Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juni-juli 1967, jg. 10
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
In de eerste week van mei heeft Thomas Braden die van 1951 tot 1954 hoofd van de internationale afdeling van de Amerikaanse inlichtingen dienst (CIA) was, een artikel geschreven getiteld: “Ik ben blij dat de CIA immoreel is”. In dit artikel heeft Braden onthullingen gedaan over de rol van de CIA in de Europese vakbeweging, in het bijzonder in die van Frankrijk en Italië.
Braden verklaart dat de operatie van de oprichting van niet-communistische vakorganisaties in West-Europa geleid werd door Jay Lovestone voormalig leider van de Amerikaanse communistische partij in de dertiger jaren en directeur van de sectie internationale zaken van de AFL (American Federation of Labor en Irwing Brown die de AFL en later de AFL-CIO in Europa vertegenwoordigde. Om een scheuring in de Franse CGT in december 1947 te veroorzaken werden fondsen verstrekt door de voorzitter van de Amerikaanse bond van confectiearbeidsters. David Dubinsky en later door de CIA zelf. Een soortgelijke operatie werd in Italië ondernomen. Het besteedde bedrag voor deze campagne was 1 miljoen dollar.
In de herfst van 1947 (op dit jaar komen wij later terug!) bezocht een van de leiders van de CGT Léon Jouhaux de Verenigde Naties.
Jean Davidson correspondent van het persbureau AFP gaf het volgende verslag van een gesprek dat Jouhaux tijdens een diner met Amerikaanse vakbondsleiders voerde in Washington:
“De Amerikanen willen een scheuring in de CGT om de niet-communisten van de communisten te scheiden. Wat denkt u daarvan Jouhaux? Antwoord:‘U weet mijn vrienden, dat niemand meer dan ik gestreden heb voor de totstandkoming van een eenheidsvakorganisatie in Frankrijk. Zolang ik leef zal de eenheid bewaard blijven. Een scheuring zou een ramp voor de Franse arbeidersbeweging zijn.”
Zes maanden na dit gesprek voltrok Jouhaux de scheuring in de CGT en werd hij voorzitter van Force Ouvrière. Zes jaar later verklaarde George Meany de voorzitter van de AFL tijdens een rede in de persclub van Washington:
“Ik ben er trots op u te kunnen zeggen dat het met geld van de Amerikaanse arbeiders, het geld van de arbeiders uit Detroit en elders, mogelijk is geweest de scheuring in de CGT te voltrekken. Een scheuring waardoor onze zusterorganisatie de Force Ouvrière ontstond.”
Was het wel geld van de Amerikaanse arbeiders?
Braden schrijft: “Toen Jay Lovestone en Irwin Brown geen geld meer hadden deden zij een beroep op de CIA waarmee zij operaties in Italië en andere Europese landen uitvoerden.” Braden verhaalt dat hij persoonlijk geld heeft overhandigd aan dit tweemanschap toen hij in 1950 bij de CIA kwam. George Meany heeft overigens erkend 35.000 dollar aan de Force Ouvrière geschonken te hebben. Dat dit geld eveneens van de CIA afkomstig was is vrijwel zeker na de verklaring van Walther Reuther (vakbond van automobielarbeiders) die bevestigd heeft dat verschillende organisaties aanvaard hebben als dekking te dienen voor het verdelen van CIA-gelden.
Onmiddellijk na het bekend worden van de bekentenissen van Braden hebben de leiders van de Nederlandse vakorganisaties ontkend geld van de CIA ontvangen te hebben. De voorzitter van het NKV de heer P.J.J. Mertens heeft verklaard (zie De Volkskrant van 8 mei) het aannemen van CIA-geld zeer ongewenst te achten. Het NKV is volgens hem nimmer benaderd door dollarsteun. Volgens de voorzitter de heer A. Kloos is het NVV evenmin benaderd voor dollarsteun. Hij zei er echter tevens bij dat hij van deze zaak – waarvan de wereldpers vol heeft gestaan – “bij geruchten vernomen te hebben.”
Of het NVV al dan niet geld van de CIA heeft ontvangen zal de geschiedenis – of nieuwe publicaties – moeten, wijzen. Er is echter alle reden om aan te nemen dat de CIA ook in het NVV over agenten beschikte en beschikt.
Het weren van communistische arbeiders uit het NVV en de samenwerking met de BVD voor het doorlichten van de ledenadministraties van de bij het NVV aangesloten bonden geven heel erg te denken. Er is echter een zaak in de geschiedenis van de Nederlandse vakbeweging van na 1945 die heel sterk wijst op interventie van de CIA. Wij bedoelen de affaire van de fusie tussen de toenmalige Eenheidsvakcentrale en het NVV.
