[Door de redactie sterk bekort]
Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, 1972, nr. 3, jg. 15 (Intercontinental Press, 10 juli 1972)
Copyright: De Internationale
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Om een vergelijkbaar punt te vinden op het gebied van cynische internationale politiek voor de topconferentie van Nixon en Brezjnev van 22 tot 29 mei, moet men teruggaan tot de vooravond van de 2e wereldoorlog, toen Stalin zijn pact met Hitler sloot en er prat op ging dat het een historische bijdrage voor de vrede was. Enkele minuten na het nieuwsbericht over de grote stap naar de vrede gedaan door Nixon en Brezjnev ging het tv-beeld over op de escalatie in het bombarderen van Vietnam.
Alle overeenkomsten die werden ondertekend op de Moskouse tv-show, waren reeds bereikt voor Nixon het Witte Huis verliet. Dit werd vastgesteld door de New York Post van 26 mei 1972 ten aanzien van akkoorden over medische wetenschap en volksgezondheid, wetenschap en technologie, gemeenschappelijk ruimteonderzoek en op het terrein van de marine. Deze laatste overeenkomst ter voorkoming van zeeslagen houdt gewoon in dat de Sovjet-Unie niet zal proberen de Amerikaanse blokkade van Noord-Vietnam te breken. Men liet naar de pers uitlekken dat Nixon er op stond dat het Kremlin Hanoi zou dwingen om de oorlog te beëindigen; d.w.z. om de strijd voor de nationale bevrijding op te geven.
Wat het akkoord over de beperking van strategische lange afstandwapens betreft, nam de Wall Street Journal (26.5.72) Nixons positieve uitspraken met een korreltje zout. Er waren zoveel mazen in het net, dat de SALT-overeenkomst geen storing zou aanbrengen in enig Amerikaans program voor de ontwikkeling van strategische wapens. De minister van Defensie, Laird legde uit (5.6.72) dat de Moskouse overeenkomsten niet tot beperking van het budget van 8,8 miljard dollars voor strategische wapens zou leiden. De oorlogsescalatie in Vietnam zou 3 tot 5 miljard $ aan het defensiebudget van 83,4 miljard $ doen toevoegen.
Om de betekenis van de houding van het Kremlin te beoordelen moeten enkele gebeurtenissen in de herinnering worden opgeroepen. Nixons combinatie van escalatie in de bombardementen in de loop van dit jaar en het afbreken van de Parijse onderhandelingen (23.3.72) omdat de Vietnamezen er gebruik van zouden maken om “grof tegen de VS te keer te gaan”, deed het niet goed bij het Amerikaanse publiek. Op 30 maart lanceerden de Vietnamezen een massaal tegenoffensief, dat het voze karakter van Nixons vietnamisering van de oorlog aantoonde. Toen Nixon daarop de bombardementen opvoerde, werd een deel van de Amerikaanse heersende klasse nerveus, wat de New York Times (9.4.72) vertolkte in een waarschuwing aan het Congres tegen nog verdergaande gevaarlijke uitbreidingen van de oorlog in Zuidoost Azië.
De Amerikaanse antioorlogsbeweging bereikte een indrukwekkend resultaat met de demonstraties over het gehele land op 22 april. De voortgaande Noord-Vietnamese successen brachten een crisis te weeg in het Witte Huis. Nixon liet de Parijse onderhandelingen even hervatten en ging over tot het verbod van alle overzeese toevoer naar Noord-Vietnam door het leggen van mijnenvelden en het bombarderen van de toevoerlijnen over land. Tegelijkertijd werd het Kremlin gewaarschuwd; het moest er zich buiten houden. Ongeveer 85 % van de 2,2 miljoen ton goederen uit de arbeidersstaten gaat overzee. De regering Johnson overwoog het leggen van mijnenvelden doch schrok terug voor het eventuele gevaar van een krachtige reactie van Rusland en China. Nixon onthield zich de eerste jaren van zijn bewind er ook van. Wat bracht hem ertoe te denken, dat hij het zich nu wel kon permitteren?
