Dubois

Vietnam


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juli-augustus 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Het agrarisch probleem in de Vietnamese revolutie
Schep twee, drie ... vele Vietnams
Vietnam na de hereniging

Ofschoon in vele landen de pacifisten deelnemen aan de actie tegen de oorlog in Vietnam en ook in ons land een aantal leden van de PSP in deze actie vooraanstaan, zitten de pacifisten principieel gesproken met de zaak in hun maag.

De pacifisten zijn tegen geweld in het algemeen en erkennen ook geen rechtvaardige oorlogen. Gewapende revoluties van onderdrukte volken of klassen tegen hun heersers kunnen door de pacifisten niet worden goedgekeurd vandaar dat zij steeds op zoek zijn in voorkomende gevallen naar een derde, een vredesmacht, die zonder wapengeweld een oplossing zou kunnen brengen.

Prof. De Graaf doet in “Bevrijding” van 18 juni jl. de poging in Vietnam zulk een macht te ontdekken en hij meent deze gevonden te hebben in de boeddhisten van Zuid-Vietnam. Prof. De Graaf ziet echter door zijn pacifistische bomen het bos van de sociale revolutie in Vietnam niet. Hij ziet niet dat de strijd van de Vietnamezen niet alleen een nationale onafhankelijkheidsoorlog is maar tevens een strijd voor de sociale verandering van de maatschappelijke structuur in Vietnam.

Hij vergeet dat de opzet van de Vietnamese feodale grootgrondbezitters en hun Amerikaanse beschermers is, elke verandering in de sociale en politieke verhoudingen te verhinderen. Hij vergeet dat de Amerikanen door het platbranden van Zuid en Noord-Vietnam de volken van Azië, Afrika en Latijns-Amerika willen waarschuwen geen sociale revoluties te beginnen.

Prof. De Graaf is tegen geweld. Hij is voor een vredesconferentie. Hij is voor onderhandelingen op basis van de akkoorden van Genève.

Maar wat waren de akkoorden van Genève en wat is ervan overgebleven? De akkoorden van Genève waren schandelijke overeenkomsten tussen de Russische en Chinese stalinisten enerzijds en de Franse imperialisten en hun bondgenoten anderzijds waarbij Zuid-Vietnam is verkocht. Een overeenkomst die na de overwinning van de Vietminh bij Dien Bien Phu, waar het Franse leger door het leger van generaal Giap werd verpletterd, alleen maar voordelen voor de imperialisten kon opleveren. Het gehele Vietnamese volk betaalt nu de tol voor dit stalinistische verraad. In de slotverklaring van de Geneefse conferentie staat dat de 17e breedtegraad “een voorlopige militaire demarcatielijn is die op geen enkele wijze beschouwd mag worden als een politieke of territoriale scheiding.”

De verklaring vermeldt verder dat Noord- en Zuid-Vietnam overleggen moeten over het houden van algemene vrije verkiezingen over de vreedzame hereniging van het land in het gehele land. Deze verkiezingen moesten in juli 1956 worden gehouden. Maar op de dag dat de overeenkomst werd gesloten verklaarde de Amerikaanse staatssecretaris voor defensie Wilson, dat de VS klaar staan om op ieder moment de militaire demarcatielijn in Vietnam te verdedigen zoals zij de militaire demarcatielijn in Korea hadden verdedigd. Eisenhower verklaarde de volgende dag, dat de VS zich op geen enkele wijze gebonden achten aan de besluiten van de Geneefse conferentie. Ofschoon artikel 14c van het akkoord van Genève zegt dat partijen zich van iedere represaille tegen of discriminatie van personen en organisaties die aan de strijd hebben deelgenomen, zullen onthouden terwijl hun democratische vrijheden zullen worden gegarandeerd, is er wel iets anders gebeurd.

Onmiddellijk na het einde van de vijandelijkheden begon de kliek van Ngo Dinh Diem, die met behulp van CIA-agenten (Amerikaanse spionagedienst) aan de macht was gekomen in Zuid-Vietnam (iets waartegen ook de boeddhisten zich niet hebben verzet!) zijn terreur.

Duizend personen werd in het concentratiekamp te Phu Loi door vergiftiging om het leven gebracht. In elf jaar werden 170.000 mensen omgebracht, 800.000 werden gemarteld en verminkt, 400.000 werden in een duizendtal gevangenissen opgesloten, tienduizenden vrouwen werden verkracht en 5.000 menselijke wezens werden levend begraven. Lang leve het pacifisme!

Artikel 16 van het Geneefse akkoord zegt “dat het verboden is troepen of ander militair personeel naar Vietnam te zenden.”

In 1957 waren er 200 Amerikaanse militaire “adviseurs” in Zuid-Vietnam. Voor eind 1961 waren het er 3500. Eind 1963 waren er 25.000. Eind 1965 200.000 en voor het einde van 1966 zullen er volgens minister McNamara 480.000 Amerikaanse militairen in Zuid-Vietnam zijn. Eind 1965 hadden de Amerikanen 2000 vliegtuigen en 800 oorlogsschepen in Zuid-Vietnam, honderden tanks en gepantserde voertuigen.

Terwijl er bij het eind van de strijd in 1954 slechts zes militaire vliegvelden waren in Zuid-Vietnam was dat aantal in 1965 reeds 169. Ofschoon de akkoorden van Genève in artikel 19 verbieden dat partijen tot militaire allianties behoren, werd Zuid-Vietnam door de Amerikanen een maand na de ondertekening van de akkoorden onder “bescherming” gesteld van de SEATO.

