Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1982, nr. 4, september, jg. 16
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Naar aanleiding van de komende gemeenteraadsverkiezingen is er tussen de SP, de KP, de RAL en een aantal progressieve onafhankelijken, afkomstig uit allerlei basisgroepen, in Groot – Leuven tijdens de voorbije maanden een hecht samenwerkingsverband tot stand gekomen. Dit samenwerkingsverband heeft ten andere tot gevolg dat de betrokkenen op 10 oktober met een gemeenschappelijke lijst naar de stembus trekken.
Het initiatief om in Leuven een links front op te richten gaat uit van twee KUL professoren L. Huyse en L. Van Outrive. Ongeveer een jaar geleden bleek na een aantal contacten met de SP, de KP, Agalev en enkele ‘politiek daklozen’ een zekere samenwerking mogelijk te zijn.
Er werd onmiddellijk beslist de PvdA en de RAL bij het overleg te betrekken. Na enkele vergaderingen haakte Agalev echter af. Het heette dat na overleg met hun achterban verdere deelname aan de onderhandelingen niet mogelijk was. De samenwerkingsformule leek voor Agalev te electoraal, en zou bovendien storend werken op haar verdere profilering. Dat belette niet dat Agalev zich bereid verklaarde om ‘op andere terreinen’ samen te werken zowel vóór de verkiezingen als nadien.
En inderdaad, nauwelijks enkele weken later werd SPE[1] door een initiatiefgroep, samengesteld uit Agalev, KvS,[2] en het Dijlepaard, uitgenodigd deel te nemen aan een open werkgroep rond gemeentebeleid.
Op zijn minst verbazend, als je daarbij weet dat (alle inspanningen van enkele onafhankelijken ten spijt) KvS voordien niet de minste belangstelling vertoonde om met de SPE mee te werken. Of is de tweeslachtigheid van sommige katholieke progressieven hiermee eens te meer bewezen?
Via een enquêteformulier kwamen de andere deelnemers aan het eenheidsfront einde maart tot de grote lijnen van een overeenkomst voor wat het programma betreft; maar ook rond de electorale procedure, de verkiezingscampagne en de samenwerking na de verkiezingen kon een globaal akkoord bereikt worden.
Nu was de PvdA aan de beurt om af te haken. Voor hen moest in de kadertekst opgenomen worden dat de gemeenteraad geenszins een instrument kon zijn om een links beleid door te drukken maar wel, en in de eerste plaats, een tribune om de klassenstrijd te propageren en te ondersteunen. De overige partijen verklaarden deze eis onaanvaardbaar zodat de PVDA het verdere overleg moest verlaten.
Door het afhaken van Agalev en de PvdA werd de aanwezigheid van de onafhankelijken belangrijker, zowel voor wat betreft het bewaren van een zekere dynamiek in het initiatief als voor het behoud van de binding met basisgroepen, actiecomités, enz.
Het zijn immers vooral de onafhankelijken die binnen de progressieve frontvorming een stem geven aan het basiswerk in Leuven.
Uit de positiebepaling van de onafhankelijken die op deze verschuivingen volgde, bleken de belangrijkste aandachtspunten voor hen te liggen op het vlak van de participatie, de verantwoordingsplicht van de mandatarissen en de opbouw van het programma.
Het programma heeft zowel wat de inhoud, als wat de wijze van opbouwen betreft, van meet af aan centraal gestaan in de onderhandelingen. Inhoudelijk werd reeds tijdens de eerste bijeenkomsten vereist, dat het programma volledig zou uitgeschreven worden, progressief moest zijn en zich duidelijk diende te profileren t.a.v. andere programma’s.
Verschillende thema’s werden vastgelegd, met de nadruk op participatie en inspraak van de burgers. Een participatie die niet beperkt mag blijven tot de gekende thema’s zoals, verkeer, huisvesting, onderwijs, ... maar zo ruim mogelijk moet opgevat worden. Wat ook betekent dat actiegroepen, verenigingen en comités moeten gehoord worden i.v.m. de problemen waarrond zij werken.
Voor de totstandkoming van het programma, de verdere uitbouw dus van de kadertekst waartoe de verschillende groepen zich gebonden hadden, werd beroep gedaan op de medewerking van een ruim publiek. Tijdens de verschillende hearings waarbij eind april begin mei het experiment aan de Leuvense bevolking werd voorgesteld, werd de mogelijkheid geboden aan alle geïnteresseerden om deel te nemen aan de verschillende werkgroepen, die inmiddels rond bepaalde sectoren van het gemeentebeleid waren opgericht.
Het manifest dat tijdens deze hoorzittingen verspreid werd gaf een overzicht van de krachtlijnen van het progressief programma, waarrond de verschillende partijen van de eenheidslijst een akkoord hadden bereikt en waarrond gewerkt zou worden.
Nog i.v.m. de programmaopbouw werden contacten gelegd met actiegroepen, wijkcomités en andere strijdorganisaties van Groot-Leuven.
Inmiddels is het product van de verschillende werkgroepen gebundeld tot een uitgebreid programma dat eerstdaags aan de leden van de verschillende partijen ter goedkeuring zal voorgelegd worden.
Bij de eerste onderhandelingen werden ook afspraken gemaakt in verband met het verder zetten van de samenwerking na de verkiezingen. Het SPE-gebeuren reikt dus eigenlijk verder dan de verkiezingsslag van 10 oktober en moet veel ruimer opgevat worden dan een louter electorale kunstgreep om de huidige meerderheid 1 of 2 zetels te ontfutselen.
Bij de eerste gedachtewisselingen over een naverkiezingsakkoord werd er, vooral vanuit de veronderstelling dat de SPE in de oppositie zou blijven, tot duidelijke standpunten inzake verdere samenwerking gekomen.
Het scenario rond de samenwerking in geval van deelname aan het beleid bleef echter beperkt tot het stellen van exclusieven tegenover een of andere partij als coalitiepartner. Vanuit het oppositiescenario lijkt men het er over eens te zijn in de gemeenteraad te zullen optreden als één fractie wel te verstaan binnen de krachtlijnen van het gezamenlijk opgesteld programma. Buiten het programma bestaat er geen enkele afspraak qua discipline. Ook moet er rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat een of meerdere groepen binnen de SPE geen verkozenen hebben. Ook in dit geval zullen de betrokken groepen deel blijven uitmaken van het samenwerkingsverband.
