Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, april(?) 1968, jg. 11
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Reeds gedurende geruime tijd is in de linkse arbeidersbeweging een discussie gaande over de noodzakelijkheid van eenheid van actie en over de mogelijkheid tot vorming van een revolutionaire partij. De “Rode Tribune” heeft hiervoor een discussierubriek geopend en de SJ heeft verscheidene vergaderingen er aan besteed. Ook aan de PSP is deze discussie niet voorbijgegaan. Het vorig congres van de PSP heeft een “grondslag voor het gesprek” aangenomen, waarin gesteld wordt dat “de formulering van een program van structuurhervorming, gericht op een radicale SOCIALISTISCHE omvorming van de maatschappij hoogst urgent” is en dat “zij het tot haar VOORNAAMSTE TAAK rekent op zo kort mogelijke termijn dit ten uitvoer te brengen. Zo dat mogelijk is [sic] stelt zij er prijs op dit tezamen met andere SOCIALISTISCHE groeperingen en personen te doen”.
De voorsteller van de laatste alinea lichtte toe dat zij ondermeer bedoelde, het MLCN en de IVe Internationale. De discussie is vlot op gang gekomen. Reeds in het nummer van 4 januari van Radicaal begon zij. Het deed een beetje vreemd aan dat onder de SOCIALISTISCHE groeperingen en personen, blijkens de uitnodigingen blijkbaar gerekend werden: drs. M. van Hulten, KVP-radicaal; H. Moerkerk,voorzitter D’66, afdeling Amsterdam en Dr. D. Th. Kuiper, AR-radicaal. Dit behoeft aan de waarde van de discussie weinig af te doen maar bijdragen van de discussie van deze kant kunnen aan het doel het opstellen van een program voor SOCLALISTISCHE omvorming van de maatschappij weinig bijdragen.
Dat blijkt duidelijk als M. van Hulten zegt: “Ik zie geen heil in “vervanging” van de zeggenschap van de factor kapitaal door die van de factor arbeid. ... De voorgestelde volledige en onvoorwaardelijke socialisering van grond en productiemiddelen heeft dan ook niet mijn instemming.”
H. Moerkerk verklaart hetzelfde: “Ik ben het er fundamenteel NIET mee eens dat de factor kapitaal VERVANGEN dient te worden door de factor arbeid.” D. Th. Kuiper drukt zich voorzichtiger uit. Hij heeft “met de PSP-middelen-keuze inzake de ook door ons nagestreefde economische democratie aanzienlijk meer moeite”. Hij wil correcties op de structurele eenzijdigheid van het eigen systeem.
Wat is nu het antwoord van de PSP op deze discussie bijdragen? H.J. Lankhorst gaat er in zijn antwoord van uit dat de christelijke levensovertuiging tot een pacifistische socialistische politiek moet leiden. De reacties van M. van Hulten en D. Th. Kuiper verwonderen hem dan ook niet, maar het stelt hem teleur dat Van Hulten geen voorkeur heeft voor “één economisch stelsel, het kapitalistische noch het socialistische.” Iemand die echter tegen de socialisering van grond en productiemiddelen is heeft wel een voorkeur nl. een voorkeur voor het kapitalisme. Het zou Lankhorst toch duidelijk moeten zijn dat een gesprek over een SOCIALISTISCHE omvorming van de maatschappij met dergelijke mensen geen zin heeft.
Als Wim Boerboom in zijn antwoord het woord “zeggenschap vertaalt door socialisatie op de basis van de huidige eigendomsverhoudingen” moeten wij ons toch wel afvragen wat er dan van de “socialisatie” overblijft.
Tot zover blijven het discussies over het vraagstuk van de SOCIALISTISCHE omvorming van de maatschappij en de middelen die ertoe leiden.
De zaak komt echter geheel anders te liggen als Branderhorst aan het woord is.
Prof. Dr. J. Kruithof zegt in een interview met Branderhorst:
“In België zal dat binnen enkele weken duidelijk zijn: de linkse socialisten hebben geen schijn van kans, hun mislukking is dan levensgroot voor iedereen duidelijk. Ze plegen politieke zelfmoord. Ik kan niet begrijpen dat de groep Mandel dit spel zo speelt.”