Reeds voor zijn reis naar Peking kon Nixon de houding van het Mao-regime tegenover de Vietnamezen o.a. aflezen uit de vermindering van de militaire steun van 145 miljoen $ in 1967 tot 75 miljoen $ in 1971 (C.L. Sulzberger in de New York Times, 24.5.72). Nixon stelde Mao Zedong en Zhou Enlai echter toch pijnlijk op de proef. In de weken voor zijn vertrek versterkte Nixon de bombardementen. Tijdens zijn verblijf in Peking ging hij er mee door. De reacties beantwoordden aan zijn stoutste verwachtingen. Dat viel te zien op het tv-beeld van de feestmaaltijden, terwijl het napalm regende op Vietnamese burgers. Nixon kon dus zijn gang gaan.
Nixons ontvangst in Peking verloste Brezjnev en Kosygin van alle remmingen in het volgen van hun politiek van het vragen om “vreedzame co-existentie” met het Amerikaanse imperialisme. Hoe ver de Kremlin-bureaucraten ook zouden willen gaan in het op handen en voeten rondkruipen voor Nixon, zij waren bij voorbaat verzekerd dat zij niet door hun Chinese collega’s zouden worden aangevallen, die hen immers waren voorgegaan.
De twee conferenties in Peking en Moskou geven dus een verbreding te zien van de kloof tussen China en de Sovjet-Unie, ten koste van Noord-Vietnam. In plaats van samen te werken tegen de gemeenschappelijke vijand, wedijveren zij om de gunst van het Amerikaanse imperialisme.
Nixon won de presidentsverkiezingen met de belofte dat hij een “geheim plan” had om de oorlog te beëindigen; iets wat in feite neer bleek te komen op een poging om tijd te winnen voor het alsnog behalen van een militaire overwinning. De oppositie tegen de oorlog dwong Nixon echter tot een belangrijke concessie: geleidelijke terugtrekking van de Amerikaanse landstrijdkrachten. Om dit te compenseren voerde Nixon de luchtoorlog op. Tijdens Johnsons regering viel er 3,1 miljoen ton bommen op Indochina; sinds Nixon 3,4 miljoen ton. Dit geeft overigens ontoereikend aan hoever het Amerikaanse imperialisme bereid is te gaan.
Van 1961 tot 1970 werd er met C123 vrachtvliegtuigen ongeveer 100 miljoen pond (1 Amerikaans pond = 0,45359 kg) aan plantenverdelgingsmiddelen ter “behandeling” van 4 miljoen acres (1 acre 0,40468 ha) uitgestrooid. Het middel “agent orange” ter vernietiging van bossen, heeft als neveneffect o.a. de vergiftiging van vee. De Amerikaanse Vereniging voor de Bevordering der Wetenschap constateerde een abnormaal hoog percentage doodgeboren kinderen en kinderen met geboortegebreken in de sterk besproeide provincie Tayninh.
Een van de ergste gevolgen is het onbruikbaar worden van de grond. Onder de tropische zon verandert het van vegetatie ontdane gebied in lateriet, een baksteenachtig materiaal waarop niets kan groeien.
Uit een artikel in het meinummer van Scientific American nemen we het volgende over:
“In de periode van 1965 tot 1971 kwam er op Indochina (iets groter dan Texas) tweemaal zoveel springstof terecht als de Amerikaanse strijdkrachten gedurende de gehele 2e wereldoorlog gebruikten. Sommige gebieden lijken vanuit de lucht op foto’s van de maan. Er zullen zo ongeveer 26 miljoen bom en granaattrechters zijn, waarvan 21 miljoen in Zuid-Vietnam. De springstofenergie gebruikt in de jaren 1965-1971 komt neer op 450 Hiroshima-kernbommen. Een van de meest belangrijke doeleinden van het Pentagon was het ontwrichten en vernietigen van de sociale en economische structuur van agrarisch (Zuid)-Vietnam, om de boeren naar gebieden te drijven die onder de centrale controle van Saigon staan en om zo de guerrillavijand van zijn machtsbasis te beroven.