Al de deelnemers aan de eenheidslijst hebben van in den beginne een coalitie met de PVV uitgesloten. Tegenover de andere coalitiemogelijkheden zijn de houdingen nogal verschillend. Merkwaardig is bij voorbeeld dat de KP bij monde van Walter Ceuppens, geen bezwaren had tegenover een coalitie waar ook de VU zou aan deelnemen. Later in haar beantwoording van het enquêteformulier heeft de KP het daar niet meer uitdrukkelijk over gehad.
Voor de RAL is elke coalitie met de PVV, de CVP, of de VU uitgesloten. Alleen Agalev de PvdA en de ACW-fractie zijn voor hen aanvaardbare gesprekpartners.
De onafhankelijken wijzen in principe geen enkele coalitie af, voor zover dat betekent dat de voorstellen van het programma hierdoor in een beleid omgezet worden. Praktisch wil dat natuurlijk zeggen dat de PVV, de CVP en de VU zich op basis van dit programma zullen uitsluiten.
Als er na de verkiezingen moet gepraat worden, sluit de SP niet uit dat de CVP dan als gesprekspartner in aanmerking komt. Wel zal ze het programma blijven verdedigen.
Een ding staat vast: de uiteindelijke uitslag van de verkiezingen en de daaruit volgende zetel (her)verdeling zal bepalend zijn voor de verdere samenwerking.
En wat die zetels betreft is er al aardig wat gespeculeerd. Het democratisch karakter van ons kiesstelsel heeft bij voorbeeld tot gevolg dat de KP in Leuven telkens net niet genoeg stemmen haalt om één zetel te bekomen. Gezien de 1500 KP-stemmen op de eenheidslijst wel een zetel vertegenwoordigen, is de aanwezigheid van de KP in de gemeenteraad voor de komende zes jaar met de KP’er Tejo Cockx op de zesde plaats van de lijst, vrijwel verzekerd.
Hoewel drastische verschuivingen in de zetelverdeling bij gemeenteraadsverkiezingen zeldzaam zijn, is de situatie in Leuven zo, dat een verlies van 2 tot 3 zetels voor de huidige CVP-PVV coalitie voldoende is om de heruitgave ervan vrijwel onmogelijk te maken.
Gezien de VU op de loer ligt en o.m. in haar propaganda duidelijk te kennen geeft niet in een coalitie te zullen treden met het links ‘monsterverbond’, is de kans groot dat ze met een eventuele toetreding tot de huidige coalitie de geleden verliezen van CVP-PVV komt aanvullen.
In zo’n geval zou Leuven na 10 oktober wellicht menige boeiende gemeenteraadszittingen meemaken.
Dat de Leuvense eenheidslijst veel meer is dan een loutere lokale aangelegenheid staat buiten kijf. Verschillende persartikelen in alle Vlaamse kranten en weekbladen van enig belang hebben overigens aangetoond dat het eenheidsfront politiek Vlaanderen niet onberoerd laat.
Ook de verkiezingscampagne van de lokale tegenstrevers liegt er niet om. Voor de SP zelf biedt het experiment concrete kansen om de zo nodige programmatische vernieuwing verder af te maken.
De vernieuwing die sinds de jongste parlementsverkiezingen op gang kwam op nationaal vlak kende immers tot nog toe geen uitbreiding naar de verschillende plaatselijke besturen.
Met het welslagen van het Leuvense front staat meteen de mogelijkheid voor een verdere radicalisering van de SP voor de deur. Een scherpere profilering op sociaaleconomisch vlak en een grotere aandacht voor de milieugerichte thema’s zou in de toekomst enerzijds de overbodigheid van Agalev tot gevolg kunnen hebben en anderzijds de mogelijkheid bieden om in Vlaanderen uiteindelijk weer eens duidelijk politiek te kiezen.
Dit keer een echte doorbraak dus? Sommigen zeggen ja, anderen vinden dan weer van niet. Zo [de] doorbraak louter begrepen wordt als het binnenhalen van politiek daklozen en progressieve kristenen in de SP zelf, is er inderdaad niets gebeurd.
De discussie wordt echter een stuk moeilijker als je de doorbraakgedachte (ruimer) gaat interpreteren als een frontvorming van progressieve organisaties zonder dat deze daarom hun geëigende politieke structuur opgeven.
Neem daar nog bij dat ook buiten het opzet van de lijst, de SP in elk geval toch plaatsen zou gereserveerd hebben voor niet-SP’ers op de verkiezingslijst, en je bent meteen een flink stuk op weg om het SPE-front als een plaatselijk ‘doorbraakvoorbeeld’ te omschrijven.
Wat er ook van zij, de politieke betekenis van dit plaatselijk initiatief mag in geen geval onderschat worden.
Wil er voor Vlaanderen nog enige hoop overblijven dat links zich in de kortste tijden herstelt, en opnieuw de eigen programma’s in het beleid weet door te drukken, dan kan de socialistische progressieve samenwerking maar best een succes worden. Al wie links en progressief is in Leuven draagt hier dus een zekere verantwoordelijkheid en moet goed begrijpen dat men deze unieke kans zo maar niet aan zich voorbij mag laten gaan.
Ludo Castro
SPE-Leuven
De fusie van zes randgemeenten met Antwerpen-stad zal doorgevoerd worden vanaf 1 januari 1983 nl. zes jaar na de andere fusies van gemeenten in België.
Niettegenstaande deze zes jaar respijt, niettegenstaande de negatieve ervaringen van de reeds bestaande gefusioneerde entiteiten, hebben de enkele parlementaire initiatieven – vanuit SP en VU – nooit een reële kans gekregen noch om verder uitstel te bekomen, noch om aan deze fusie een ander meer gedecentraliseerd karakter te geven.
Daarbij moet gezegd dat het verzet vanuit de basis evenmin massaal van de grond is gekomen. Onze politiek bewuste militanten hadden wellicht andere katten te geselen i.v.m. de versnelde sociale afbraak en de vredesproblematiek, terwijl anderzijds het apolitisme van de ‘zwijgende meerderheid’ ook t.o.v. de plaatselijke politiek als alibi kan worden ingeroepen.