Vier miljard dollar werden tot eind 1965 in Zuid-Vietnam gestoken. 600.000 Zuid-Vietnamese soldaten werden in uniformen geprest en bewapend.

En ondanks dit alles verklaart Johnson dat hij wil onderhandelen op basis van de akkoorden van Genève. Maar hij stelt de voorwaarde van ... algehele capitulatie van de Vietcong. In de laatste dagen zijn de Amerikanen er zelfs niet voor teruggeschrokken om met atoombommen te dreigen, Harriman heeft gezegd dat als de Amerikaanse piloten terecht gesteld zouden worden het karakter van de oorlog zou veranderen. De Nederlandse radiopapegaai Meijer-Sluizer heeft op 16 juli jl. de “zeer gewaardeerde luisteraars” onomwonden verteld dat de heer Harriman een atoombombardement bedoelde.

Wij veroordelen de pacifisten niet omdat zij tegen geweld zijn, maar wel omdat zij vergeten dat het geweld van de Amerikanen een ander geweld is dan het geweld van de Vietcong. Hij die zich verdedigt tegen een zwaar bewapende moordenaar heeft het morele recht, ja de zedelijke plicht om geweld te gebruiken. Waartegen verdedigen de Zuid-Vietnamezen zich anders dan tegen een zwaar bewapende moordenaar? Het is principieel verwerpelijk dat prof. De Graaf de verdedigingsplicht van de bedreigde Vietnamese bevolking op één lijn stelt met het geweld van de aanvallende Amerikaanse oorlogsmachine. Als men zich niet tegen de moordenaar verzet wordt men gedood en is dat de hoogste pacifistische wijsheid? Welke vreedzame middelen kan prof. De Graaf de Vietnamezen aanbevelen tegen de aanvallen met Napalm, gifgas, tegen de tanks en de kanonnen van de Amerikanen?

De publieke opinie in de wereld mobiliseren tegen de oorlog? In alle landen ter wereld zijn het slechts kleine minderheden van de bevolking die zich daadwerkelijk verzetten tegen de oorlog in Vietnam. Moet daarom het Vietnamese volk onder het juk van de Amerikaanse slavernij doorgaan? Moet het Vietnamese volk de wapens neerleggen omdat de arbeidersbeweging in de wereld niet begrijpt of wil begrijpen dat de zaak van de Vietnamezen ook zijn zaak is en iedere verzwakking van het Amerikaanse imperialisme in de wereld de bevrijding van andere volken mogelijk maakt en het socialisme dichterbij brengt?

Uit de stellingen van prof. De Graaf komt duidelijk naar voren dat pacifisme en socialisme geen tweelingen zijn doch elkaars tegenpool. Pacifisme in een kapitalistische wereld betekent afzien van de bevrijdingstrijd en bestendiging van het regime van de onderdrukkers. Men kan nog zo vaak zeggen dat men “niet met de wapenen der barbaren” wil strijden voor het socialisme, maar daarmee zijn de barbaren niet ontwapend, Hitler, Mussolini en Tsjang Kai Sjek hebben zich niets aangetrokken van de gebroken geweertjes. Johnson en Ky doen dat evenmin.

Von Clausewitz heeft nog steeds gelijk met zijn gezegde dat “de oorlog de voortzetting is van de politiek met andere middelen.” De onderdrukkers hebben hun politiek en hun geweld, de arbeiders en arme boeren kan men dit recht niet ontzeggen. Het gaat er in de eerste en laatste plaats om, aan welke kant men staat. Als men een tussenpositie wil innemen dan staat men niet aan de kant van de onderdrukten, want in de internationale klassenstrijd bestaat er geen neutraliteit.

Onze trotskistische beweging staat onvoorwaardelijk aan de kant van de Vietcong, zoals wij altijd aan de kant van de onderdrukten staan en zullen blijven staan.

Ook wij zijn tegen de oorlog in Vietnam en daarom eisen wij de terugtrekking van de Amerikaanse troepen omdat het een klasse-eis is. Wij zijn niet objectief, omdat er in revoluties alleen voor- en tegenstanders zijn.

Het ware te hopen dat de Russische en Chinese communisten hun strijd tot het ideologische terrein beperkten en hun handen ineen sloegen om de Amerikanen uit Vietnam te jagen. Dan zouden er tienduizenden levens van Vietnamese mannen, vrouwen en kinderen gered kunnen worden, die nu, ondanks alle goedbedoelde pacifistische demonstraties, met de dood worden bedreigd.

Ook in ons land zijn er mogelijkheden om de strijd van het Vietnamese volk te ondersteunen.

In Nederland wordt munitie gemaakt voor het Amerikaanse leger. Vanuit Nederlandse havens wordt deze verscheept. Wie kan de Amsterdamse en Rotterdamse havenarbeiders dwingen deze munitie te laden. Wie kan de Nederlandse spoormensen dwingen dit oorlogstuig te vervoeren?

In Amerika weigert men schepen te laden of te lossen die naar Cuba varen. Wie kan ons verhinderen alles te boycotten wat Amerikaans is? Hebben wij de producten van Hitler niet ook geboycot? Er zijn in Nederland ook Amerikaanse oorlogsvliegers. Misschien worden zij wel opgeleid om napalm op Vietnamese vrouwen en kinderen te gooien.

Waarom laten wij dat toe?

Natuurlijk zullen deze acties moeilijk zijn en misschien in aanvang weinig succesvol, maar wij zijn moreel verplicht om voor het Vietnamese volk alles te doen wat zijn strijd kan verlichten. OMDAT HET OOK ONZE STRIJD IS DIE IN VIETNAM WORDT GESTREDEN.
Dubois