Theo Wiering

Marxistische economie

[over de waardevorm]


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, mei 1967, jg. 10
Deze versie: Spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Marxistische economie

De totale of ontwikkelde waardevorm

Z waar A = Y waar B of X waar C of W waar D (een paar schoenen = 20 broden of 10 liter melk of 2 gram goud)

Bij deze vorm wordt de waarde van een waar (schoenen) uitgedrukt in verscheidene andere waren (broden, melk, goud). Alle andere waren zijn de gebruikswaarden waarin men de waarde (ruilwaarde) van de broden uitdrukt.

Er wordt volledig afgezien van de aard van de arbeid, welke het leer tot schoenen maakt. De schoenmakersarbeid is geworden tot enkel menselijke arbeid, die volkomen gelijk is aan alle andere arbeid, welke bv. broden, melk en goud maakt.

In de ontwikkelde warenvorm wordt niet meer een toevallige ruilverhouding uitgedrukt, maar de ruilverhouding van de schoenen tegenover alle andere waren. Hier kan nooit de toevallige verhouding een rol spelen, waarin men bereid zou zijn een paar tegen een bepaalde andere waar te ruilen, maar in de ontwikkelde warenvorm komt voor het eerst tot uitdrukking dat het voor de relatieve waarde van de schoenen niets uitmaakt of men deze uitdrukt in de ene of de andere waar. Iedere waar is goed om de waarde van schoenen in uit te drukken. Er blijkt uit dat niet door de ruil de waarde van de schoenen bepaald wordt (want dan zou de waarde van de schoenen veranderen met de gebruikswaarden waartegen men ze ruilt) maar dat omgekeerd de waarde van de waren bepaalt in welke verhouding men ze zal ruilen.

Gebrek van de ontwikkelde waardevorm

Het gebrek van de ontwikkelde waardevorm is dat haar equivalentvorm een hele keten van gebruikswaarden vormt, waarin de waarde van een waar wordt uitgedrukt en dat de ontwikkelde waardevorm eigenlijk uiteenvalt in een mengelmoes van waarde uitdrukkingen. Daarenboven drukt de waarde zich uit in een reeks bijzondere equivalenten, welke als gebruikswaarden elkaar uitsluiten. De in deze gebruikswaarde opgehoopte arbeid komt naar voren als bijzondere arbeid (arbeid van de bakker, de boer, de gouddelver) in plaats van als algemeen menselijke arbeid.

De ontwikkelde waardevorm bestaat echter uit de som van de toevallige waardevormen, zoals:
1 paar schoenen = 20 broden
1 paar schoenen = 10 l melk
1 paar schoenen = 2 g goud, enz.,

Maar deze vormen kan men omdraaien en men verkrijgt:
20 broden = 1 paar schoenen
10 l melk = 1 paar schoenen
2 g goud = 1 paar schoenen

Dit kan ook niet anders want als iemand zijn schoenen wil ruilen met broden, moet er ook iemand zijn die broden met schoenen ruilen wil. Zo komen wij tot de

Algemene waardevorm

Nu wordt voor het eerst de waarde van verschillende waren op eenvoudige wijze in één en dezelfde waar uitgedrukt. In de toevallige waardevorm werd de waarde van schoenen als gelijk-aan-brood uitgedrukt. De ruilwaarde van de schoenen drukte zich uit in de gebruikswaarde brood. Deze vorm van warenruil kan men slechts vinden wanneer de ruil noch slechts incidenteel, toevallig plaats vindt, in het begintijdperk van de warenruil.

De ontwikkelde waardevorm legt veel minder nadruk op de gebruikswaarde van de waar (schoenen) die men wil uitdrukken en veel meer op de ruilwaarde van die waar. Hier gaat het er niet meer om een waar die iemand op een bepaald moment zelf niet nodig heeft (de schoenen) te ruilen tegen een waar, die hij op dat moment blijkbaar juist goed gebruiken kan (het brood), maar veelmeer erom de waar die hij maakt (de schoenen) tegen alle mogelijke waren te ruilen, die hij gebruiken kan (brood, melk, goud).

De waarde van schoenen wordt nu uitgedrukt als gelijk-aan-brood, gelijk-aan-melk, gelijk-aan-goud, enz.

De ontwikkelde waardevorm vindt men als een bepaald product, bv. vee dat tegen alle mogelijke waren geruild kan worden; dit veronderstelt een veel later tijdperk van warenruil. Hier is de ruil al gewoonte geworden.

In de algemene waardevorm tenslotte, worden alle waren uitgedrukt in één en dezelfde warensoort, die als algemeen equivalent voor alle andere waren gaat optreden. En elke nieuwe waar zal in dit stadium zich in datzelfde equivalent uitdrukken. De warenwereld heeft zich zelf een waar geschapen, welke als equivalent dient om zich in uit te drukken. De relatieve waardevorm heeft een bepaalde waar gevonden welke ze uitsluit om tegenover haar als equivalent, als gelijkwaardig, op te treden. Tegenover de verschillende soorten arbeid welke in de waren belichaamd is, treedt in de equivalentwaar blijkbaar slechts algemene menselijke arbeid op en daarbij wordt volledig afgezien van de bijzondere aard, welke toch ook de arbeid in de equivalentwaar bezit.

Het algemeen menselijke karakter van de arbeid komt eerst naar voren op het moment dat de algemene waardevorm de heersende wordt.

Alle waren, behalve die ene equivalentwaar staan nu in de relatieve waardevorm en drukken zich uit in die ene waar die daarvoor geschikt is, de equivalentwaar.

Maar de equivalentwaar kan zich zelf niet in een andere equivalent uitdrukken. Zij is het enige equivalent geworden en 1 paar schoenen is 1 paar schoenen is nietszeggend. Als wij de relatieve waarde van het algemeen equivalent willen uitdrukken moeten we de vorm omdraaien. De waarde van de equivalentwaar wordt relatief uitgedrukt in de eindeloze reeks van alle andere waren. De equivalentwaar welke door de andere waren uitgesloten wordt om als uitdrukkingsmateriaal te dienen neemt de vorm aan van onmiddellijk ruilbaar te zijn tegen welke waar dan ook. Zodra een bepaalde waar alleen en uitsluitend als equivalent voor alle andere waren optreedt vergroeit de natuurvorm (de gebruikswaarde) van die waar met zijn equivalentvorm. Deze waar krijgt het maatschappelijk monopolie tegenover alle andere waren als equivalent op te treden. De equivalentwaar wordt geld. Historisch is deze plaats veroverd door het goud.

geldvorm

Tussen de algemene waardevorm en de geldvorm bestaat geen wezenlijk verschil. Het enige verschil is:
ten eerste: dat de waar “goud” zich definitief de plaats van algemeen equivalent veroverd heeft en dat haar gebruikswaarde totaal vergroeid is met de algemene equivalentvorm,
ten tweede dat alle waren onmiddellijk ruilbaar zijn met geld.

Maar het is dit slechts omdat het een waar is. Het is tot geldwaar geworden. De relatieve waarde uitdrukking van een waar, bv. schoenen in het als geldwaar fungerende goud is de prijsvorm van de waar schoenen.

De prijsvorm van schoenen is dus:
1 paar schoenen = 2 g goud
of in munten
1 paar schoenen = 10 gulden.
T.W.