Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, maart 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De politiek van de CPN blijft er nog steeds in de eerste plaats op gericht om aansluiting te zoeken bij de Partij van de Arbeid, dat wil dus zeggen: met het uiterst rechtse reformisme; dáárin ziet de CPN-leiding, en dan in de eerste plaats De Groot, het meeste heil om de “regering van arbeiders en vakbonden”, tot stand te brengen.
De CPN heeft de zaak volkomen omgedraaid. Eerst is er op Felix Meritis een bepaalde strategie uitgestippeld, en daaraan zijn de politieke analyses ondergeschikt gemaakt. We hebben in het verleden in De Internationale er meermalen opgewezen welke krankzinnige manoeuvres en commentaren het gevolg van een en ander zijn. Uit niets blijkt dat de CPN met deze onvruchtbare, en antileninistische, politiek heeft gebroken. Integendeel. Nog steeds beschouwt De Waarheid de “as Bonn-Parijs” als hoofdgevaar en komt het agressieve Amerikaanse imperialisme op de tweede plaats. In het Jongerencomité voor vrede in Vietnam munten de ANJV-vertegenwoordigers (CPN-jeugd) uit door hun halsstarrigheid het Amerikaanse imperialisme zo veel mogelijk te ontzien, om de PvdA niet kopschuw te maken.
De pogingen om de PvdA te omarmen, gaan nog steeds gepaard met felle aanvallen op de PSP. De CPN denkt kennelijk hiermee een goede beurt te maken bij mensen als Vondeling en Nederhorst. In de Amsterdamse gemeenteraad ging de CPN-fractieleider Harry Verhey bij de begrotingsbehandelingen zelfs zo ver te constateren dat de PvdA haar “onvruchtbare, starre anticommunistische houding voor een groot deel had laten varen” (Trouw, 23 feb. 1966). De heer Verhey had natuurlijk beter het officiële standpunt van de PvdA over Vietnam kunnen noemen dat voor 99 procent het Amerikaanse optreden goedkeurt. En dat bolletje strijken van de PvdA ging dan natuurlijk gepaard met een uitval naar de PSP die “remmend werkt t.a.v. een nieuwe opstelling van kracht.”
Die “nieuwe” opstelling is natuurlijk de PvdA + CPN, en dat moet dan, zo hoopt Verhey, vooral ook in de gemeenteraden tot uitdrukking komen, want de CPN zit te springen om in zoveel mogelijk raden wethouderspostjes te gaan bezetten.
Ook de hoofdredacteur van De Waarheid, Joop Wolff, gaat zich regelmatig te buiten aan een voorstelling van zaken met betrekking tot de PvdA, die men niet eens meer te optimistisch kan noemen; ze is namelijk zonder meer in strijd met de feiten en zo strooit de Waarheid-lezers zand in de ogen voor het feit dat het reformisme ook in Nederland tot de trouwste dienaren van het imperialisme behoort.
Over Frans Goedhart schrijvend, beweert Wolff dat hij een “stroming” vertegenwoordigt. (De aanhalingstekens zijn van Wolff zelf!). Goedhart vertegenwoordigt nu juist geen “stroming” maar een stroming, zonder aanhalingstekens. Men kan dat betreuren, maar het feit blijft dat “socialisten” van het slag van Vondeling en Nederhorst dan misschien wat vaker spreken over hun “verontrusting” over de oorlog in Vietnam ze veroordelen de Amerikaanse politiek op geen enkele manier.
