Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, oktober, 1991, nr. 40
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De gebeurtenissen in de Sovjet-Unie van 19 tot 21 augustus 1991 roepen een reeks vragen op die nog niet allemaal te beantwoorden zijn op basis van de nu beschikbare informatie. We moeten er dus goed op letten dat we schijn en werkelijkheid niet verwarren en geen voorbarige conclusies trekken. Niettemin wijst de beschikbare informatie in de richting van de navolgende analyse.
De machtsgreep kwam voor bijna iedereen als een verrassing. Voorbereiding en uitvoering waren dermate klungelig dat men bijna zou denken dat ook de coupplegers zelf niet wisten wat zich afspeelde. De laatste twee jaar werd er veel gesproken over een mogelijke staatsgreep. In de hoogste partijregionen gingen de conservatieven van tijd tot tijd tegen Gorbatsjov in de aanval. Ondertussen behaalden Jeltsin en de zijnen de ene overwinning na de andere en werden ze bij iedere aanval van de conservatieven sterker. Dit verklaart grotendeels waarom de coup ondanks alle voortekenen – waaronder de openbare waarschuwing door Gorbatsjovs ex-adviseur Jakovlev een week voor de coup – voor de meesten toch nog onverwachts kwam.
Achteraf is het echter niet moeilijk de redenen voor de machtsgreep en het moment van uitvoering aan te geven, althans in grote lijnen. Vorig najaar verbrak Gorbatsjov abrupt het bondgenootschap dat hij kort daarvoor met Jeltsin en de liberalen had gesloten en maakte hij een wending naar de conservatieven, niet alleen qua politieke lijn maar vooral door de benoeming van meerdere conservatieven op belangrijke posten. Sommigen daarvan stonden aan het hoofd van de coup.
De draai van Gorbatsjov was ten dele ingegeven door angst voor de economische en sociale consequenties van de ‘shocktherapie’, zoals de liberalen die hadden voorgesteld (het 500 dagen-plan).
In het licht van de gebeurtenissen van 19 augustus lijkt het er echter op dat Gorbatsjov, ongeveer zoals Allende in Chili tijdens de laatste maanden voor diens omverwerping, probeerde een breuk met de conservatieven te voorkomen en het gevaar van een coup wilde bezweren door politieke concessies aan hen te doen en hun vertegenwoordigers in de regering op te nemen. Dit was de aanleiding tot de ‘oorlogsverklaring’ van Jeltsin aan Gorbatsjov in februari van dit jaar. Voor het eerst begonnen de liberalen toen het aftreden van Gorbatsjov te eisen.
Gorbatsjov presenteert zichzelf graag als man van het midden. Gegeven de groeiende polarisatie in de Sovjetmaatschappij houdt dit in dat hij slechts over een heel wankele politieke basis beschikt.
Dat hij zo lang leider is gebleven komt doordat zowel de liberalen als de conservatieven meenden hem te kunnen gebruiken. De liberalen zagen hem als de leider van de reformistische vleugel van de bureaucratie, waarmee ze een bondgenootschap wilden aangaan. En als de man die greep op het apparaat, met name het repressieapparaat, zou kunnen houden, gezien zijn verleden als leider van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie. De conservatieven hadden geen enkel alternatief program en zagen hem, ondanks hun afkeer van zijn hervormingen, als een man met een zekere standing op binnenlands en internationaal vlak, die zou kunnen fungeren als bolwerk tegen een totale overwinning van de liberalen.
Gorbatsjov verloor zijn waarde voor de conservatieven toen hij zich opstelde achter het liberale plan van zomer 1989. De conservatieve druk nam toe en daarmee het gevaar van een staatsgreep. Dat bracht Gorbatsjov ertoe terug te keren naar het centrum, dat evenwel niet meer bestond.
Toen Gorbatsjov gemene zaak met de conservatieven leek te maken, keerden de liberalen op hun beurt zich tegen hem. In tegenstelling tot de conservatieven konden zij niet steunen op de dreiging van de strijdkrachten. Wel gingen de mijnwerkers in maart en april van dit jaar in staking – overigens om redenen die maar ten dele samenvielen met de doelen van de liberalen – om het aftreden van Gorbatsjov plus zijn regering en het Sovjetparlement te eisen. De mijnwerkers kregen hierbij bijval van een aanzienlijk aantal arbeiders uit andere sectoren en regio’s, met name de arbeiders in Wit-Rusland, die in april staakten.