Betrekkelijk verse kraters vertonen geen plantengroei. Later kan er een grof soort gras op de kraterbodem gaan groeien en ook kruipplanten langs de wanden. De kraters kunnen afmetingen hebben van 6 bij 12 meter omtrek en 1,5 tot 6 meter diep zijn. In het kustgebied en de rivierdelta blijven ze met water gevuld en worden broedplaatsen voor muskieten. Het irrigatiesysteem voor de natte rijstcultuur is ontwricht. Vlak bij de zeekust is het land toegankelijk geworden voor het binnendringen van het zoute water. Men verlaat de rijstvelden met kraters omdat het gevaar bestaat dat de onontplofte munitie in de grond alsnog ontploft. De overal aanwezige scherven snijden in de hoeven van de waterbuffels (trekdieren voor de ploeg), wat infectie en dood kan veroorzaken. De eens zo uitstekende houtbossen zijn of vernield of door rotting aangetast ten gevolge van scherven in de bomen. Naast de bombardementen en de ontbladering is men in het midden van de jaren ’60 begonnen met een enorm program van het met bulldozers liquideren van de bossen. In augustus 1971 vernamen we ter plaatse dat in de Boi Loi bossen ten noordwesten van Saigon in de 26 dagen voor onze komst de gecontracteerde onderneming 6037 acres had schoongeveegd. Tot augustus 1971 hadden 4 andere maatschappijen een totaal van 750.000 acres opgeruimd.”
S.H. Schanberg schreef uit Hue (New York Times, 27.5.72) dat aanvallen van B-52 bommenwerpers, die elk 24 ton bommen kunnen uitwerpen, zelfs gebruikt zijn tegen groepen Vietnamese soldaten van 20 tot 30 man sterk. Het effect van deze bommenwerpers werd beschreven door de natuurkundige R. Littauer (New York Times, 3.5.72): ze vervoeren elk een 100 bommen tot een totaal van 30 ton, die snel worden uitgeworpen. Een gebruikelijke vlucht van 6 bommenwerpers bestrijkt een gebied van 1,5 vierkante mijl (1 vierkante mijl = 2,5990 vierkante km) waar de ontploffingsdruk boven 3 pond per vierkante inch (= O,2kg per vierkante centimeter) ligt; voldoende om alle gebouwen die niet van gewapend beton zijn gemaakt omver te gooien (ter vergelijking; de Hiroshima kernbom bestreek 6 vierkante mijl met een overdruk van 3 pond per vierkante inch, dat is 4 maal het B-52 patroon). Elke dag worden er zo ongeveer 60 B-52 vluchten uitgevoerd, met het effect van 2,5 maal de Hiroshima bom.
Voor de laatste escalatiefasen schreef Anthony Lewis in de New York Times (13.5.72): “als het leggen van mijnenvelden niet werkt in die zin dat de Noord- Vietnamezen gedwongen worden Nixons voorwaarden te aanvaarden – en praktisch geen goed ingelicht mens denkt dat – wat zal deze president dan doen? De dijken van de Rode Rivier bombarderen om Noord-Vietnam onder te laten lopen? Gebruik maken van B-52 bommenwerpers om Hanoi in een zoutveld te veranderen? Het gebruik van kernwapens? Niets is uitgesloten.”
“Op 26 mei noemde het ministerie van Waterbeheer van Noord-Vietnam 42 aanvallen op dijken in het gebied van Hanoi en 7 in de provincies. Dit zou propaganda kunnen zijn,” zegt Lewis, maar hij voegt er recente gegevens aan toe die het moeilijk maken deze beschuldiging af te wijzen. Jean Thoraval, correspondent van Agence France-Press, bezocht met andere buitenlandse journalisten de stad Nam Dinh, 60 mijl (1 mijl = 1,6093 km) ten zuiden van Hanoi. Afgezien van de vernieling van de textielfabrieken en het economisch centrum, stelde hij vast dat een van de dijken die Nam Dinh beschermt (ca. 14 mijl van de stad) volledig doorgebroken was. Een diplomaat uit de niet-communistische wereld concludeerde dat “zonder enige twijfel de dijken nu systematisch gebombardeerd worden”.
Lewis vervolgt: “het regenseizoen is begonnen; de rivieren bereiken gewoonlijk de rand van de dijken tussen juli en september. Niemand kan er aan twijfelen wat een systematische vernieling van de dijken in deze tijd kan betekenen. Het doet het veel misbruikte woord GENOCIDE (volkerenmoord) opkomen.”
