Leon Trotski
Resultaten en vooruitzichten
uit Nashe Slovo, Parijs, 17 oktober 1915
Voor ons ligt een pamflet over ons programma en onze tactiek dat getiteld is: ‘De taken voor de Russische arbeidersklasse — een brief aan kameraden in Rusland’. Dit document is ondertekend door P. Axelrod, Astrov, A. Martynov, L. Martov en S. Semkovsky.
Het probleem van de revolutie wordt in deze ‘brief’ op een heel algemene wijze geschetst. Duidelijkheid en precisie verdwijnen gelijk als de schrijvers overgaan van het beschrijven van de door de oorlog geschapen situatie naar de politieke vooruitzichten en tactische conclusies; de woordkeuze zelf wordt wijdlopig en de sociale definities voor tweeërlei uitleg vatbaar.
Vanuit het buitenland gezien schijnen er in Rusland twee stemmingen te overheersen: in de eerste plaats bezorgdheid voor de nationale verdediging — van de Romanovs tot Plechanov — en ten tweede algemene onvrede — van de oppositionele bureaucratische Fronde tot het uitbreken van straatrellen. Deze twee stemmingen scheppen ook een illusie van een toekomstige volksvrijheid die moet ontstaan uit de zaak van de nationale verdediging. Maar deze twee stemmingen zijn in grote mate verantwoordelijk voor de onduidelijkheid waarmee de vraag van een ‘volksrevolutie’ wordt gesteld, zelfs als die formeel tegenover de ‘nationale verdediging’ wordt gesteld. De oorlog zelf heeft met zijn nederlagen niet het revolutionaire probleem geschapen noch de revolutionaire krachten voor de oplossing ervan. De geschiedenis begint voor ons niet met de overgave van Warschau aan de Prins van Beieren. Zowel de revolutionaire tegenstellingen en de maatschappelijke krachten zijn dezelfde als die we voor het eerst in 1905 zagen. Ze zijn alleen aanzienlijk veranderd door de volgende tien jaren. De oorlog heeft slechts op een mechanisch grafische wijze het objectieve bankroet van het bewind onthuld. Tegelijk heeft hij verwarring gebracht in het maatschappelijk bewustzijn waarin ‘iedereen’ besmet schijnt met een verlangen om zowel Hindenburg te weerstaan als met haat tegen het bewind van de 3e Juni. Maar net zoals de organisatie van een ‘volksoorlog’ vanaf het eerste moment tegenover de tsaristische politie komt te staan, waarmee onthuld wordt dat het Rusland van de 3e Juni een feit is en dat de ‘volksoorlog’ een droom is, net zo komt de aanpak van een ‘volksrevolutie’ al op de drempel tegenover de socialistische politie van Plechanov, die samen met zijn hele gevolg als een droombeeld beschouwd zou kunnen worden ware het niet dat achter hem Kerenski, Milyukov, Guchkov en in het algemeen de niet-revolutionaire en antirevolutionaire nationale democraten en nationale liberalen stonden.
De ‘brief’ kan natuurlijk de klassenverdeling van de natie niet negeren en ook niet dat de natie door middel van revolutie zichzelf moet redden van de gevolgen van de oorlog en het huidige bewind.
“De nationalisten en Oktobristen, de progressieven, de Kadetten, de industriëlen en zelfs een deel [!] van de radicale intelligentsia verkondigen in koor het onvermogen van de bureaucratie om het land te verdedigen en eisen de mobilisatie van maatschappelijke krachten voor de zaak van de verdediging (...)”
De brief trekt de terechte conclusie met betrekking tot het antirevolutionaire karakter van deze positie, die “eenheid met de huidige heersers over Rusland, met de bureaucraten, adel en generaals, in de zaak van de verdediging van de staat” veronderstelt. De brief zet ook terecht de anti-revolutionaire positie uiteen van “kapitalistische patriotten van allerlei slag” en we kunnen eraan toevoegen van de sociaalpatriotten, die de brief helemaal niet noemt.