Geconfronteerd met deze toenemende politieke druk, met het overduidelijke bankroet van het economische regeringsbeleid en met een versnelde desintegratie van het land kwamen Gorbatsjov en Jeltsin tot een nieuwe overeenkomst. Die kreeg gestalte in de ‘Verklaring van de Tien’ van 23 april van Gorbatsjov en de leiders van negen republieken, waarbij een Unie-verdrag werd aangekondigd met een grotere rol voor de republieken en nieuwe democratische verkiezingen voor het Sovjetparlement. Er werd duidelijk verklaard dat deelname aan de Unie volkomen vrijwillig zou zijn. Tenslotte riep het document op om de politieke stakingen te beëindigen en in de tussentijd de bestaande wetten strikt in acht te nemen. Onderhandelingen leidden tot een ontwerp-Unie-verdrag waarbij de macht van het centrum heel gering zou zijn; het recht van het centrum om belasting te heffen was zelfs niet eens vastgelegd. Al waren er bij de machtsgreep verschillende belangen in het spel, de voornaamste coupplegers vertegenwoordigden de sectoren die het sterkst waren verbonden met het behoud van de staatkundige integriteit van de Sovjet-Unie. Dat is het bindende element geweest van de samenzwering.
Toen het nieuwe bondgenootschap tussen Jeltsin en Gorbatsjov een feit was, had Michail Sergejevitsj ieder nut voor de conservatieven verloren. 14 juni vond een legale couppoging plaats, toen premier Valentin Pavlov, een van de acht oorspronkelijke leiders van de samenzwering, het parlement om speciale bevoegdheden vroeg om het hoofd te kunnen bieden aan de economische crisis. Het ging hierbij uiteraard om bevoegdheden die aan Gorbatsjov ontnomen moesten worden. Pavlov kreeg steun van drie andere toekomstige samenzweerders, het hoofd van de KGB Krjoetsjkov, minister van Binnenlandse Zaken Boris Pugo en minister van Defensie Dmitri Jazov. Vladimir Kijoetsjkov maakte bij die gelegenheid gewag van een CIA-plan om de Sovjet-Unie te ondermijnen en noemde mogelijke hulp uit het westen, dat volgens hem de ineenstorting als onontkoombaar beschouwde, een illusie. Gorbatsjov ging in de tegenaanval. Hij stelde dat het verzoek van Pavlov slecht doordacht was en beschuldigde de conservatieve krachten ervan de betrekkingen tussen de president, de regering en de republieken te willen ondergraven. Wederom won Gorbatsjov de slag in het parlement.
Met legale middelen was niets bereikt. Er bleef niets anders over dan geweld. Kennelijk is het moment van de coup gekozen om Gorbatsjov tijdens zijn vakantie te verrassen en om de ondertekening van het Unieverdrag op 20 augustus te verhinderen. De samenzweerders leken de schijn van wettigheid graag te willen ophouden. Naast de premier en de leiders van de voornaamste repressieapparaten behoorde ook vicepresident Gennadi Janajev, de oud-voorzitter van de vakbondsfederatie, tot de samenzweerders. Hij moest de ‘zieke’ Gorbatsjov vervangen. Janajev is de verpersoonlijking van de conservatieve vleugel van het civiele bestuur, het soort mensen dat niet het talent heeft om de periode van hervormingen met behoud van privileges door te komen. Het vakbondsapparaat is vanouds voor middelmatige bureaucraten een middel geweest om vooruit te komen. Vassili Starodoebtsjev, de voorzitter van de Unie van Landbouwers, werd kennelijk geacht de landbouwsector te vertegenwoordigen, vooral de conservatieve managers van die sector. Oleg Baklanov, de secretaris van de Defensieraad, was een uitgesproken tegenstander van vermindering van de militaire uitgaven. Aleksandr Tizjakov, de voorzitter van de Associatie van Staatsbedrijven, was de industriële tegenhanger van Starodoebtsjev.