De zuivering van Lin Biao, Mao’s “naaste wapenbroeder” en aangewezen in de grondwet om Mao op te volgen, gaf aanleiding tot aanhoudende speculaties over het feit dat hij tegen een “vreedzame co-existentie”-overeenkomst met het Amerikaanse imperialisme ten koste van Vietnam, zou zijn geweest. Hiervoor is geen bewijs te vinden. Het is te betwijfelen of Lin Biao, zelfs als hij een dergelijke oppositionele mening toegedaan was, zo ver zou zijn gegaan dat hij zou hebben gestreefd naar de omverwerping van het regime van Mao Zedong en Zhou Enlai; d.w.z. het risico zou hebben aangedurfd van een politieke revolutie te ontketenen. Waarschijnlijk werd hij politiek uitgeschakeld tijdens een opruimingsoperatie, in verband met de strijd binnen de bureaucratie die ten grondslag lag aan de “Grote Proletarische Culturele Revolutie”. Als het juist is dat Lin Biao tegen het verkopen van de Vietnamese belangen aan Nixon in ruil voor een zetel in de Verenigde Naties, zou zijn geweest en daarvoor zou zijn gezuiverd, dan moeten we tot de conclusie komen dat hij werd uitgeschakeld om een voorbeeld te stellen voor alle anderen in de bureaucratie die soortgelijke meningen zouden koesteren. Het feit dat Mao en Zhou zich geen zorgen maakten over mogelijke oppositie tegen hun contrarevolutionaire buitenlandse politiek, werd aangetoond toen zij grote hoeveelheden militaire uitrustingen, straaljagers en tanks inbegrepen, op 2 juni 1972 aan Pakistan leverden. Dit was de eerste zending van het economische en militaire hulpprogramma van 300 miljoen $, dat werd overeengekomen tijdens het bezoek van president Zulfikar Ali Bhutto aan Peking, februari 1972. Deze eerste zending omvatte 60 MiG-19 straaljagers, juist het type dat nodig is in de strijd tegen de B-52 bommenwerpers, die nu ongestraft Noord-Vietnam bombarderen. Over de tegenstellingen in hoge Kremlinkringen ten aanzien van de capitulatie van Brezjnev en Kosygin voor Nixon, is meer concrete informatie voorhanden.
Jack Anderson berichtte in de New York Times (15.5.72) dat de CIA “betrouwbare” informatie ontving over het feit dat vooral de hoofden van de strijdkrachten tegen de uitnodiging van Nixon voor een topconferentie waren, onder de huidige omstandigheden. Diplomatieke kringen noemen de naam van Petro Sjelest in verband met verhitte discussies. Op 25 mei, drie dagen voor de komst van Nixon, werd Sjelest uit de leiding van de Oekraïense Communistische Partij gezet. Dit gebaar moet de Koninklijke gast behaagd hebben. Op 15 juni gaf de Pravda toe dat er in het Politiek Bureau meningsverschillen waren omtrent de uitnodiging aan Nixon nadat deze voor de havens van Noord-Vietnam mijnenvelden had doen leggen. Volgens dit blad zouden de onderhandelingen met Nixon doorgaan “ondanks obstructie-activiteiten van rechtse en linkse vijanden van de ontspanning” en van hen die “revolutionaire frasen” hanteren.
Zonder openlijk tot de aanval over te gaan heeft de Cubaanse regering haar oppositie aangegeven tegen de topconferenties in Peking en Moskou. Tijdens Nixons bezoek aan Peking gaf de Cubaanse pers meer aandacht aan de voortgaande bombardementen, dan aan de topconferenties, waarover minachtend werd gesproken. Op een persconferentie in Sofia op 26 mei zei Fidel Castro als antwoord op de vraag wat hij dacht van een bericht in een Mexicaanse krant dat hij Nixon in Warschau zou ontmoeten op 1 juni: “Er is niets wat er met Nixon te bespreken valt”. Bij nadere aandrang zei hij in het Engels ten behoeve van het Amerikaanse tv-publiek: “We zouden er niet over denken met Nixon waarover ook maar te praten”, “Wat zouden we hem moeten zeggen? Er mee op te houden een imperialist te zijn? De blokkade van Cuba te beëindigen? Op te houden met agressieve daden?”