Branderhorst vervolgt dan:
“De verkiezingen van 31 maart hebben professor Kruithof in het gelijk gesteld. De nederlaag van de links-socialistische groepen (onder aanvoering van Dr. Ernest Mandel) is wel zo rigoureus geweest, dat in bijna geen enkel dagblad, zelfs maar de naam van de betrokken partij(en) bij de gepubliceerde uitslagen werd genoemd”
Hij constateert met professor Kruithof dat er “een tendens naar verrechtsing valt waar te nemen”, maar Branderhorst meent dan dat
“de tijd wel eens gekomen kon zijn eigen vergaande wensen ten aanzien van HERVORMINGEN VAN ONZE MAATSCHAPPELIJKE STRUCTUUR VOORLOPIG IN DE IJSKAST TE PLAATSEN om te komen tot grotere antifascistische samenwerkingsverbanden, waarbinnen onze activiteiten zich zullen moeten afspelen.”
Dat is echter heel iets anders dan professor Kruithof gezegd heeft. Deze zei:
“Alle linksen denken volgens het gemeenschappelijk patroon: verkiezingen/vakbonden/partijen. De generatie beneden de dertig (in België: Leuven, maar ook in Duitsland: Berlijn-Dutschke) gooit al deze verhoudingen overhoop. Zij denken niet meer in het kader van vakbonden, partijen, verkiezingen, maar ze bedrijven politiek op de straat. Ze vormen pressiegroepen. Ze weigeren vooralsnog een politieke vorm te creëren.
Zo staan in België twee groepen tegenover elkaar: de groep Mandel, linkse socialisten gegroepeerd in een partij die ook nu weer aan de verkiezingen deelneemt. Daarnaast of daar tegenover: de groep Goossens in LEUVEN die verkiezingen en al wat daarmee samenhangt onzin vindt en zich richt op buitenparlementaire acties. Het is moeilijk tussen deze twee methoden te kiezen, maar ik heb toch de indruk dat het accent zich verlegt van partij naar pressiegroep. Nog onlangs ben ik naar Leuven gereisd om de studenten daar ervan te overtuigen dat ze ook een politieke vorm moesten zoeken. Ze zijn daar zeer bewust niet ingestapt en ik geloof nu dat ze daarin gelijk hebben.
Ik denk dat het waar is – en dat lijkt me ook te gelden voor de PSP in Nederland – dat partijen te ver gaan in het meespelen van het spel en daardoor ondanks zichzelf deel uitmaken van het establishment.
... Zolang er in Nederland geen beweging als de groep-Goossens is, moet het vacuüm door de PSP worden opgevuld op de wijze waarop ze dat doet al geloof ik niet in de mogelijkheden van een vernieuwingsproces via het parlement, MISSCHIEN KAN HIER EN DAAR WAT KABAAL GESCHOPT WORDEN.”
Wij kunnen ons niet geheel verenigen met de conclusies van prof. Kruithof al ziet hij zeer juist het gevaar van politieke partijen, zodra die maar enig belang aan de parlementaire vertegenwoordiging hechten als basis van hun acties. Prof. Kruithof ziet de acties niet meer van de arbeidersklasse komen maar van andere, nieuwe groepen. Het constateren van dit feit is juist. Het is echter de vraag of deze groepen ooit hun doel zullen bereiken als zij er niet in slagen de arbeiders voor zich te winnen. En dit hebben de studenten van Leuven zeer goed begrepen, ze hebben zich tot de arbeiders gewend.
De kritiek van prof. Kruithof richt zich echter voor het grootste deel tegen de parlementaire politiek. Ten aanzien van de PSP verklaart hij dan:
“Als er in Nederland een situatie zou ontstaan, zoals die nu in België is gekomen, dus als er een groep is die de rol van voorhoede overneemt (in buitenparlementaire acties) dan kan de PSP tot een nutteloze tegenkracht worden. Men zal dan moeten kiezen – óf met die nieuwe stroom meegaan, óf politiek zelfmoord plegen.”
Maar Branderhorst wil een geheel andere kant op. In een antwoord dat hij geeft in “Politeia” op een aantal vragen door SJ-Politeia gesteld over een mogelijke nieuwe revolutionaire partij zegt hij:
“Voor mij betekent dat voorhoede zijn, als socialisten gaan werken in grotere – progressieve – verbanden, dat kan in zoiets als een STEMBUSAKKOORD MET PVDA, CHRISTEN-RADICALEN EN (?) D’66 of door met deze groepen of delen ervan een nieuwe CLUB te vormen.”