De belangrijkste onbeantwoorde vraag betreft de amateuristische organisatie van de machtsgreep. Afgezien van Gorbatsjov werd geen van de belangrijkste potentiële tegenstanders gearresteerd. Er verstreken vijf uur na de afkondiging van de coup voor er troepen in Moskou verschenen. De leiders van de operatie lieten na zich meester te maken van het transportwezen (de internationale luchthavens bleven bijvoorbeeld min of meer normaal functioneren), evenals van de telecommunicatiemiddelen (verbazend genoeg konden buitenlandse zenders vanuit het belegerde Russische parlementsgebouw uitzenden; van de oproep tot verzet van Jeltsin op 19 augustus werd zelfs op het televisiejournaal melding gemaakt), of van het elektriciteitsnet (de verdedigers van het parlement deden zelf de lichten uit).
Dit alles kan moeilijk als ‘geblunder’ worden beschouwd. De KGB mag dan heel wat gebreken hebben, amateurs zijn het niet. Misschien weifelden de samenzweerders – een fatale handicap bij iedere coup – omdat ze zich niet hadden kunnen verzekeren van de loyaliteit van de voornaamste repressieapparaten, met name het leger. Vanaf het begin onthielden hoge militairen hun steun, waaronder de commandanten van de luchtmacht, van de in Leningrad gestationeerde Baltische vloot, van het militaire district Leningrad (een van de voornaamste commandanten van de parachutisten, waarvan de elitetroepen essentieel waren voor het slagen van de operatie) en de commandanten van twee van de vier gardedivisies van het district Moskou. In Leningrad en zelfs in Moskou stelden sommige speciale troepeneenheden van het ministerie van Binnenlandse Zaken (OMON) zich op tegen de machtsgreep. De overgrote meerderheid van de legerofficieren stelde zich neutraal op, naar het schijnt.
Maar daarmee is nog niet verklaard waarom de samenzweerders ondanks hun zwakke positie toch de Rubicon zijn overgestoken. Ze dachten wellicht dat ze, gezien de grote ontevredenheid onder de bevolking en in het leger, het land voor een voldongen feit konden plaatsen en dat daarmee alles goed zou komen. Maar toegegeven moet worden dat er voor dit raadsel nog geen bevredigende verklaring is.
Pavlov en Jazov trokken zich op de tweede dag van de coup al terug. Politiek conservatieve krachten zoals de Sojoez-fractie in het parlement hebben steun geweigerd. Fractieleider kolonel Alksnis verklaarde dat hij sympathiseerde met de doeleinden van de samenzweerders maar dat hij het onwettige karakter van de coup niet kon accepteren; desondanks heeft de Letse regering een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd. Alle samenzweerders waren partijleden maar de bureaucratie van de CPSU was als zodanig niet vertegenwoordigd, hetgeen het drastische machtsverlies van de partij gedurende de laatste jaren aangeeft. Maar de leiding van de CPSU heeft zich niet tegen de coup gekeerd, alhoewel op het eind plaatsvervangend secretaris-generaal Ivasjko geëist heeft Gorbatsjov te mogen bezoeken. In sommige republieken zoals Letland hebben partijleiders de samenzwering echter wel gesteund.
De politieke zwakte en de interne verdeeldheid van de samenzweerders hebben een sleutelrol gespeeld bij de snelle nederlaag van de machtsgreep, en niet het verzet van het volk of de ferme opstelling van Boris Jeltsin, zoals de media binnen en buiten de Sovjet-Unie hebben verklaard. De werkelijke rol van Jeltsin lijkt zich beperkt te hebben tot het doen van publieke oproepen tot verzet. Voor de weifelaars en de tegenstanders van de coup heeft hij zo gefungeerd als symbool van het verzet. Daarvoor was zeker persoonlijke moed nodig, maar het zou dan ook voorgoed met zijn politieke loopbaan zijn afgelopen als hij zich anders opgesteld had. Het is ook waarschijnlijk dat Jeltsin op het moment van zijn eerste publieke verklaring, meer dan vijf uur na de afkondiging van de coup, al wist dat de samenzweerders ernstige problemen hadden en dat talloze militaire bevelhebbers niet wilden meedoen. Bush was hiervan zeker al op de hoogte. Jeltsins oproep tot een algemene staking werd niet opgevolgd, behalve door de mijnwerkers. Het schijnt dat noch hij noch zijn regering concrete maatregelen hebben genomen om de staking te organiseren. Het is eigenlijk heel merkwaardig dat Jeltsin op de eerste dag van de coup een speciale zitting van het Russische parlement uitschreef voor 21 augustus. Als de coup niet zo snel afgelopen was geweest, was dat een mooie gelegenheid geweest om de afgevaardigden die stom genoeg waren om te verschijnen, te arresteren. Het was logischer geweest de afgevaardigden te vragen in hun district te blijven om daar het verzet van de bevolking te organiseren.