Hoe dan ook: de bevolking heeft deze mastodont Groot-Antwerpen niet gevraagd en werd over de manier waarop zelfs niet geraadpleegd. En zij die enig inzicht hebben verworven in de maatschappelijke structuren beseffen dat het hier gaat om één van de rationele manoeuvres om een autoritaire greep te krijgen op de sociale, culturele en economische ontwikkelingen in de groeipool Antwerpen.
Ons uitgangspunt zal door de directe toekomst bewezen worden: deze schaalvergroting gebeurt op alle gebied ten koste van de betrokkenheid en de inspraakmogelijkheden van de bevolking in hun eigen buurt, wijk en gemeente.
Dit wil niet zeggen dat wij met de handen in de zakken aan de kant moeten blijven staan: het intellectueel en/of ouvriëristisch défaitisme is een burgerlijk virus die in het progressieve kamp als tegennatuurlijk moet uitgebannen worden.
Vandaar het belang om nu het verzet tegen het kapitalistisch karakter van deze monsterfusie zo eendrachtig mogelijk te organiseren.
De lessen uit de recente basiswerking moeten ons toelaten reeds een aantal oriëntaties naar de toekomst toe te formuleren. Vandaar onze poging om een aantal krachtlijnen voor te stellen van wat een progressief democratisch gemeentebeleid zou moeten zijn.
Men begrijpe goed dat deze krachtlijnen het voorwerp moeten kunnen zijn van discussie tussen een zo groot mogelijk aantal basismilitanten om eventueel verder uitgebreid en verdiept te worden.
Deze discussie moet tevens breder zijn dan de ‘eenheidsinitiatieven’ die her en der in het Vlaamse landgedeelte genomen worden i.v.m. de gemeenteraadsverkiezingen.
Tenslotte is het vanzelfsprekend dat deze ‘proeve voor een democratisch en progressief gemeentebeleid’ slechts één schakel – doch een noodzakelijke ten einde niet te verzanden in bv. Poolse toestanden – kan betekenen in de totale antikapitalistische strijd.
Het opbouwen van een coherente representatieve tegenmacht in de buurten, wijken en deelgemeenten van ‘Groot-Antwerpen’ zien wij als eerste globale krachtlijn.
Inspraak en informatie voor dat de beleidsbeslissingen genomen worden én een permanente controle tijdens de uitvoering ervan, zijn de twee polen van wat wij directe democratie noemen.
De aanzet hiertoe bestaat reeds in de actiegroepen, in de verschillende buurt- en wijkcomités, in KWB en KAV-afdelingen en andere plaatselijke verenigingen.
Het komt er op aan deze losse en soms vrijblijvende basis te verbreden, te stimuleren en te coördineren o.m. via het behoud én het dynamiseren van de bestaande lokale adviesraden.
Het probleem van de eventuele deelgemeenteraden kan in deze context van twee kanten bekeken worden:
Alles wijst er op – de voorbeelden in Nederland zijn legio – dat wanneer zij door de overheid geïnstalleerd worden, zij zullen fungeren als een soort filter ten einde de reële belangen van de bevolking zogezegd op te vangen maar om in werkelijkheid deze te neutraliseren en te kanaliseren overeenkomstig de belangen van de ‘machthebbers’ – onze actie zal er moeten op gericht zijn, niet om deze deelgemeenteraden af te wijzen, maar om er een zodanige inhoud aan te geven dat de werkelijke belangen van de plaatselijke bevolking er aan bod komen én dat de centrale macht van Groot-Antwerpen er rekening mee moét houden.
Dit betekent dat deze raden representatief moeten zijn voor de ganse bevolking en niet alleen de weerspiegeling van grote partijen. Beschikken over reële zeggingsschap betreffende plaatselijke aangelegenheden en zij hiertoe de financiële middelen moeten krijgen.
Niettegenstaande de beknotting van de gemeentelijke autonomie, kan een grootstad als Antwerpen prioritaire beleidsbeslissingen nemen ten voordele van de werkende bevolking, de kleine middenstanders, de huisvrouwen en de jongeren.
Indien de politieke wil daartoe bestaat kan de plaatselijke overheid als hefboom fungeren voor de verdeling van zinvolle arbeid binnen haar regio en als aanstekelijk voorbeeld op nationaal vlak.
Dit impliceert een actieve tewerkstellingspolitiek met garanties voor de werknemers naar de bedrijven toe én een prioriteit voor openbare initiatieven.
Zowel de havenuitbating als alle nutsvoorzieningen moeten op de eerste plaats door de gemeenschap beheerd én democratisch gecontroleerd worden. Alleen op die wijze kunnen de werkelijke belangen van de bevolking gediend worden zowel op korte als op lange termijn.
Een vooruitstrevend beleid moet de gelijke rechten – dus ook het stemrecht – alsook een reële integratie van alle immigranten vooropstellen.
Het moet zich inzetten om evenzeer op plaatselijk vlak het recht op wonen voor iedereen tot een fundamenteel menselijk recht te maken.
Ook plaatselijke overheden kunnen er iets aan doen dat de vrouwen niet langer gedwongen worden tot de rol van tweederangsburgers. Dit is niet alleen een kwestie van mentaliteit en cultureel beleid maar houdt ook verband met het voorzien van de noodzakelijke voorwaarden op het gebied van de tewerkstelling. Wij denken hierbij aan de rol van de overheid als werkgever.
In het kader van deze derde krachtlijn ligt tevens de enorme problematiek van de omvorming van de nieuwe super OCMW tot een werkelijke openbare gedecentraliseerde dienst ten behoeve van de mindervaliden, de eenzame bejaarden en zieken en ten behoeve van het groeiend aantal mensen die beneden het reëel bestaansminimum leven.
Volgens onze visie hoeft zoiets helemaal niet in tegenspraak te zijn met een actieve tewerkstellingspolitiek, telkens opnieuw zullen wij doorheen de praktijk moeten durven aantonen dat de sociale afbraak en de verloedering van onze natuurlijke omgeving en hulpbronnen eenzelfde oorzaak hebben: de kapitalistische wanorde.
Immers:
- wie heeft er hoofdzakelijk belang bij elke grondspeculatie?
- wie heeft er belang bij de verkavelingswoede in de laatste groene zones van onze randgemeenten?
