G.v.d. Sluis

De pro-Chinese opposities in de CPN


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, aug. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Maoïsme
Het ideologische conflict Moskou – Peking
De politieke revolutie en contrarevolutie in de marxistische theorie

De CPN gaat krampachtig voort met zich aanvaardbaar te maken voor de leidingen van de PvdA en het NVV. Zonder dat door de CPN gesteld wordt op basis waarvan dat zal moeten gebeuren, blijft Paul de Groot de “eenheid van socialisten en communisten” propageren. De CPN-voorzitter, die nog altijd als een dictator in zijn partij regeert, heeft daartoe enkele “historische terugblikken” geworpen naar de dertiger jaren naar aanleiding van het laatste ANMB-congres. Er zat kop nog staart aan die artikelen en ze hadden alleen maar ten doel op een beginselloze manier de communistische arbeiders het NVV binnen te loodsen; daartoe werden zelfs de huidige ANMB-leiders, wier anticommunisme berucht is, gespaard.

Ook de voortdurende en onzakelijke aanvallen die De Waarheid richt op de PSP passen in deze lijn van verbroedering met de PvdA. De CPN heeft inmiddels wat duidelijker dan voorheen een aantal van haar pro-Chinese stellingen naar voren geschoven. Dat F. Baruch, redacteur van De Waarheid die zijn kritiek op deze stellingen niet wilde inslikken, zou vallen was duidelijk. Maar hoe is dan te verklaren dat er opnieuw een aantal pro-Chinese communisten van De Rode Vlag zijn geroyeerd?

De Rode Vlag zal het ongetwijfeld genoegen doen dat de afstand tussen de CPN en de Chinese Comm. Partij is verkleind, maar De Rode Vlag is niet eerder tevreden of de CPN moet alle Chinese opvattingen verdedigen, en dus ook de stelling onderschrijven dat Vietnam de voornaamste bedreiging voor de wereldvrede is, dat wil zeggen het Amerikaanse imperialisme. Zoals men weet is Paul de Groot van mening dat West-Duitsland, het revanchisme, het voornaamste gevaar is – op dit punt lopen de meningen uiteen. Maar dan nog: het is ondenkbaar dat er, met de huidige leiding in de CPN, ooit geduld zal worden dat binnen de partij een blad met afwijkende meningen wordt uitgegeven door een fractie of tendens. Dit recht heeft De Groot nooit erkend, en hij zal het nooit erkennen.

De inmiddels uitgestoten W. Oskam en J. Dopper zouden eerst eind maart al geroyeerd moeten worden, maar toen was klaarblijkelijk de tegenstand nog te groot. Het julinummer van De Rode Vlag, waarin de royementen bekend worden gemaakt, schrijft dat hen “fractievorming en meewerken in een partijvijandige groep” ten laste is gelegd. En in dit nummer lezen we verder dat geen van beiden voor de ledenvergaderingen waren uitgenodigd, en dat Oskam die toch naar de bewuste vergadering toeging niet eens de gelegenheid kreeg zich te verdedigen. “Dit zijn hun manieren!”, laat De Rode Vlag daar bitter op volgen. Ja dat waren hun manieren en dat zijn nog altijd hun manieren en ze zullen zo blijven zolang niet definitief met het stalinisme is gebroken. Ook wij veroordelen het royement van deze twee communisten maar we geloven dat het slechts zin heeft ze niet als een incident, een toevallige gebeurtenis te zien, maar ze te plaatsen tegen de achtergrond van de verwording van de communistische beweging die de leninistische principes over de partijdemocratie overboord heeft gezet.

Het klinkt misschien wat betweterig altijd met eigen ervaringen aan te komen, maar het is nu eenmaal een feit dat de trotskisten “het voordeel” hebben het stalinisme te kennen sinds het ontstaan ervan. Wij kunnen de kameraden van De Rode Vlag verzekeren dat de gewraakte “manieren” niet een uitvinding zijn van de laatste tijd, niet bedacht zijn door Paul de Groot en niet alleen gebruikt worden tegen pro-Chinezen of pro-Russen (zoals F. Baruch), maar tegen alle communisten die de euvele moed hebben voor een eigen standpunt uit te komen.

De kameraden van De Rode Vlag zouden werkelijk, om in het recente verleden te blijven, de geschiedenis van de scheuring die leidde tot de oprichting van de SWP eens moeten bestuderen. Niet omdat wij van mening zijn dat Gortzak, Wagenaar cs. het politieke gelijk aan hun kant hadden, maar wel omdat een dergelijke bestudering duidelijk maakt dat de methoden van de CPN-leiding van oudere datum zijn dan het Sino-Sovjet-conflict.

De Rode Vlag maakt ook melding van het feit dat tijdens de maartvergadering “30 à 40 kameraden” aanwezig waren en nu slechts “22 leden”.

Ook dit demonstreert,” zo commentarieert De Rode Vlag, “het onbehagen in de CPN t.a.v. zulke gebeurtenissen als genoemde royementen.”