Tot nu toe wijst niets erop dat Jeltsin enige maatregel heeft genomen om de bevolking te mobiliseren. De menigte die zich voor het Russische parlement verzamelde – misschien 150.000 mensen op het hoogtepunt (tegenover toentertijd een miljoen op het Tiananmenplein in Peking) maar het grootste deel van de tijd ongeveer 20.000 – heeft in de westerse media alle aandacht gekregen. Maar die menigte had geen obstakel van belang gevormd als de leiders van de machtsgreep vastbesloten waren geweest, zelfs als ze het aantal slachtoffers klein hadden willen houden. Het was voldoende geweest de elektriciteit en de andere verbindingen af te snijden, waarmee ze het Russische parlement hadden kunnen isoleren en negeren terwijl ze de greep naar de macht in de rest van het land hadden geconsolideerd.
Afgezien van de drie doden heeft deze hele episode de onwezenlijke trekken van een schimmentheater. Maar de coup moge dan een klucht zijn, hij is gevolgd door een show die Broadway waardig is, compleet met vuurwerk, het hijsen van de Russische vlag van vóór de Revolutie op het Rode Plein, standbeelden die professioneel door bouwvakkers omver werden gehaald en een koor van 100.000 mensen om de nieuwe ster Boris Jeltsin te onthalen – Jeltsin die immers in zijn strijd voor het Goede de krachten van het Kwaad bijna in zijn eentje en enkel door zijn wilskracht had overwonnen. Symbolen zijn in de politiek uiterst belangrijk en de huidige politiek in de Sovjet-Unie bestaat op het niveau van de bevolking vrijwel uitsluitend uit symbolen.
Natuurlijk staan Jeltsin en de liberalen na deze gebeurtenissen enorm veel sterker. Op de tweede dag voorspelde een enigszins cynische waarnemer uit Leningrad dat de conservatieve machtsgreep zeker gevolgd zou worden door een liberale coup. Met de conservatieven die, zoals uit het verloop van de coup blijkt, voorheen al zwak stonden, is het als politieke kracht afgelopen. Dit geldt ook voor de CPSU, die achteraf door Jeltsin niet geheel terecht is aangemerkt als eigenlijke aanstichter van de coup. Jeltsin was er snel bij om de activiteiten van de Russische Communistische Partij op te schorten. Ook in de Baltische landen is de CP verboden. Gorbatsjov, die vlak na de coup nog hartstochtelijk zijn trouw aan de partij bezwoer om die vervolgens de rug toe te keren en haar ontbinding te eisen, heeft geen enkele machtsbasis over, op de bevoegdheden na die de republieken hem willen laten houden. En dat zal niet veel zijn want zelfs het leger zal waarschijnlijk onder de republieken opgedeeld worden.
Het zal de republieken nog moeite kosten hun onderlinge betrekkingen te regelen. De Jeltsin-aanhangers zijn ijverig bezig met het cultiveren van het Russische nationale sentiment, iets dat onder etnische Russen, althans in de streken met een Slavische meerderheid, altijd tamelijk zwak is geweest, ondanks pogingen van Stalin de oude tsaristische tradities te doen herleven. Voor de andere republieken, die veel kleiner zijn dan Rusland, zouden de betrekkingen met een nationalistische Russische reus wel eens veel moeilijker kunnen worden dan ze waren onder het oude centrale bewind, dat in ieder geval nog enigszins poogde de rijkdom te herverdelen ten gunste van de armste gebieden. Dat wordt nu als ‘gelijkmakerij’ van de hand gewezen. Sommige afgevaardigden uit het Russische parlement eisen nu al dat het presidentschap van de Unie voorbehouden wordt aan iemand uit de Russische Republiek. En Jeltsin heeft zijn mensen snel aan het hoofd van diverse Unie-ministeries neergezet. Het Rusland van voor 1917, waarvan de vlag nu in heel Moskou hangt, stond bekend als een gevangenis van volkeren. Al op 21 augustus liet Jeltsin zijn parlement weten dat de leiders van de Tataarse Republiek, een gebied met 5 miljoen inwoners binnen de Russische Republiek dat zich onafhankelijk van Rusland heeft verklaard en een republiek binnen de Unie wil worden, de coup zouden hebben ondersteund. Tatarstan was trouwens niet de enige.
