verwierp het voorstel op grond van Lenins overwegingen dat het een politieke manoeuvre van het Duitse imperialisme was, om middels de socialisten in de regering naar de vredesvoorwaarden te polsen. Slechts Kamenev ondersteunde het idee van de deelname.

[27] Na de Moskouse Staatsconferentie van 13 (26) augustus 1917 begonnen de reactionairste elementen in het land een staatsgreep tegen de Sovjets voor te bereiden. Kerenski noemde de Conferentie als een deel van zijn bonapartistische politiek van ‘verbreding van de basis’ van de Voorlopige Regering. Wat samenstelling betreft was de conferentie door en door contrarevolutionair. De algemene klacht van de Conferentie was dat de Voorlopige Regering niet voldoende macht had, waarmee ze wilde zeggen dat de Sovjets teveel macht hadden. De zaak kreeg een sneller verloop toen de Duitsers op 20 augustus (2 september) hun offensief begonnen aan het Dwinafront en Riga innamen. Daar werd het bewijs geleverd dat het Russische front verraderlijk door Kornilov geopend werd om een staat van paniek te scheppen, de noodzakelijke atmosfeer voor zijn militaire coup. Kerenski en Kornilov gebruikten de situatie om een samenzwering tegen de massa’s van Petrograd op touw te zetten. Hun plan was Kornilov naar Petrograd op te laten trekken en met behulp van de Kozakken de Sovjetmassa’s te ontwapenen. Maar de Sovjet dwong Kerenski ondertussen bevel te geven om Kornilov te arresteren. De laatste trok op naar Petrograd om zijn militaire dictatuur te vestigen. Met revolutionaire geestdrift werden de massa’s gemobiliseerd en Kornilov werd verslagen. Het prestige van de bolsjewieken steeg direct en Trotski werd tot Voorzitter van de Sovjet van Petrograd gekozen.

[28] In de door Trotski geschreven tekst ontbreken de woorden: (zoals Volodarski), Hij merkt op in een noot “Zoals uit de verdere zinsbouw blijkt is hier het noemen van namen uitgebleven.” De toevoeging ‘(zoals Volodarski)’ staat in de Lenin Werke.

[29] In de dagen van de Kornilov-putsch was besloten tot het houden van de Democratische Conferentie om het afnemende gezag van de ‘Democratie’ weer wat op te vijzelen en Kerenski in bedwang te houden. In wezen was het echter een middel, dat Tsereteli bedacht had om de bolsjewieken te belemmeren in hun strijd om de Sovjetmacht. Men hoopte, dat de Conferentie tot een tegenwicht tegen de sovjets gemaakt kon worden. Op de conferentie waren de bolsjewieken in de minderheid. De wijze van vertegenwoordiging stond er borg voor dat de Zemtvo’s en andere burgerlijke instellingen een overwicht hadden op de Sovjetafgevaardigden. Op een voorvergadering van de laatste bepleitte Trotski dat de macht zou overgaan op de Sovjets, maar het voorstel werd verworpen. Op de conferentie zelf zei hij, in zijn verklaring namens de bolsjewieken, dat zij bereid waren de macht over te nemen als ze de meerderheid in de Sovjets kregen. De conferentie kon niet tot overeenstemming komen op het punt van de coalitie (dat wil zeggen, met inbegrip van de kadetten). Alvorens uiteen te gaan, benoemde de Conferentie een permanent lichaam, bestaande uit 15 % van iedere groep, om een Raad van de Republiek of Voorparlement te vormen totdat de Constituerende Vergadering samen zou komen. Op een conferentie van de bolsjewistische afgevaardigden stelde Trotski de boycot van dit Voorparlement voor, omdat het de werkelijke krachtsverhoudingen niet weerspiegelde en omdat het een middel was om de Sovjets te verlammen. Hij was in de minderheid, maar Lenin die afwezig was, was ook de mening toegedaan dat het Voorparlement ‘bedrog’ was. “Trotski is voor de boycot opgekomen. Bravo, kameraad Trotski” (V.I. Lenin, Uit het dagboek van een publicist, 23 september (6 oktober), Werke 26, blz. 40). Op de eerste zitting van het Voorparlement verklaarde Trotski dat het door de bezittende klassen partijdig samengesteld was en dat het tegen de revolutie was. De bolsjewieken trokken zich tenslotte, na een verklaring voorgelezen te hebben, terug en er werd besloten een Al-Russisch Sovjetcongres bijeen te roepen.

[30] De Doema is de naam van een aantal raadgevende organen in het tsaristische Rusland. Het oudst is de Doema der Bojaren, een adviserend kollege van de tsaar. De leden waren bojaren en later ook lagere edellieden. In 1711 stelde Peter de Grote de senaat in.

In 1870 werden de stedelijke Doema’s ingesteld. De leden werden gekozen volgens een censuskiesrecht, dat werkte met drie klassen met een gelijk aantal vertegenwoordigers voor iedere klasse.

De Rijksdoema werd ingesteld bij besluit van de tsaar van 30 oktober (12 november) 1905. De verkiezingen hadden plaats in maart 1906 en de eerste Doema kwam bijeen op 10 (23) mei 1906. De eerste Doema werd overheerst door de kadetten en de trudoviken. Het verzet van de liberale bourgeoisie in de Doema tegen de alleenheerschappij van de tsaar had tengevolge dat de tsaar deze Doema reeds op 21 juli (3 augustus) 1906 ontbond. De tweede Rijksdoema werd op 5 (18) maart 1907 geopend. Deze Doema was linkser dan de eerste. De tweede Doema werd op 16 (29) juni 1907 reeds ontbonden.

Nu werd het kiesrecht veranderd, waardoor de invloed van de regering in de derde Doema groter werd. Zij kwam op 14 (27) november 1907 bijeen en bleef in functie tot 1912.

De vierde Doema bleef in functie tot de Februarirevolutie. Zij werd op 26 februari (11 maart) 1917 ontbonden. Zij vergaderde echter door tijdens de februarirevolutie. Haar Voorlopig Comité had een aandeel in de vorming van de eerste Voorlopige Regering. Zie noot 19.

De Zemtsvo’s waren provinciale vertegenwoordigende lichamen, die in 1864 ingesteld zijn, nadat in 1861 de lijfeigenschap was afgeschaft. Zij werden gekozen volgens een drie standensysteem (adel, bourgeoisie, boeren). De Semtswo’s hadden slechts zeer beperkte bevoegdheden op regionaal niveau.