Dat dit onbehagen er is, weten we. Het is een onbehagen dat al tot gevolg heeft gehad dat enkele vooraanstaande CPN voor het lidmaatschap of voor hun functies hebben bedankt. Maar het is een onbehagen dat verder gaat dan alleen maar ontevredenheid over de royementen Er is verzet in de partij over een groot aantal punten: de strooplikkerij in de richting van de PvdA; de beginselloze manier waarop de intrede in het NVV wordt verdedigd; het in de steek laten van de koloniale revolutie, welk verraad gepaard gaat met een doodzwijgen van alle initiatieven die door anderen op dit gebied worden genomen (Cubacomité, Comité Nederland-Algerië, Angola Comité, Djil El Djadid enz.); en het is niet ten onrechte als De Rode Vlag schrijft dat de CPN-leiding gedwongen is iets aan de Vietnamoorlog te doen nadat de leden dat op diverse afdelingsvergaderingen dat hadden geëist.

Maar toch moet men die geringere opkomst op de tweede royementsvergadering niet zonder meer als gunstig interpreteren. Er blijkt namelijk ook uit dat zij die het met de besluiten oneens zijn, niet de moed hebben opgebracht naar de vergadering te gaan en tegen te stemmen. Waarom niet? Uit angst voor het apparaat? Toch niet ieder lid heeft een betaald baantje in het apparaat, toch niet iedereen wordt direct bedreigd in zijn bestaan (al is dat nooit een verontschuldiging!)? Of zou wellicht de kwestie meegespeeld kunnen hebben dat men De Rode Vlag niet als alternatief ziet, dat men dus wel veel kritiek heeft op de huidige leiding maar die kritiek niet wil verbinden aan een honderd percentige ondersteuning van de lijn der Chinezen? We menen dat dat laatste met vele opposanten het geval is. Het gaat er hen niet om de CPN-leiding te dwingen te kiezen voor de CPSU of voor de CPC, maar men wil zelfstandig een Communistische politiek vaststellen onafhankelijk van de twee tegenstanders in het ideologische conflict.

Wat dat betreft biedt ook het Marxistisch-Leninistisch-Centrum-Nederland (MLCN) dat het blad De Rode Tribune uitgeeft, niet veel uitkomst voor de algemene ontevredenheid in de CPN.

Dit Centrum gaf vroeger het blad Spartacus uit, maar sinds de fusie met de groep rondom het oppositieorgaan Kameraden (april 1965) heeft het blad een nieuwe naam.

Zowel Spartacus als De Rode Tribune worden niet moe te waarschuwen tegen het trotskisme waarvan de aanhangers, geheel in oude stijl, “agenten van de bourgeoisie” worden genoemd (Spartacus, jan./febr. 1965). Hoe gering de kennis van het Centrum is over de geschiedenis van de Nederlandse arbeidersbeweging en hoe groot de verwarring, mag blijken uit de volgende, haast komisch aandoende, politieke blunder.

Spartacus van jan./febr. ’65 verzekert de lezers dat het bereid is “de strijd tegen trotskisme en sectarisme met beslistheid te willen voeren” en daarom ook bereid te zijn “hiervan alle consequenties te aanvaarden”. En wat zijn dan wel die consequenties?

De redactie zegt bereid te zijn de naam van het blad te veranderen omdat het van “enkele kameraden uit Noord-Holland” heeft vernomen dat de naam Spartacus “herinneringen opwekt aan deze ‘linkse stroming’”.

Bij ons wekt de naam Spartacus ook herinneringen op, vooral aan Liebknecht en Luxemburg!!! En dan te bedenken dat het nieuwe blad de naam heeft De Rode Tribune, en dat wij, Nederlandse trotskisten, na de oorlog jarenlang een blad uitgaven dat de naam had De Tribune – er zit dus niet anders op dat het Centrum opnieuw een andere naam bedenkt, om “besmetting” te voorkomen.

Dat zowel Spartacus als nu De Rode Tribune al de oude stalinistische laster over het trotskisme herhalen, mag ons echter niet blind maken voor de positieve kanten die het MLCN ongetwijfeld bezit. Zo voert deze oppositie van CPN-arbeiders (CPN, voor zover ze althans niet zijn geroyeerd) een voortdurende actie tegen de oorlog in Vietnam; daartoe heeft ze o.a. een groot aantal pamfletten in Rotterdam geplakt. Verder heeft ze – blijkens De Rode Tribune van mei 1965 – voor een groot deel dezelfde kritiek op de vakbondspolitiek van de CPN als wij hebben. En wat wij in dit verband zeer belangrijk achten: deze in Rotterdam geconcentreerde communisten vallen de houding van de CPN (in de Waarheid) tijdens de taxistaking in Rotterdam scherp aan. De taxichauffeurs in Rotterdam staakten, zoals men zich zal herinneren, onder leiding van het OVB. Dit alleen al was voor De Waarheid reden om tijdens het conflict een aanval op de OVB-leiding te richten. “Zo’n houding,” schrijft De Rode Tribune terecht, “sticht verwarring, leidt tot verzwakking van de strijd en dient dan ook slechts de belangen van de kapitalisten.” Dat betekent niet dat het MLCN tegen het werken in het NVV is: “Hoezeer wij ook kunnen begrijpen dat de ontgoochelde arbeiders zich vaak tot deze bonden (namelijk de categorale) wenden, het grote doel blijft om de massale, de algemene bond weer tot belangenorganisatie van de arbeiders te maken.”

Juist gezien een aantal van hun opvattingen (over de vakbonden, de bureaucratie in de CPN, de oorlog in Vietnam) betreuren wij het dat er met de mensen van De Rode Tribune, door de leugens die ze beweren over het trotskisme, blijkbaar nog geen mogelijkheid is om samen te werken.
Ons spijt dat in de eerste plaats.

26 juli 1965
G. v d. SLUIS