Ondanks deze gevoelens zullen de Cubanen geen krachtige oppositie voeren tegen het streven van het Kremlin naar “vreedzame co-existentie” met het Amerikaanse imperialisme. Zonder uitgebreide materiële hulp van de Sovjet-Unie (ook op militair gebied) zou de Cubaanse revolutie allang verpletterd zijn. De Amerikaanse blokkade heeft Cuba nog meer afhankelijk gemaakt van Russische leveranties. Eén prijs die daarvoor door het Kremlin wordt geëist is dat de Cubaanse leiders politieke concessies doen.
Daar komt nog bij dat de Cubanen er niet in geslaagd zijn hun revolutie tot de rest van Latijns-Amerika uit te breiden, in hun heen en weer slingeren tussen het stimuleren van de guerrillaoorlog en het overschrijden van de klassegrenzen. Dit verzwakte hun positie en maakte hen kwetsbaarder voor druk van Moskou.
De positie van de Noord-Vietnamese regering lijkt sterk op die van de Cubaanse. In de pers van Hanoi verschenen artikelen die blijk gaven van oppositie tegen het verraad van Peking en Moskou. De Nhan Dan, het orgaan van de Communistische Partij, leverde scherpe kritiek op sommige uitlatingen van Nixon tijdens de topconferentie in Moskou. Naar aanleiding van Nixons hoop (27.5.72) dat de kleine Tanya’s (een meisje dat haar ouders verloor tijdens het beleg van Leningrad) in staat zouden zijn in een wereld van vrede en vriendschap te leven, merkte Nhan Dan op: “Het is duidelijk dat om te voorkomen dat de kinderen van de wereld worden uitgeroeid, de volwassenen zich moeten verzetten tegen de Amerikaanse imperialisten en niet moeten terugdeinzen voor hun dreigementen. Alle mensen met een geweten moeten onderscheid maken tussen goed en kwaad, vrienden en vijanden.” Aangaande Nixons opmerking dat de grote machten het voorbeeld moesten geven en zich niet moeten laten meeslepen in confrontaties die worden geprovoceerd door kleine machten, was het commentaar: “Moet het Amerikaanse voorbeeld in Vietnam worden gevolgd? Nixon dreigt andere landen om zijn gang te kunnen gaan en hij ontkent hun recht om de slachtoffers van agressie te steunen. Dit soort praat komt van een internationale bandiet.”
O.a. door hun pijnlijke afhankelijkheid van Moskou en Peking hebben de Vietnamezen slechts gedempte oppositie bedreven. Het is te voorzien dat de twee bondgenoten enorme druk op Hanoi zullen uitoefenen om Nixons voorwaarden te aanvaarden. In ruil voor kleine gunsten van Nixon, werken zij samen tegen de Vietnamese revolutie.
De meest effectieve steun voor de Vietnamese nationale bevrijdingsstrijd kwam van de internationale antioorlogsbeweging rond de leus “De Amerikaanse troepen uit Vietnam, nu!”, die sinds 1965 massademonstraties probeerde te organiseren. Nixons aankondiging van het leggen van mijnenvelden riep een onmiddellijke reactie op bij de antioorlogsactivisten. Voorbereidingen werden getroffen voor demonstraties over het gehele land op 21 mei. Soortgelijke acties elders in de wereld kregen een nieuwe stimulans. Delen van de Amerikaanse heersende klasse werden bezorgd over het risico van een botsing met Moskou en over het oplaaien van de antioorlogsbeweging.
De latente crisis kwam niet tot ontwikkeling dankzij de collaborateurs van Nixon in het Kremlin. Op 11 mei kwam er een verklaring van de Russische regering, die (1) kritiek uitoefende op het leggen van mijnenvelden; (2) niet op het recht stond van de bondgenoten van Noord-Vietnam om militaire en niet-militaire goederen te verschepen naar het belegerde land; (3) geen tegenmaatregelen aankondigde die zouden worden genomen als Nixon met het mijnenleggen zou voortgaan; (4) geen aanmoediging van antioorlogsdemonstraties inhield. Op dezelfde dag legde de Russische minister van buitenlandse handel N.S. Patolitsjew een beleefdheidsbezoek aan het Witte Huis af, dat in een “hartelijke sfeer” plaatsvond.