- wie heeft er belang bij de betondrift van onze resterende wandelwegen?
- wie heeft er belang bij nog méér kerncentrales?
- waarom geeft men geen voorrang aan een goed betaalbaar openbaar vervoer en veilige voorzieningen voor de massa van de zachte weggebruikers?
Hier de vinger op de wonde leggen en het gestadig opvoeren van aangepaste tegenmaatregelen is een ‘must’ voor iedereen die politiek bedrijvig is om ’t even op welk niveau en om ’t even of men een openbaar mandaat bekleedt of niet.
Het scheppen van een leefbaar milieu en het rechtvaardig verdelen van zinvolle arbeid zijn de twee componenten van eenzelfde strijd.
Inderdaad: een gemeentelijk beleid kan nooit los gezien worden van de nationale en ook niet van de internationale politiek. Indien een vooruitstrevend bestuur werkelijk zijn autonomie als stad wil heroveren moet het op zijn niveau het geld halen waar het zit: bij de rijkste bevolkingslagen en bij de grote bedrijven.
Dit impliceert ook een gecoördineerde actie voeren – samen met andere gemeenten – tegen de huidige nationale politiek van geschenken geven aan het monopoliekapitaal. Ten laatste maar niet ten minste kan een havenstad als Antwerpen een eigen invloed uitoefenen op internationaal vlak. Bij wijze van voorbeeld denken wij aan het ‘atoomvrij’ verklaren van de Grootstad Antwerpen en aan het permanent stimuleren van ontwikkelingsprojecten in progressistische landen of van bevrijdingsbewegingen. Waarom bv. geen verzustering aangaan met één van de arme havensteden van de derde wereld?
Deze summiere omschrijving van een aantal krachtlijnen voor een progressief en democratisch gemeentebeleid maken geen aanspraak op volledigheid.
Zij zouden als uitgangspunt kunnen dienen om zo verder met zoveel mogelijk mensen uit te diepen en te verbreden.
Om er dan ook concreet aan te gaan werken in onze buurt, in onze wijk, in de adviesraden, in de eventuele deelgemeenteraden en voor sommigen in de gemeenteraden. Het zou nuttig zijn om de mensen die samen dergelijke ‘code voor een progressief gemeentebeleid’ hebben opgesteld en onderschreven, regelmatig bij mekaar te brengen om inzichten en ervaringen uit te wisselen. Zo een werk kan boeiend worden en zal ook wel nooit af zijn...
Staf SCHMIDT
Ecologisch en links alternatief (ELA) Antwerpen
Het is een gemeenteplaats te zeggen dat de gemeenteraad van alle grondwettelijke niveaus het dichtst bij de burgerstaat en het meest gevoelig is voor aspiraties. De keerzijde van de medaille wordt minder frequent belicht: de gemeente is een instrument bij uitstek om de contestatie op te vangen en te kanaliseren naar ongevaarlijke beddingen. Men kan stellen dat in de voorbije periode deze van het veelzijdig basisinitiatief de grote meerderheid van de gemeentebesturen (met actieve medewerking van de voogdijoverheden) zich met succes heeft toegelegd op de techniek van de repressieve tolerantie.
De inspraakbetrachtingen vanuit verschillende bevolkingsgroepen werden opgevangen in een netwerk van adviesraden, geplaatst onder het paternalistisch toezicht van de overheid. Cultuurraden, jeugdraden, adviesraden voor de derde leeftijd, voor het gezin, voor de gastarbeider, enz. werden niet aangewend als instrument bij het uitstippelen en het verwezenlijken van het beleid op de betreffende deelterreinen, maar wel als middel tot bevestiging van de gevestigde verzuilde belangenstructuren.
Procedurekwesties en verdeling van subsidies waren de zoethouders. Wanneer het soms toch tot adviezen kwam, betekenden ze niet méér dan nieuw voer voor de bureaucratische papiermolen.
Achter dit gordijn van illusoire inspraak bleven de lobby’s van promotoren, aannemers, industriële belangen, rechtse cultuurvertrappers en zuilenmaffia’s de plak zwaaien ter ondersteuning van hun kaste- en klassebelangen.
Zelfs rekening houdend met de verschillende nuances, moet men vaststellen dat CVP, SP, PVV en VU voor elkaar weinig hebben ondergedaan, op de plaatsen waar zij in één of andere combinatie het schepencollege vormden.
Reële inspraak- en medebeslissingsstructuren kwamen nergens aan bod, ook al bestonden sedert de vorige verkiezing in 1976 reeds uitgewerkte projecten, onder meer in het KP-programma.
Er bestaan in Vlaanderen geen voorbeelden van gemeenten waar de progressieven er in geslaagd zijn op het terrein van het gemeentebeleid een merkbare tegenmacht uit te bouwen, of waar ze zelfs gepoogd hebben dit belangrijk onderdeel van het staatsapparaat te beschouwen als middel tot tegenmacht als inzet van de klassenstrijd.
Aan de vooravond van de verkiezingen van 10 oktober 1982 moet men duidelijk stellen dat de echte democratisering van het gemeentebeleid slechts bestaat in de vorm van een project. Maar dan een project dat, als onderdeel van de strijd tegen de crisis en voor een nieuw groeimodel, sterk leeft in gans de basisbeweging.
Dit project houdt de radicale verwerping in van de formele democratie zoals ze in de meeste kiesprogramma’s wordt voorgesteld; het berust op reëel en autonoom adviesrecht, op zelfwerkzaamheid van de bevolking, op uitgebreide controlemiddelen en op de omvorming van de bestaande bestuurstechnieken.
Reële democratisering van het gemeentebestuur is noodzakelijk in twee opzichten. Vooreerst om de bestaande middelen optimaal aan te wenden door het verbannen van de reusachtige verspillingen, de prestigeprojecten en de begeleidende corruptie, en door het beleid te oriënteren, naar de noden en behoeften zoals de bevolking die aanvoelt.
Ten tweede is ze een waarborg voor de verdediging van de gemeentelijke autonomie tegen de voogdijdictaten, die tot doel hebben het kapitalistisch crisisbeheer aan de gemeenten op te leggen.
Reële democratisering is bijgevolg DE inzet van de gemeenteraadsverkiezingen. Voor de systeemgebonden partijen en krachten is ze een te vermijden en zo nodig een te recupereren fenomeen. Voor de progressieven is ze een wezenlijk kenmerk van een vernieuwd beleid.