Hieruit moeten we de conclusie trekken dat de sociaaldemocraten niet slechts de meest logische revolutionaire partij zijn, maar dat zij de enige revolutionaire partij in het land zijn. Dat zij aan zij met hen er niet alleen groepen zijn die minder beslist zijn in de toepassing van revolutionaire methodes, maar ook niet-revolutionaire partijen. Met andere woorden, dat de sociaaldemocratische partij met zijn revolutionaire manier om de zaken te te stellen heel geïsoleerd is in de open politieke arena, ondanks de ‘algemene onvrede’. Deze eerste conclusie moet zeer goed in aanmerking worden genomen.
Natuurlijk zijn partijen geen klassen. Tussen de positie van een partij en de maatschappelijke laag waarop zij steunt, kan er een zeker gebrek aan harmonie zijn, dat later kan veranderen in een diepe tegenstelling. Het optreden van een partij kan veranderen onder de invloed van het temperament van de massa’s. Dit is onbetwistbaar. Voor ons des te meer reden om in onze berekeningen op te houden met te steunen op minder stabiele en minder betrouwbare elementen zoals de leuzen en de tactiek van een partij en ons te wenden tot meer stabiele historische factoren: tot de maatschappelijke structuur van de natie, tot de verhouding tussen de klassenkrachten en de tendens van de ontwikkeling. En toch vermijden de schrijvers van de ‘brief’ deze kwestie volledig. Wat is deze ‘volksrevolutie’ in het Rusland van 1915? Onze auteurs vertellen ons gewoon dat hij gemaakt ‘moet’ worden door de arbeidersklasse en de democratie. We weten allemaal wat de arbeidersklasse is, maar wat is ‘de democratie’? Is het een politieke partij? Volgens wat hiervoor gezegd werd blijkbaar niet. Zijn het dan de massa’s? Welke massa’s? Blijkbaar zijn het de kleine industriële en commerciële burgerijen, de intelligentsia en de boerenstand — alleen hierover kunnen ze het hebben.
In een reeks van artikelen, getiteld ‘De oorlogscrisis en politieke vooruitzichten’, hebben we een algemene inschatting gegeven van de mogelijke revolutionaire betekenis van deze maatschappelijke krachten. Ons baserend op de ervaring van de vorige revolutie onderzochten we de veranderingen, die de afgelopen tien jaren tot stand gebracht hebben in de krachtsverhouding die in 1905 bestond. Is de burgerlijke democratie in Rusland sterker geworden na 1905 of is deze nog verder verzwakt? Al onze oude discussies concentreerden zich op het lot van de burgerlijke democratie en zij die nog steeds niet in staat zijn om op deze vraag een antwoord te geven tasten in het duister rond. Wij beantwoorden deze vraag door te zeggen dat een nationale burgerlijke revolutie in Rusland onmogelijk is omdat er geen werkelijk revolutionaire burgerlijke democratie is. De tijd voor nationale revolutie is — op zijn minst voor Europa — voorbij, net zoals de tijd voor nationale oorlogen voorbij is. Tussen het een en het ander is er een ingebouwd verband. We leven in een tijdperk van imperialisme, dat niet slechts een stelsel van koloniale veroveringen is, maar een bepaald bewind thuis inhoudt. Het plaatst niet de kapitalistische natie tegenover het oude bewind, maar plaatst de arbeidersklasse tegenover de kapitalistische natie. De kleinburgerlijke handwerklieden en handelaren speelden al in de revolutie van 1905 een onbetekenende rol.
Er bestaat geen twijfel over dat het maatschappelijke belang van deze klasse in de laatste tien jaren verder is afgenomen. Het kapitalisme rekent in Rusland veel radicaler en harder af met de tussenliggende klassen dan het deed in de landen met een oudere economische ontwikkeling. De intelligentsia is ongetwijfeld in getal toegenomen, en haar economische rol is gegroeid. Maar tegelijk is zelfs haar vroeger al schijnbare onafhankelijkheid geheel verdwenen. De maatschappelijke betekenis van de intelligentsia wordt geheel bepaald door haar functie bij het organiseren van de kapitalistische industrie en de burgerlijke publieke opinie. Haar materiële band met het kapitalisme heeft haar doordrenkt met imperialistische neigingen. Zoals al geciteerd zegt de ‘brief’: “Zelfs een deel van de radicale intelligentsia (...) eist de mobilisatie van maatschappelijke krachten voor de zaak van de verdediging.” Dit is volkomen onwaar: niet een deel, maar het geheel van de radicale intelligentsia. In feite zou men moeten zeggen: niet alleen de hele radicale laag, maar een aanzienlijk deel, zoniet het grootste van de socialistische intelligentsia. We zullen de rijen van de ‘democratie’ nauwelijks doen zwellen door de aard van de intelligentsia te verbergen.