Er worden in de PSP (gelukkig) nog wel andere geluiden gehoord dan die van Branderhorst. Wij weten dat er in de PSP vele opvattingen zijn en dat het standpunt van Branderhorst slechts één van die opvattingen is, maar de PSP’ers zullen er goed aan doen zich de laatste waarschuwing van prof. Kruithof voor ogen te houden: “Men zal moeten kiezen – óf met de nieuwe stroom meegaan, óf POLITIEK ZELFMOORD plegen.”
Tenslotte nog enkele opmerkingen over enige andere punten in het artikel van Branderhorst in “Politeia”. Hij schrijft:
“Samen met de 4e, Links, Rode Vlag, MLCN, etcetera, maar waarom zouden die groepen onderling tot nu toe niet samengewerkt hebben? En wat is de aanwijzing, dat dit in de toekomst anders zal gaan?”
In het begin van dit artikel heb ik er al op gewezen dat het MLCN in de Rode Tribune een discussierubriek over samenwerking geopend heeft.
De 4e heeft al zeer lang tot samenwerking opgeroepen. In het kort geleden opgerichte Indonesiëcomité is de PSP niet vertegenwoordigd, wel MLCN, 4e, SJ en Politeia. Aan een oproep van de SJ tot samenwerking op het terrein van de Vietnamcomités waren MLCN, Rode Vlag, SJ en 4e het die gehoor gaven. In de Rode Vlag is ook positief ten opzichte van samenwerking gereageerd. Deze samenwerking zal er komen. Omdat het kan en omdat het moet, omdat het noodzakelijk is ter verdediging tegen de dreigende fascistische aanvallen. Ter voorkoming van moordaanslagen op linkse leiders. Malcolm X, Luther King, Dutschke zijn de dreigende voorbeelden. In Nederland is de Telegraaf-hetze tegen de Centraal-station-jeugd zijn er een voorbeeld van [sic]. Of de arbeiders op die éne zaligmakende socialistische arbeiderspartij zitten te wachten? Ze wachten zeker niet op de PvdA en D’66.
Als Branderhorst zich wil richten op: “Maatschappelijke werkers, leraren, onderwijzers, vormingswerkers, psychologen, artsen, maar ook bepaalde groepen kunstenaars en arbeiders. Mensen, die de sociale werkelijkheid onderkennen” dan ziet hij blijkbaar niet dat de werkloze bouwarbeiders, de ontslapen textielarbeiders en al degenen die tengevolge van de komende rationalisaties ontslagen zullen worden de “sociale werkelijkheid” van zeer nabij zullen kennen. De studenten die overal in beweging zijn, in Amerika, in Berlijn, in Leuven, in Madrid, in Praag en ook Nijmegen (Nijma) richten zich wel naar de arbeiders. Niemand zal zeggen dat wij de door Branderhorst genoemde groepen niet in de strijd zullen willen opnemen, maar bij de buitenparlementaire acties waren deze groepen tot nu toe niet aanwezig niet in Berlijn, niet in Leuven. Als Branderhorst radicaal wil zijn en als hij zegt:
“Socialisme vandaag betekent: voorhoede zijn, d.w.z. klein, spits, to the point, non-conformistisch, op de man af. Prikken, informatie verschaffen, een soort guerrilla aangepast aan Nederland-anno-1968”
dan vraag ik me toch werkelijk af w[il] hij een andere vorm van guerrilla uitvinden, waaraan D’66 en de christenradicalen deelnemen. Kom nou.
De overeenkomst welke hij ziet tussen de toestanden in Zuid-Amerika en onze eigen situatie ontgaan ons ten ene male. In een ander artikel beginnen wij nu met een bespreking van het boekje Revolutie binnen de Revolutie van Regis Debray. De kritiek van Debray vormt een bijdrage voor de revolutionaire strijd en de guerrillatactiek waar wij niet volledig mee akkoord gaan. Veel van zijn kritiek slaat beslist niet op trotskisten ook al verkiest Debray de aanhangers van Posadas zo te noemen. Er zijn in Zuid-Amerika, zoals overal elders door revolutionairen en guerrillastrijders verschillende fouten gemaakt. Het is hun taak daaruit te leren, maar Debray leert ons zeker niet de samenwerking met D’66 en christenradicalen. Hij leert ons wel dat
HET DE PLICHT IS VAN IEDERE REVOLUTIONAIR REVOLUTIE TE MAKEN.
tw