En men moet toch vaststellen dat de PSP, zoals haar vertegenwoordigers in de Kamer ook hebben bewezen, een heel wat beter standpunt over Vietnam hebben dan de PvdA. De CPN is echter tot vreemde “analyses” en “conclusies” in staat als het er maar om gaat in de gunst van de PvdA te komen. In het artikel van J. Wolff (De Waarheid 5 maart 1966) wordt P. Dankert, internationaal secretaris van de PvdA, aangevoerd als een van de mensen die zich kritisch opstelt tegenover een Goedhart, en ook Patijn, het uiterst rechtse Kamerlid van de PvdA dat de buitenlandse lijn meebepaalt. Deze Dankert heeft in Socialisme en Democratie van december 1965 een lang artikel geschreven over Vietnam, en men kan Wolff in zoverre gelijk geven dat Dankert wat kritischer is t.a.v. Amerika dan de uiterst rechtsen in de PvdA. Dankert ziet namelijk in dat de Amerikanen zich illusies maken “als zij geloven dat hun aanwezigheid in Vietnam een garantie is voor het niet-communistisch worden en niet door China gedomineerd worden van bijvoorbeeld Cambodja, Laos, Thailand en Birma.” En Dankert is ook intelligent genoeg om te weten dat het de overgrote meerderheid van het Vietnamese volk zélf is, die anti-Amerikaans is. Zoals gezegd, deze PvdA-secretaris is kritisch. Maar wat is zijn oplossing? Hoe ver gaat zijn kritiek op het imperialisme? Juist omdat Vietnam “niet de sleutel is voor de toekomstige ontwikkeling in dat gebied” (namelijk Zuidoost-Azië), gaat het er volgens Dankert om Noord-Vietnam en het Zuid-Vietnamese Bevrijdingsfront “onderhandelingsbereid” te maken; daartoe zouden de VS o.a. de bombardementen moeten stopzetten. Men ziet, de eerste eis die gesteld moet worden: onmiddellijke terugtrekking van alle Amerikaanse troepen uit Vietnam, die eis stelt Dankert allerminst, zomin als er bij hem sprake is van een veroordeling van het agressieve imperialisme dat een ontwikkeling in antikapitalistische zin, waar ook ter wereld, met wapengeweld wil keren. En de Waarheid-hoofdredacteur dient dan bovendien nog te bedenken dat van een werkelijke invloed van Dankerts wat kritischer instelling, in de PvdA tot nog toe nauwelijks iets merkbaar is geweest.
Zeer vreemd was ook de redactie van de CPN op een artikel in het Algemeen Handelsblad van 1 maart 1966. Dit blad had enkele juiste feiten gemeld over de gedeeltelijk pro-Chinese lijn van de CPN en verder over het feit dat de breuk tussen de CPN en de Sovjet-Unie steeds groter wordt. De kern van het Handelsbladartikel dag [sic – MIA] in deze zin: “In zoverre zal men dus trouw blijven aan zijn “autonome” lijn van het ontlopen van principiële beslissingen.”
In een kennelijk in grote verwarring geschreven commentaar van enkele regels – dat de weidse naam “communiqué” kreeg – ging De Waarheid van 2 maart aan bijna elk gesignaleerd feit in het Handelsblad voorbij. Het Handelsblad had het “sensationele” bericht alleen maar geplaatst, zo “verklaarde” de redactie van De Waarheid, omdat de VVD zelf in een crisis verkeerde. Het enige punt dat werd tegengesproken was de bewering van het Handelsblad dat de CPN zou hebben geweigerd een uitnodiging voor het 23ste partijcongres van de CPSU, eind maart, bij te wonen.
Van een werkelijke discussie over dit alles in de CPN is geen sprake. Het is een kleine groep van bestuurders, en dan nog alleen de directe vertrouwenslieden van Paul de Groot, die er voor zorgt dat de lijn van Nederlands opperstalinist, wordt doorgevoerd. Zijn boek, de zogenaamde Herinneringen die in De Internationale van januari werden besproken, blijkt niet te verkopen. Het boek wordt zelfs druk gekritiseerd door de leden – maar van een openlijk verzet is (tot nog toe) geen sprake. Toch is er oppositie, maar die vormt geen gesloten front en baseert zich naar onze mening op een te laag niveau. Er zijn groepen die hun ontevredenheid over het antirepublikeinse standpunt van de CPN (ten tijde van de behandeling van de goedkeuringswet) hebben geuit door voor de CPN te bedanken; er zijn die hun kritiek op de ongeremde pro-PvdA oriëntering en het gebrek aan interne partijdemocratie, omzetten in een pro-Chinese lijn, die zij – ten onrechte – als beter op alle punten, beschouwen – anderen nemen het boek van De Groot als basis om persoonlijke aanvallen te doen op de Leider, die nog door velen als onfeilbaar wordt beschouwd. Het is alles onvoldoende om de duizenden leden van de CPN terug te winnen voor een werkelijke revolutionaire, leninistische koers. Daartoe is meer nodig dan detailkritiek, die dan bovendien nog beperkt blijft tot gemopper in de huiskamer. Iedere oppositie die in politiek opzicht vruchtbaar zal willen zijn, dient in zijn kritiek de lessen te trekken van wat het stalinisme internationaal en in Nederland heeft gebracht. Het grote gevaar bij de opposities binnen de CPN schuilt namelijk hierin, dat men de teruggang van de CPN, en het falen van deze partij op alle mogelijke terreinen, zal gaan “verklaren” uit de persoonlijke tekortkomingen van een De Groot. Een dergelijke onmarxistische en dus onhistorische benadering zal aan zijn doel nooit kunnen beantwoorden. En dat doel behoort toch te zijn: de Communistische Partij weer het strijdmiddel te maken van alle revolutionairen die de beginselen van het bolsjewisme onderschrijven.
G. van der Sluis