Zo is de industriële en commerciële burgerij steeds verder verzwakt, terwijl de intelligentsia haar revolutionaire positie in de steek heeft gelaten. De stedelijke democratie is als revolutionaire factor het noemen niet waard. Alleen de boerenstand blijft over, maar voorzover we weten hebben noch Axelrod noch Martov ooit grote verwachtingen gekoesterd over diens onafhankelijke revolutionaire rol. Zijn zij tot de conclusie gekomen dat de niet eindigende klassendifferentiatie onder de boerenstand van de afgelopen tien jaren die rol heeft doen toenemen? Zo’n veronderstelling zou lijnrecht tegenover alle theoretische conclusies en alle historische ervaringen ingaan. Maar wat bedoelt in dat geval de brief met ‘democratie’? En in welke betekenis spreken ze van ‘volksrevolutie’? De leuze van een grondwetgevende vergadering vooronderstelt een revolutionaire situatie. Is die er? Ja, die is er, maar die wordt niet in het minst uitgedrukt in de veronderstelde geboorte van op zijn minst een burgerlijke democratie die naar verluidt nu gereed en in staat is om af te rekenen met het tsarisme. Integendeel, als deze oorlog iets heel duidelijk heeft gemaakt, dan is het de afwezigheid van een revolutionaire democratie in het land.
De poging van Rusland om op 3 juni de binnenlandse revolutionaire problemen op te lossen door de weg van het imperialisme in te slaan, heeft tot een duidelijk fiasco geleid. Dat zegt niet dat de verantwoordelijke of medeverantwoordelijke partijen van het 3e-juni-bewind de weg van de revolutie zullen inslaan, maar het betekent dat het revolutionaire probleem dat door de militaire catastrofe werd blootgelegd, dat de heersende klasse nog verder zal jagen op de weg van het imperialisme, de betekenis van de enige revolutionaire klasse in het land verdubbelt.
Het blok van de 3e juni wordt dooreengeschud, geteisterd door interne spanning en conflicten. Dit betekent niet dat de Oktobristen en de Kadetten het revolutionaire probleem van de macht overwegen en zich voorbereiden op het bestormen van de posities van de bureaucratie en van de verenigde adel. Maar het betekent wel dat de macht van de regering om weerstand te bieden tegen revolutionaire druk ongetwijfeld voor een zekere periode is verzwakt.
De monarchie en de bureaucratie zijn in diskrediet gebracht, maar dat betekent niet dat ze de macht zonder strijd zullen opgeven. Het uiteenjagen van de Doema en de jongste vervangingen van ministers toonden aan ieder die dat nodig had hoe ver deze veronderstelling van de feiten afstaat. Maar het beleid van bureaucratische instabiliteit dat nog verder zal ontwikkelen zou de revolutionaire mobilisatie van de arbeidersklasse door de sociaaldemocraten in grote mate moeten helpen.
De lagere klassen van de steden en de dorpen zullen meer en meer uitgeput, bedrogen, ontevreden en woedend worden. Dit betekent niet dat er zij aan zij met de arbeidersklasse een onafhankelijke kracht van de revolutionaire democratie zal werken. Voor zo’n kracht is er noch het maatschappelijke materiaal noch het leidende personeel. Maar ongetwijfeld betekent het wel dat de diepe onvrede van de lagere klassen de revolutionaire druk van de werkende klasse zal ondersteunen.
