Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, febr.l 1977, nr. 14/15 (nr. 1/2), jg. 5
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Het voorliggende nummer van “de Internationale” is een dubbelnummer.
Al vaak hebben wij in redactionele bijdragen in alle toonaarden de problemen van het uitgeven van een theoretisch blad en onze goede bedoelingen bezongen. We kunnen wat dit betreft dus terugverwijzen naar de vorige nummers van ons blad.
In een groot aantal belangrijke discussies binnen de linkse beweging komt steeds weer het grote belang van een adequate beschrijving van de staat in de kapitalistische wereld aan de orde. Het begrip “sterke staat” valt vaak, van verschillende kanten wordt het begrip fascisering of sluipende fascisering ten onrechte gebruikt. In feite blijkt de flexibiliteit van de moderne staat soms in gevallen van druk, buitengewoon groot te zijn.
Nauwkeurige analyses en discussies over de staat in het laatkapitalisme zijn meer dan ooit nodig. Verwachte politieke ontwikkelingen en daarmee samenhangend, de strategie van de revolutionaire beweging, zijn vergaand afhankelijk van een juiste inschatting van de ontwikkelingen van de moderne staat. Denis Berger analyseert één en ander vanuit het begrip bonapartistische Staat. Een begrip dat door Marx werd geïntroduceerd bij de kroning tot keizer van Lodewijk Napoleon Bonaparte (van 1852-1870 keizer onder de naam Napoleon III) om het staatstype te beschrijven waarbij een centraal persoon in een evenwichtssituatie tussen de klassen een zeer vergaande centrale rol binnen een sterk staatsapparaat kan spelen. Trotski heeft dit begrip verder uitgewerkt in zijn analyses van het stalinisme, terwijl de term ook wel wordt gebruikt om het type regiem te beschrijven zoals dat ten tijde van Nasser in Egypte bestond. Bergers analyse is sterk op de Franse situatie gericht, een land waar vanouds al een sterk centraal staatsapparaat bestond. Eén en ander maakt zijn analyse en de nieuwe elementen die hij inbrengt zeker niet minder interessant voor het Nederlandse en Belgische publiek. Een punt van kritiek zou kunnen zijn, dat hij in deze bijdrage nauwelijks expliciet ingaat op de rol die de zelfstandige arbeidersstrijd en de organisaties van de arbeidersklasse op de ontwikkeling van de kapitalistische staat hebben uitgeoefend. Ook hier geldt weer dat het een bijdrage in de analyse en discussie over dit moeilijke en belangrijke punt is en allerminst de pretentie heeft het laatste woord te zijn.
Het tweede grote artikel in dit nummer is van onze redacteur en Azië-specialist Fritjof Tichelman. In eerdere artikelen is Tichelman ingegaan op de Chinese ontwikkelingen in het licht van de “Aziatische productiewijze” (in resp. De Internationale 1ste jaargang, nr. 2, 3 en 4).
Nu is Indonesië uitvoerig aan de beurt. In zijn artikel in het vorige nummer van ons blad werd diep ingegaan op het begrip Aziatische productiewijze en het analytisch belang daarvan voor een beter begrip van de Aziatische problematiek. In dit artikel wordt de specifieke Indonesische problematiek behandeld tot de komst van Soeharto. Met name gaat het erom historische lijnen aan te geven ter verklaring van de Indonesische stagnatie. En de verhoudingen aan te geven waarbinnen de arbeidersbeweging ondanks de numerieke grootte van de communistische partij nooit tot een werkelijke doorbraak is kunnen komen.
De fouten van de arbeidersorganisaties zijn niet de enige reden van de afschuwelijke gebeurtenissen. De maatschappelijke wortels die hun voedingsbodem vinden in de stagnante “Aziatische” maatschappij moeten worden blootgelegd. Zowel om de verschrikkelijke nederlagen van de arbeidersbeweging te kunnen verklaren als om de wapens te smeden voor de Indonesische revolutionaire beweging in de toekomst. Deze artikelen zijn min of meer samenvattingen van Tichelmans onlangs verschenen proefschrift: Stagnatie en Beweging, sociaalhistorische beschouwing over Java en Indonesië in Aziatisch verband, waarvan hopelijk binnen niet al te lange tijd een Engelstalige handelseditie verschijnt. Tevens in dit nummer grote aandacht voor de belangrijke gebeurtenissen in Oost-Europa.
Op het moment zien we in alle arbeidersstaten van Oost-Europa bewegingen die voor meer politieke vrijheid opkomen. Belangrijk daarbij is dat er een steeds groter onderscheid is waar te nemen tussen stromingen die openlijk antisocialistisch zijn en voornamelijk uit intellectuelen bestaan en een duidelijke socialistische oppositie, bestaande uit zowel arbeiders als intellectuelen. Deze laatsten beroepen zich op de principes van de arbeidersstaat en eisen juist verwerkelijking en uitbreiding van de socialistische grondslag Als eerste dan een verslag van de gebeurtenissen in Polen van het afgelopen jaar door Marcel Olierook en Gerard van Kooten, waarbij naast een duidelijk verslag ook een groot aantal cijfers gegeven worden die inzicht geven in de Poolse situatie.
Daarnaast een artikel van onze Duitse kameraad Werner Hülsberg over de zanger/dichter Wolf Biermann, een duidelijke exponent van de socialistische intellectuelen-oppositie, die zich verbonden voelen en weten met de stakende arbeiders van de Poolse industrie.
De solidariteitsbeweging zowel in Polen voor de ontslagen arbeiders als in de DDR voor de teruggave van het staatsburgerschap aan Wolf Biermann staan duidelijk in het teken van een uitdiepen van de socialistische democratie en zijn te onderscheiden van de ideeën van de antisocialistische kringen.
De geringe waardering die Biermann in de Bondsrepubliek dan ook mocht ontvangen in tegenstelling tot sommige Russische intellectuelen die met veel tamtam worden verwelkomd door de West-Europese bourgeoisie spreekt voor zich. Het is duidelijk dat de strijd voor de democratie in Oost-Europa een nieuwe fase is ingegaan. De politieke differentiatie binnen Oost-Europa is niet overal even sterk, deze zal de komende jaren ongetwijfeld duidelijker worden. Zeker als eenmaal door strijd een ruimte is verworven, waarbinnen het debat tussen de stromingen openlijk gevoerd kan worden. De vrijheid van politieke meningsuiting, ook voor niet socialisten is een voorwaarde voor de uitbouw van een werkelijke proletarische democratie zoals de Vierde Internationale die al jaren met kracht propageert.
Zoals gewoonlijk wordt ook dit nummer afgesloten met enkele boekbesprekingen. Met dit nummer hopen wij weer een bijdrage te leveren tot de discussie over de problemen die de linkse beweging en haar revolutionair deel in het bijzonder in deze woelige periode bezighouden. Voor suggesties en commentaren staan wij alleszins open. “de Internationale” wil voor alles een forum zijn, waarin binnen het Nederlands taalgebied de problematiek van de theorie en strategie van de revolutionaire arbeidersbeweging zo breed mogelijk aan de orde komt. De in dit nummer afgedrukte gedichten zijn alle van Wolf Biermann. Het zijn voorpublicaties van een bundel die zeer binnenkort bij de uitgeverij Van Gennep te Amsterdam uitkomt. De vertaling is van Ernst van Altena.