Wie die geschiedenis herleest – en wij hebben dat voor deze gelegenheid gedaan – valt in het bijzonder de houding op van de NVV-leiding in maart 1947 (het jaar waarin de Amerikanen de scheuring in de Franse CGT provoceerden). In die maand werd de fusie door Kupers en v.d. Lende van het NVV op bruuske wijze afgewezen.
Men moet zich echter in de toenmalige verhoudingen verplaatsen om deze daad op zijn juiste waarde te kunnen schatten.
Eind 1945 hadden de eerste besprekingen plaats tussen NVV- en EVC- leiders. De doeleinden van partijen waren verschillend. De stalinisten die de EVC in belangrijke mate controleerden hadden van de CPN-leiding opdracht de strijd van de arbeiders zoveel mogelijk af te remmen, stakingen tegen te gaan om daardoor de leider van de partij aanvaardbaar te maken voor de bourgeoisie. De Groot wenste minister te worden en de “betrouwbaarheid” van de CPN kon bewezen worden door het “verdrinken” van de EVC in het NVV.
De NVV-leiders zwaar gecompromitteerd door hun collaboratie met de fascisten tijdens de oorlog trachtten hun verloren prestige en hun greep op de arbeiders te herkrijgen. De EVC telde in die tijd 180.000 leden; het NVV was nog nauwelijks van de grond gekomen.
Op 14 februari 1946 berichtte de pers “dat tijdens besprekingen op 12 en 13 februari 1946 tussen bestuurders van de EVC en het NVV op bijna alle punten overeenstemming was bereikt met betrekking tot de fusie der beide organisaties.”
Hoe ver de EVC-leiders bereid waren te gaan was bekend geworden een week vóór het bovengenoemde communiqué toen het NVV een verklaring uitgaf waarin stond: “In de heden gehouden fusiebesprekingen tussen een delegatie uit het NVV en de EVC is gebleken, dat de Stichting van de Arbeid aanvaardbaar is als permanent college van overleg tussen werknemers- en werkgeversorganisaties en de Overheid.”
Met deze stap had de EVC-leiding afstand gedaan van zijn geboorterecht namelijk van onverzoenlijke klassestrijd tegen de ondernemers en hun regering.
De EVC-leiding zou echter nog veel dieper moeten buigen. De eerste stappen op het hellende vlak waren gezet, die uiteindelijk naar de totale ondergang van deze uit de illegaliteit voortgekomen vakcentrale zou leiden.
Op een conferentie die in mei 1946 tussen EVC en NVV-delegaties plaatsvond verklaarde het NVV “dat het elke actie welke gericht is tegen overeenkomsten met de werkgevers en waaraan het NVV zijn medewerking had verleend zou beschouwen als zijnde tegen het NVV gericht.”
Begin augustus 1946 organiseerde de EVC een congres over het geven van de door het NVV gevraagde garantie. Door machinaties bij de stemming wisten de apparaat-figuren van de CPN een meerderheid tevoorschijn te halen voor het geven van een niet-staken garantie aan het NVV.
Nog was het NVV niet tevreden. Nieuwe concessies werden geëist.
Op 12 september 1946 werd weer volledige overeenstemming bereikt tussen delegaties van NVV en EVC. Het EVC-congres van 3 t/m 8 februari aanvaardde de fusie. De woordvoerders op dit congres? Vrijwel uitsluitend door de EVC gesalarieerde CPN-bestuurders.
Dan komt de klap. In maart, 1947 verklaren de NVV-leiders de fusie niet te wensen. Eigenlijk was het geen verrassing. Een week voor het afwijzen van de fusie had v.d. Lende in het blad van de Amsterdamse bestuurdersbond geschreven: “Er zijn honderden arbeiders in de EVC die krachtens hun instelling en denken in het NVV thuishoren.”
Honderden en niet de tienduizenden die de EVC telde! Ziehier de opzet van de heren van het NVV.
Men zal moeten erkennen dat de lijn die door de NVV-leiding gevolgd werd geheel in overeenstemming was met die welke is toegepast door de CIA in een aantal andere Europese landen. Zelfs de maanden kloppen vrij aardig met die welke voorkomen in het artikel van ex-CIA chef Braden.
Vóór 1940 zong men “Kupers laat je rooie haren teren, Kupers van het NVV.” Het is de moeite waard voor de toekomstige geschiedschrijvers van de Nederlandse vakbeweging om na te gaan of de haren van Kupers niet met Amerikaanse teer besmeerd werden.
R.