Heel wat politieke waarnemers beweren vandaag niet zonder een zucht van opluchting dat de inspraakgolf haar hoogtepunt voorbij is en snel uitdeint.
‘Het decennium van de eis op inspraak schijnt afgelopen’ beweert Hugo Schiltz (Knack, jg. 12, nr. 30), en hij voegt er betekenisvol aan toe: omdat één van de problemen van de crisis juist de herdefinitie is van de gezagsfunctie in de sociale en economische sector. Herdefinitie van de gezagsfunctie zonder uitbreiding van de inspraak betekent zonder meer de bevestiging van het bestaande machtspatroon.
Premier Martens, die inspraak en overleg uit zijn regeerwoordenboek geschrapt heeft, gaat nog verder: de resultaten van de gemeenteverkiezingen zullen voor hem (en voor de hele CVP-top) geen enkele invloed hebben op het regeerbeleid.
Een regering heeft in de uitoefening van haar macht slechts één middel om geen rekening te houden met wijzigende politieke verhoudingen: de uitbouw van de autoritaire en repressieve machtsmiddelen, wat staat voor: het verheffen van de volmachten tot continue regeersysteem op alle niveaus.
Om het nakende einde van de inspraakgolf geloofwaardig te maken, wordt de laatste tijd gebruik gemaakt van sociologische enquêtes, die moeten aantonen dat de doorsneeburger hoegenaamd niet geïnteresseerd is in het gemeentebeleid, en zich stukken beter voelt met delegatie – dan met participatie – democratie.
Dergelijke argumenten zijn irrelevant. Zij beschrijven met statische gegevens de toestand bij de bevolking zoals hij gecreëerd wordt door een ononderbroken repressief systeem van paternalisme, cliëntelisme en misbruik van politieke macht.
Zij zijn de uitdrukking van de hegemonie van de kapitalistische klasse.
Het is uiteraard niet de taak van links zich neer te leggen bij een beeld van de bevolking dat door de heersende klasse bepaald wordt, maar ook vanuit een minderheidspositie volgehouden actie te voeren voor de opheffing van de vervreemding tussen de bevolking en het beleid.
Dat de beweging voor inspraak en democratie niet afzwakt, maar integendeel aan diepgang wint, menen we te kunnen vaststellen bij de voorbereiding van de komende verkiezingen. Initiatieven zoals ‘De Wakkere Burger’, zoals die van Elcker-Ik, evenals de toename van nieuwsoortige kandidatenlijsten geïnspireerd door eenzelfde thematiek, zijn evenveel aanduidingen dat verschillende stromingen onder de bevolking niet van plan zijn zich met een kluitje in het riet te laten sturen wanneer het gaat om inspraak in het gemeentebeleid.
Na het decennium van de (gerecupereerde) eis op inspraak, begint het decennium van de strijd voor inspraak.
Sedert de aanvang van de crisis heeft de rechterzijde het politiek initiatief stevig in handen gehouden.
Ze werd daarin geholpen door een linkerzijde die als geheel niet in staat was een progressieve uitweg voor de crisis uit te stippelen, noch haar basis te mobiliseren ten einde de politieke krachtsverhoudingen te wijzigen.
Onder Tindemans en Eyskens deden de socialisten hun uiterste best om de door rechts ontworpen soberheidspolitiek mee te helpen realiseren. Eenmaal in de oppositie beland bleken zij niet in staat het neoliberaal beleid met de afbraak van de parlementaire democratie te stoppen. Uit louter electorale overwegingen zwakten zij zoveel mogelijk de pogingen af van het ABVV, om actie te voeren.
‘Laat de kiezer het maar eens goed voelen, en morgen stemt hij weer voor ons...’, was waarschijnlijk de redenering.
De hele vernieuwing binnen de SP, met de Van Miert-promotie en de operatie Doorbraak erbij, bleek niet meer dan een facelift te zijn. Maar ondertussen groeiden binnen de SP-stromingen die een andere uitweg zochten antwoorden op het rechts offensief. Dit werd duidelijk in de loop van 1981, wanneer op verschillende plaatsen rond figuren als Tobback, Willockx, De Batselier en Sleeckx initiatieven genomen werden naar andere progressieven toe.
De Kommunistische Partij, die in deze periode wél aandacht besteedde aan een democratisch alternatief voor het rechts beleid, bleek onvoldoende in staat dit te koppelen aan al wat leeft in de progressieve Vlaamse hoek vooral bij de jongeren.
Zij bleef teveel de andere linkse formaties beschouwen als tegenstrevers, en niet als potentiële medestanders.
Ze bleef haar opvattingen i.v.m. de progressieve frontvorming waarvan ze terecht nooit afstapte te star in functie van al-dan-niet deelname van de socialisten zien.
Tegenover de linkse verbrokkeling en onmacht, verkozen heel wat progressieven de groene pet boven de rode.
Het vooruitzicht van de gemeenteraadsverkiezingen hielp mee aan de kentering in verschillende vooruitstrevende middens. Er werden pogingen ondernomen voor samenwerking en eenheid zowel in actie als in politieke organisatie ten overstaan van het actieve rechtse front.
In de loop van 1981 vonden er een aantal ontmoetingen plaats tussen vertegenwoordigers van linkse partijen en die van basisgroepen. Ze kenden een wisselend verloop en leidden tot uiteenlopende resultaten, waaruit we toch enkele krachtlijnen kunnen halen.
Het ligt niet in de bedoeling een volledig overzicht te geven van alle samenwerkingspogingen met het vooruitzicht op de verkiezingen van 10 oktober. Wel willen we de meest kenmerkende types ervan aangeven. Te Leuven kwam het, na vele maanden voorbereidende gesprekken, tot de SPE-lijst (Socialistische Progressieve Eenheid), een samenwerkingsverband (ook postelectoraal bedoeld) tussen SP, KP, RAL en een aantal onafhankelijken uit basisgroepen. Als katalysator hierbij fungeren de professoren Lode Van Outrive en Luc Huyse, die de ambitie hadden het geheel van de vooruitstrevende formaties te groeperen. Dit lukte niet met Agalev en met de PvdA, wél met bovengenoemde partijen en groepen.