Hoe minder de arbeidersklasse wacht op het verschijnen van de burgerlijke democratie, hoe minder zij zichzelf aanpast aan de passiviteit en de beperkingen van de kleinburgerij en de boerenstand, hoe beslister en onverzoenlijker haar strijd wordt, hoe duidelijker haar bereidheid wordt om ‘tot het uiterste’ te gaan, d.w.z. tot de machtsverovering, des te groter zullen haar kansen zijn om op het beslissende moment de niet-arbeidersmassa’s mee te nemen. Er zal natuurlijk niets worden bereikt door alleen maar leuzen naar voren te brengen zoals ‘confiscatie van de grond’ enz. Dit slaat in nog grotere mate op het leger, waarmee de regering staat of valt. De massa van het leger zal alleen maar in de richting van de revolutionaire klasse gaan wanneer zij er zeker van is dat deze niet alleen maar gromt en dreigt, maar om de macht vecht en een kans heeft om die te veroveren. Er is een objectief revolutionair probleem in het land — het probleem van de politieke macht — dat door de oorlog en de nederlagen op in het oog springende wijze werd onthuld. Er is een toenemende desorganisatie van de heersende klasse. Er is een groeiende onvrede onder de stedelijke en plattelandsmassa’s. Maar de enige revolutionaire factor die met deze toestand zijn voordeel kan doen, is de arbeidersklasse — nu in onvergelijkelijk veel grotere mate dan in 1905. De ‘brief’ schijnt in een uitspraak dit centrale punt van het vraagstuk te benaderen. Hij zegt dat de Russische sociaaldemocratische arbeiders “de leiding in deze nationale strijd voor de omverwerping van de monarchie van de 3e juni” moeten nemen. Wat ‘nationale’ strijd kan betekenen hebben we zojuist aangegeven. Maar wanneer ‘leiding nemen’ niet enkel zou betekenen dat de ontwikkelde arbeiders grootmoedig hun bloed moeten vergieten zonder zich af te vragen voor welk doel, maar betekent dat de arbeiders de politieke leiding van de hele strijd moeten nemen, die voor alles een arbeidersstrijd zal zijn, dan is het duidelijk dat de overwinning in deze strijd de macht moet overdragen aan de klasse die de strijd heeft geleid, d.w.z. de sociaaldemocratische arbeidersklasse.
De kwestie is daarom niet gewoon een van een ‘voorlopige revolutionaire regering’ — een holle frase waaraan het historisch proces de een of andere inhoud moet geven, maar van een revolutionaire arbeidersregering, de verovering van de macht door de Russische arbeidersklasse. De eisen voor een nationale grondwetgevende vergadering, een republiek, een achturendag, de inbeslagname van de grond van de grootgrondbezitters, samen met de eisen voor de onmiddellijke beëindiging van de oorlog, het recht op zelfbeschikking van de naties, en een Verenigde Staten van Europa zullen een enorme rol spelen in de agitatorische rol van de sociaaldemocraten. Maar de revolutie is in de eerste en de voornaamste plaats een kwestie van macht — niet van de staatsvorm (grondwetgevende vergadering, republiek, verenigde staten), maar van de maatschappelijke inhoud van de regering. De eisen voor een grondwetgevende vergadering en de inbeslagname van de grond verliezen onder de huidige omstandigheden iedere directe revolutionaire betekenis zonder de bereidheid van de arbeidersklasse om te strijden voor de verovering van de macht; want als de arbeidersklasse de macht niet uit de handen van de monarchie rukt zal niemand anders dat doen.
Het tempo van het revolutionaire proces is een aparte kwestie. Hij hangt of van een reeks van militaire en politieke, nationale en internationale factoren. Deze factoren kunnen de ontwikkelingen vertragen of bespoedigen, de revolutionaire overwinning gemakkelijker maken of tot een nieuwe nederlaag leiden. Maar wat de omstandigheden ook zijn, de arbeidersklasse moet haar weg duidelijk zien en deze bewust inslaan. Voor alles moet zij vrij van illusies zijn. En de ergste illusie waaraan de arbeidersklasse tot nu toe in haar hele geschiedenis geleden heeft is altijd haar vertrouwen op anderen geweest.