De politiek van het Kremlin verzwakte de antioorlogsbeweging en de tendens tot politisering van het bewustzijn. De beweging had ook al te kampen met de verkiezingsstrevingen van “vredes”kandidaten, vooral in de Democratische Partij, gericht op het afleiden van de beweging van massademonstraties naar het optrommelen van stemmen voor kapitalistische kandidaten. In dit spel was McGovern het knapst. Zijn fenomenale opgang als presidentskandidaat kan bijna geheel worden toegeschreven aan zijn succes in het omvormen van antioorlogsjongeren tot kruisvaarders voor kandidatuur en ondersteuners van een kapitalistische politiek. Eugene McCarthy had dit al in 1968 geprobeerd. Indirect is McGovern veel verschuldigd aan Peking en Moskou’s “vreedzame co-existentie politiek”.
De grootste profiteur is echter Nixon. Hij plande de topconferentie als spectaculaire opening van zijn herverkiezingscampagne. Zijn calculaties bleken juist te zijn. De “doorsnee kiezer” wenst ernstig dat er vrede komt en denkt dat die er komen kan als de leiders van beide zijden maar bij elkaar komen. Het publieke opinieonderzoek toont echter ook aan dat op een dieperliggend niveau Nixon het Amerikaanse volk niet helemaal heeft overtuigd, dat met de topconferenties de wereld veranderd is. Een Harris Poll bericht van 27.6.72 drukt de twijfel van een meerderheid uit dat men dichter bij een oplossing in Vietnam zou zijn gekomen. Nixons beestachtig besluit om Vietnam weg te bombarderen als de Vietnamezen niet op hun knieën vallen blijft het Amerikaanse volk verontrusten. Zijn zij die niet spreken en niet tot daden overgaan tegen deze politiek wel beter dan degenen die hebben berust bij het werken van Hitlers gasovens?
In Amerika heeft de Socialistische Arbeiderspartij (SWP) op twee manieren het standpunt van de trotskistische wereldbeweging vertolkt. Zij heeft allereerst systematisch propaganda gevoerd voor massamobilisatie onder de leus “De Amerikaanse troepen eruit, nu!” In het begin kostte het enige moeite om de antioorlogsbeweging tot deze lijn te brengen, met name door het verzet van de Communistische Partij, die de antioorlogsbeweging wilde omvormen tot een aanhangsel van een of andere vredeskandidaat van de Democratische Partij.
Verder heeft de SWP het trotskistische standpunt naar voren gebracht tijdens de verkiezingen, door in 1968 en 1972 met een antioorlogslijst uit te komen. Het doel is daarbij niet in de eerste plaats stemmen te winnen (wat op zichzelf al ernstig belemmerd wordt door de beperkende bepalingen van de kieswet en de ontzaglijke financiële middelen van de twee kapitalistische partijen), maar om een revolutionair-socialistische propaganda te maken en om de kiezers in de gelegenheid te stellen hun oppositie tegen de oorlog in Vietnam op een zinvolle wijze tot uitdrukking te brengen.
Voor de trotskistische wereldbeweging blijft de agressie van het Amerikaanse imperialisme in Vietnam het centrale internationale punt sinds Johnson in 1965 zijn escalatie begon. Zij wees bij herhaling op het gevaar van een derde wereldoorlog door de Amerikaanse interventie. Zij richtte er de aandacht op dat de meest verschrikkelijke wapens in Vietnam werden uitgeprobeerd. Vanaf het begin stelde zij dat de aanval op Vietnam een aanval op alle arbeidersstaten vormde en drong er bij de Russische en Chinese regeringen op aan voldoende materiële hulp te verlenen en een gemeenschappelijk front te vormen tegen de gemeenschappelijke vijand. Omdat in Amerika zelf doeltreffende druk in de richting van een imperialistische terugtocht alleen kan worden gevonden in de massa van de arbeiders, staan de trotskisten daar een lijn van massamobilisatie voor; dit is ook de beste weg in de huidige verhouding en om het revolutionaire socialisme vooruit te brengen en de revolutionaire partij te vormen die voor een socialistische overwinning nodig is. De Vietnamezen hebben de wereld een onvergankelijk voorbeeld gegeven van moed en heldhaftigheid, in het overeind blijven staan tegen een geweldige overmacht. Het voorbeeld van de Vietnamezen heeft de inspiratie gegeven voor nieuwe revolutionaire uitbarstingen. Zelfs in de VS maakt dit voorbeeld een diepe indruk op het volk. Dit zijn de voortekenen van de toekomstige ondergang van het Amerikaanse imperialisme.