Leuven wordt wellicht een testcase, waarvan het belang de locale grenzen overschrijdt. Louis Tobback, SP-fractieleider in de Kamer van Volksvertegenwoordigers en één van de ‘Jonge Turken’ van de SP, heeft reeds onderstreept dat deze samenwerking een poging betekent om uit de politieke impasse te geraken, terwijl SP-voorzitter Van Miert liever het strikt lokale belang benadrukt.
Elders ‘zoals in Dendermonde’ werd op de SP-lijst plaats ingeruimd voor KP-kandidaten en onafhankelijken, op grond van een gemeenschappelijk programma, en met het behoud van de politieke identiteit van de deelnemende kandidaten.
Op nog andere plaatsen is de samenstelling van een brede progressieve lijst rond de SP mislukt.
Het meest ambitieuze initiatief ter zake vond plaats in het Land Van Waas, waar een aantal voorbereidende bijeenkomsten gehouden werden op gewestelijk vlak, tussen een afvaardiging van de arrondissementele leiding van de SP, en van het federaal comité van de KP-federatie Gent-Eeklo-St.Niklaas.
Het lag in de bedoeling de electorale samenwerking te organiseren voor alle belangrijke steden van dit subgewest, met de intentie dat in een verder stadium gelijkaardige voorstellen zouden kunnen voorgelegd worden in de hele provincie Oost-Vlaanderen.
De onderhandelingen, die reeds in een vergevorderde fase waren, werden onderbroken omwille van de campagne voor de wetgevende verkiezingen van 8 november. Na de verkiezingen kwamen ze niet meer van de grond, hoofdzakelijk om drie redenen: het opmerkelijk persoonlijk succes van minister Willockx in zijn arrondissement, de gevoelige achteruitgang van de KP en ten slotte de weerstand binnen sommige SP-afdelingen tegen samenwerking met de KP. De inspanningen van de KP nadien hebben in dit gewest wél geleid tot eenheidslijsten van beperktere omvang.
Dit is trouwens het geval in heel wat gemeenten waar de socialisten elke vorm van electorale samenwerking afwezen.
De meeste KP-afdelingen hebben op die plaatsen inspanningen geleverd om een ‘klein front’ te vormen, dat zij beschouwen als een stap in de richting van het brede progressieve front.
Dit gebeurde soms op KP-initiatief, soms op initiatief van andere middens.
Zo vonden er ook reeds in 1981 te Antwerpen en te Gent bijeenkomsten plaats, georganiseerd door Elcker-Ik.
Zowel de kleinere partijen als de basisgroepen werden hierbij betrokken.
Het bleek mogelijk zich akkoord te stellen omtrent een basisprogramma. Wanneer echter de samenstelling van de lijst ter sprake kwam, weigerde Agalev het samenwerkingsverband tussen de deelnemende partijen. KP en RAL besloten daarna een gemeenschappelijke lijst te vormen met een aantal onafhankelijken. De PvdA wenst niet daaraan deel te nemen.
In de twee grootste steden van Vlaanderen, zoals in meerdere kleinere gemeenten, zal de toestand er ongeveer als volgt uitzien: naast de SP, de PvdA en een Agalev-geïnspireerde lijst, komt er een ‘klein-front lijst’ van KP, RAL en onafhankelijken (ELA te Antwerpen en KPE te Gent).
Deze laatste lijst vertoont als kenmerk, naast het programma gestructureerd rond de democratisering, de ingesteldheid tot verdere samenwerking ook na de verkiezingen, en de verantwoordelijkheid van de verkozenen voor het geheel van de deelnemers. Hoe beperkt dit type van samenwerking ook is, het betekent in elk geval een begin van antwoord voor zij die nadrukkelijk pogingen ondernomen hebben om de linkse verdeeldheid te overschrijden, en te bouwen aan een progressief front.
Het resultaat van alle types eenheidslijsten zal natuurlijk invloed hebben op de verdere inspanningen voor de frontvorming, voor een democratische uitweg uit de crisis.
Jef TURF
KPB Gent (KPE)
Op tien oktober zijn er gemeenteraadsverkiezingen.
Een goede gelegenheid om ons met onze eigen gemeente te bemoeien. Ruim honderd mensen, de meesten actief in tientallen progressieve verenigingen, comités en organisaties, werken al maanden samen aan een progressief antwoord op hun onvrede.
Onvrede met het huidige gemeentebeleid dat maar al te vaak aan het welzijn, het verlangen en de mondigheid van de Gentse burgers is voorbijgegaan.
Denk maar aan de hoge werkloosheid in het Gentse. Of aan de brutale uitdrijving van de bewoners van het Pand, de mastodonten die het Zuid dreigen te overweldigen en de Schelde die de vogels uit de lucht stinkt. Voetgangers en fietsers worden in het verkeer onder de voet gelopen en het openbaar vervoer wordt gestadig duurder. Ook voor buitenlandse werknemers is de kust niet meer veilig, en de jongeren geraken niet aan zelfs een klein plekje om hun eigen wensen en ideeën uit te bouwen.
Een radicaal ander beleid is nodig. En dat moet volgens ons steunen op de volgende krachtlijnen:
De gemeentelijke democratie moet verder worden uitgebouwd; over de hoofden van de mensen heen is al genoeg beslist. Bijzondere aandacht moet gaan naar al die mensen die door hun plaats in het gemeentelijk leven zwakker komen te staan. Wij gaan er van uit dat mensen zélf hun leven kunnen besturen. Dat wat ze zelf denken en doen de bron moet zijn van een goed gemeentebeleid, en dat ze het eigenlijk ook zelf moeten doen.