De machtsgreep is niet mislukt door de mobilisatie van de bevolking, die maar betrekkelijk gering van omvang was. De cruciale vraag is: vanwaar die geringe omvang? Zelfs de Moskouse menigtes die de mislukking van de coup vieren, omvatten nauwelijks meer dan 100.000 mensen, een aantal dat regelmatig bij pro-Jeltsin demonstratie wordt gehaald. Wat vinden die andere 8.900.000 Moskovieten er eigenlijk van? En de tientallen miljoenen in de rest van het land? Waarom zijn, de mijnwerkers uitgezonderd, de arbeiders niet in staking gegaan? Moet dit worden toegeschreven aan apathie en laksheid, aan een gevoel van politieke onmacht of veeleer aan tweeslachtigheid zowel tegenover de coup als tegenover het kamp van Jeltsin? Er is gemeld dat arbeiders van verschillende bedrijven in Leningrad zich bereid hebben verklaard te staken als dat nodig mocht zijn. Iets dergelijks schijnt zich in Moskou niet voorgedaan te hebben. Blijkt uit zo’n houding dat men de zwakte van de coup in de gaten had?
Dit zijn uiterst belangrijke vragen omdat in de komende maanden een versnelde doorvoering van markthervormingen zal plaatsvinden. Het feit dat de machtsgreep verslagen is zonder dat de arbeiders in het geweer zijn gekomen versterkt natuurlijk de autonomie van Jeltsin en de liberalen in deze kwestie; momenteel zijn ze immers minder afhankelijk van steun van de bevolking en de arbeiders en weldra zullen ze beschikken over hun eigen repressiekrachten en hun eigen loyale bureaucratieën. In feite zijn ze al zover dat ze hun eigen couppoging kunnen uitvoeren. De presidentiële decreten van Jeltsin volgen elkaar op in een razend tempo. En als we het hebben over ‘democratische krachten’ die Jeltsin zegt te vertegenwoordigen, is het interessant op te merken dat het roemruchte Unieverdrag, dat 20 augustus ondertekend had moeten worden, nooit openbaar was gemaakt.
Daar staat tegenover dat het niet langer mogelijk zal zijn de verslechtering van de economische situatie, die nu zeker nog harder zal gaan, het onbeschaamde optreden van de economische maffia en de clandestiene privatiseringen te wijten aan de communisten of aan het uitblijven van werkelijke hervormingen. Er zullen geen conservatieve provocaties meer zijn om de wankele populariteit van de liberalen nog enigszins op peil te houden. De markthervorming zal niet langer een abstracte of symbolische zaak voor de arbeiders zijn – met beloftes van loonsverhogingen en een westerse levensstandaard – zodat ze hun positie ten opzichte van de markt eindelijk kunnen bepalen op basis van concrete ervaringen met het functioneren daarvan. Het is nu al duidelijk dat het mislukken van de coup, ondanks de beperkte omvang van de mobilisatie van de bevolking, de mensen een sterker besef van hun eigen kracht en hun politieke gewicht heeft gegeven, iets wat in vijf jaren van economische neergang niet mogelijk was.
Zal de bevolking een goeddeels passieve toeschouwer van de komende gebeurtenissen blijven, zoals tot nu toe in Oost-Europa het geval is? Of zal zij het voorbeeld van de mijnwerkers volgen en zich organiseren ter behartiging van haar belangen en zo meester over haar eigen lot worden? Dat zijn de sleutelvragen waarop antwoord zal komen in het nieuwe hoofdstuk van de geschiedenis van de Sovjet-Unie, dat is begonnen met de coup die niet doorging.
(25 augustus 1991)