Meer concreet eisen wij onder meer:
- Zinvol werk, en dat in een aangename en gezonde leefomgeving. De stad is geen winstmachine, ze moet er zijn voor de behoeften van de Gentenaars;
- om welzijnsvoorzieningen moet je niet bedelen. Ze zijn er als een recht, op maat geknipt, in ieders buurt aan huis besteld en met een ruime bevoordeling van de meest kansarmen;
- de problemen van migranten moeten worden aangepakt niet door de migranten zelf. En dat met respect voor hun cultuur en hun eigenheid, op een niet-bevoogdende manier;
- wanneer er aan stadsvernieuwing wordt gedaan krijgen de sociale projecten voorrang en het leefbaar maken van buurten evenzeer;
- in het verkeer hebben openbaar vervoer, fietsers en voetgangers voorrang, van links en van rechts;
- Gent zal vernieuwd worden, niet verspeculeerd, verkrot en verkwanseld. Daarvoor mogen de degelijke reglementen die de stad zal uitwerken geen dode letter blijven. En op de begroting zal daarvoor ook plaats moeten gemaakt worden;
- parkeerverbod voor kernwapens, kernafval en kernindustrie;
- de gemeente waarin wij leven is de eerste schakel in een actieve beweging voor wereldvrede en solidariteit met de derde wereld;
- vrouwen hebben evenveel recht op werk als mannen en wanneer ze werkloos zijn mogen ze geen slachtoffer zijn van discriminerende behandeling;
- beter voorkomen dan genezen: gezondheidsbeleid is meer dan ziekenhuisbeleid. Wijkcentra en verzorging zo dicht mogelijk bij iedereen thuis kan daartoe de eerste stap vormen;
- geslacht, seksuele voorkeur of politieke overtuiging mogen in de gemeentelijke diensten geen reden zijn van achteruitstelling, tegenwerking of ontslag;
- door verbetering en vernieuwing van de huisvesting en de woonomgeving in vergeten wijken worden buurten weer leefbaar. De mensen die daar nu wonen hebben geen poen om uit te wijken naar betere oorden.
Het ogenblik is niet slecht gekozen om deze en andere eisen te stellen. Wij willen ons immers schrap zetten tegen de achteruitgang op gebied van welvaart, voorzieningen, rechten en zeggenschap. Achteruitgang op alle gebieden waar de kleine mensen jaren en eeuwen voor hebben moeten vechten, en werken.
Generaties droomden en dromen van een welvarender, vrediger en vrijer wereld voor zichzelf en voor hun kinderen. Wij wensen die droom verder te zetten en waar te maken. Maar nu verscherpt een economische crisis de tegenstellingen – de tegenstelling tussen een bevoorrechte bezittende klasse die het recht opeist over ons leven en over onze economie te beslissen, die belang heeft bij het voortbestaan van de huidige mechanismen en structuren en het volk, de mensen, die voortdurend moeten werken en vechten om hun rechten af te dwingen.
In deze tegenstelling scherpt rechts zijn messen en dwingt het zijn ‘oplossing’ van de crisis op: vervuilende bedrijven mogen ongemoeid doorwerken, maar rendabele worden uitgesloten, zij vluchten met het kapitaal dat wij voor hen bijeengewerkt hebben over de grenzen, zij bouwen kerncentrales en autosnelwegen waar het hen belieft, tegen de zin van de bewoners in, zij zetten het parlement met volmachten buiten spel, knijpen de keel toe van buurten en gemeenten en welzijnsvoorzieningen bouwen een bureaucratie uit waar geen mens zich nog een weg kan vinden, laten zieken, bejaarden en gehandicapten verhongeren of stoppen ze in een mastodontische instelling, en laten de Rijkswacht in bruut geweld los op wie zich bij dit alles niet goedschiks neerlegt.
Van overal worden mensen tegen elkaar opgezet: groen tegen rood, christelijk tegen vrijzinnig, ouderen tegen jongeren, Vlamingen tegen Walen...
Om wat te bereiken? De openlijke dictatuur van de geldmachten? Terugkeer naar vroege tijden met schaamteloze uitbuiting en onderdrukking? De verdere uitputting van onze bronnen, vernieling van onze omgeving, ons aller vergiftiging met lawaai en chemicaliën? Of vooruithollen naar een leeggeroofde en radioactieve wereld met een kernconflict bovenop?
Nee. Zeker nu eisen we de vooruitgang op! Niet de zinloze vooruitgang naar meer winst en krachtiger oorlogstuig.
De middelen zijn er: een half miljoen werklozen staan klaar om aan de slag te gaan, een fenomenale rijkdom! Miljarden liggen in handen van speculanten of worden verspild aan nutteloze en schadelijke bewapening en massaproductie. Miljarden liggen nutteloos geblokkeerd bij holdings en banken: zij moeten de crisis betalen!
Zeker nu willen wij doorbreken naar een maatschappij waar rijkdom ingezet wordt voor de lotsverbetering van de zwakken, waar iedereen aan zijn trekken kan komen en die bestuurd wordt door de mensen zelf.
Daarvoor is wel méér nodig dan een progressief gemeentebestuur in Gent. Een herverdeling van de middelen naar sociale gelijkheid en een mens- en natuurvriendelijk beheer, vereist een omkering van het ‘soberheidsoffensief’, vereist aantasting van de winst-als-drijfveer-van-de-economie, vereist arbeidsduurverkorting, aanpak van de belastingsontduiking, stimuleren van zinvolle tewerkstelling in kleinschalige bedrijven die werken voor de behoeften van de mensen en niet voor het grootkapitaal; werkelijke gelijkheid van mannen en vrouwen, abortuscentra; vereist stemrecht voor migranten en een krachtdadig optreden tegen de vernielers van milieu en natuur. De arbeiders moeten de bedrijven controleren en de arbeidersbeweging moet een actieve en zelfstandige politiek voeren van vrede en internationale rechtvaardigheid.
Herverdeling vereist de eenheid van de progressieve en milieubewuste krachten in dit land en een krachtdadige eenheid tegen de kapitaalselite die ons wil verdelen. Daarvoor is dus inderdaad méér nodig dan een progressief gemeentebestuur in Gent. Maar wij nemen de verantwoordelijkheid op, hier in Gent de strijd aan te gaan en stappen in de goede richting zetten. In het besef dat wij niet alleen staan. Dat ook in andere gemeenten mensen hun onvrede organiseren en hun lot in eigen handen zullen nemen. Dat ook elders dan op het gemeentevlak een progressieve aanpak veld zal winnen.
De oplossing is immers niet: betere politici, betere verkavelaars, betere directeurs en commissarissen. Wij willen dan ook geen ‘betere lijst’ zijn, die boven de hoofden van de mensen alternatieven uitdoktert. Geen lijst waar de mensen voor stemmen en dan verder niets mee te maken hebben.
Centraal moet staan: géén betere politici, maar de mensen zelf tot politici vormen. Daarom dat ons programma niet alleen wisseloplossingen wil aangeven, maar vooral de gemeentelijke democratie wil organiseren. Niet één of andere wazige ‘inspraak’, waarbij de mechanismen die nu de stadszaken regelen onaangetast blijven, maar het echte recht voor alle bewoners zelf de zaken te regelen: zowel hun persoonlijke zaken evenals bv. ook de betrokkenen bij een school dat moeten kunnen. Zo regelt een gemeentebestuur alleen de algemene zaken van de stad en organiseert het voor het overige structuren waarbinnen de ‘burgers’ zelfbeheer in praktijk kunnen brengen: geografisch (de stad, de wijken, de straten), sectorieel (sociaaleconomisch, milieu, cultuur) én categorieel (migranten, jongeren, bejaarden).
De politieke partijen worden dan verwezen naar een echte politieke rol: geen machtsorganen meer, maar inhoudelijke verenigingen die dan maar de mensen moeten overtuigen van wat een christelijke, ecologische, bevrijdende ... levensorganisatie is.
Het probleem bij het traditionele gemeentelijke verzet is immers niet dat het traditionele gemeentelijke verzet wordt opgeëist door de verkavelde en verzuilde ‘massaorganisaties’, die toch nog enigszins doordringbaar zijn. Neen, veel erger: het zijn de politieke partijen die het recht opeisen om de mensen te ‘vertegenwoordigen’. En dit naar analogie met de onderdrukkende burgerlijke politieke bedrijvigheid, waarbij de partijstructuren ontworpen zijn om in een periode van New Deal, algemeen stemrecht en televisie het verzet van de mensen te onteigenen en op te slorpen in de strijd om de verdeling van de macht binnen de burgerij. De linkse, autonome partijen mogen dan nog beweren autonoom te zijn dat wil zeggen dat ze de strijd van de mensen niet perse beogen af te voeren naar burgerlijke, kapitalistische doelstellingen hun structuur blijft dezelfde.
De partijen zouden zich moeten (kunnen) beperken tot hun rol van het verzamelen van gelijkgerichten, die op grond van een welomschreven wereld- of levensbeschouwing alle gebieden van het maatschappelijk leven integreren in een totaalkritiek op de kapitalistische maatschappij: de thinktanks waar de militanten twee keer per maand hun strategie aanscherpen om terug naar de levende wereld en de kleine strijd te keren. Maar nu werpen ook de linkse partijen zich op verblind door het voorbeeld van de bedoeld-vervreemdende burgerlijk partijen als de organisatoren van de klassenstrijd binnen hun organisatie. Dat kan nu net omdat er geen politieke bond bestaat. Op het terrein van de uitbuitingsverhoudingen op de werkplaats zou dergelijke gedachte gewoon niet kunnen, omdat men daar niet rond de vakbond kan.
Het verschil tussen een bond en een partij is duidelijk, en, gezien hier niet gesleuteld moet worden aan een gevaarte zoals de vakbond die door allerhande omstandigheden gesplitst is en heel wat van zijn autonomie heeft ingeboet, en, eens het niveau van de concrete strijd op bedrijfsvlak overstegen, vaak al bijna even vervreemdend en onteigenend werkt, dienstbaar aan burgerlijke belangen. Maar het hier om een nieuwe op te richten politieke bond gaat, kan zij zich daadwerkelijk zo structuren, dat zij een organisatie van de bestaande strijd kan zijn, in het beheer van alle belanghebbenden zélf. Een partij daarentegen moet op de massa inwerken en niet beogen op één of andere manier die massa te vertegenwoordigen. Ieder onteigenen van het bestaande verzet, op gelijk welk meerder- of minderwaardig deelterrein, in de richting van doelstellingen en beslissingen die niet deze van de massa zijn, maar slechts van een klein deel ervan (de partij, haar bestuur, haar basis) is verwerpelijke burgerlijke politiek, die uiteindelijk verhindert dat de klassenstrijd zich zelfstandig kan ontwikkelen.
Dat is natuurlijk een structuur die niet zomaar in Gent of niet zomaar uit de bomen komt gevallen. Maar met een stadslijst trachten we in die richting te werken. In de eerste plaats door een verzameling te zijn van alle mogelijke werkingen die nu trachten de mondigheid van de inwoners te organiseren: buurtwerkingen, wijkcomités, actiegroepen en de honderden individuele werkers die vanuit allerhande posities proberen te sleutelen aan de situatie. Wij willen deze werkingen niet ‘opvrijen’ zoals zoveel politieke organisaties dat doen, opvrijen om ze voor de kar van één of andere organisatie te spannen. Nee, wij willen de verschillende werkingen en werkers (m/v) voor mekaars kar spannen: de werking bundelen waar ze tot uitdrukking moet komen in de gemeenteraad.
Daarom zijn we niet alleen groen en progressief. Daarom zijn we ook open. Niet open voor de macht, niet voor corruptie en elitair gedoe. Maar wél: open voor iedereen die aan de Gentse situatie wil sleutelen, open voor al wie de bewoners de macht ‘laat’ die hen toekomt. Er is geen enkele splitsing tussen ‘Stad voor de Mens’, en de basiswerkers en basiswerksters.
Wij bedelen niet opdat zij ‘ons’ een basiscachet zouden bezorgen, waarna ‘wij’ toch nog in ‘ons partijbureau’ de richting van de beweging bepalen, want die ‘wij’ bestaat niet. Elkeen kan en moet naar de vergaderingen komen om mee te beslissen, elke werking kan en moet aan bod komen in de werkgroepen.
Door de spijtige verdeeldheid en het wanbegrip, zelfs onder de organisaties die eerlijk opkomen voor bevrijding en democratie, blijven wij bij deze verkiezingen een lijst naast de andere.
Zodat we geen enkele werking of partij als dusdanig vragen zich in ons te herkennen, voor ons ‘partij te kiezen’. We betreuren, maar begrijpen dit. Wij hebben het zo niet gewild.
Hoe wij denken onze progressieve opstelling waar te maken in een progressief gemeentebeleid leest u in het volledige programma.
Opmerkingen van uw kant zijn op elk moment welkom. Stuur ze naar ons adres, of kom er over praten.
Samengesteld uit teksten over ‘STAD voor de MENS’, Forelstraat 20, Gent