Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juli 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Ben Bella afgezet! Als een schok hebben de vrienden van de democratische volksrepubliek Algerije op zaterdag 19 juni 1965 dit nieuws vernomen. Ahmed Ben Bella is geen communist – hij heeft het herhaaldelijk verklaard – maar hij was wel de verpersoonlijking van de socialistische koers die het nieuwe Algerije na zijn onafhankelijkheid in 1962 is ingeslagen. Ahmed Ben Bella was evenmin de theoreticus van de “option socialiste” (keuze voor het socialisme) van Algerije, waarvan de basis werd gelegd in de internationale solidariteit die met de grote zevenjarige nationale bevrijdingsstrijd van het FLN werd betoond niet in de laatste plaats door vooraanstaande kameraden van onze beweging. De in deze lotsverbondenheid gegroeide overtuigingen vonden hun eerste neerslag in het Program van Tripolis, dat tegen de wil van de “gematigde” FLN-leiding van Ferhat Abbas – Ben Khedda en die van de eerste Algerijnse marionettenregering – Farès in tot stand kwam. De eerstgenoemde tegenstanders ondergroeven door hun verzet het voortbestaan van het onder zeer zware Franse neokolonialistische druk staande Algerije objectief, terwijl bij Farès en de zijnen de welbewuste bedoeling voorzat, het socialisme uit Algerije te weren en de steunen op de gaullistische “hulp”.
In de roerige zomer van 1962 is het de niet te overschatten verdienste geweest van Ben Bella dat hij deze gevaren heeft begrepen en resoluut ten gunste van het Program van Tripolis en de voorstanders daarvan heeft ingegrepen. De enige georganiseerde kracht in Algerije waren de FLN-grenslegers, die mede door het werk van de arbeidersstaten en van revolutionair-marxisten uit de hele wereld bewapend en getraind waren. Ben Bella had geen andere keus dan zich snel van hen te bedienen, waarbij hij was aangewezen op de hulp van de toen als marxist beschouwde kolonel Houari Boumedienne.
Dat dit optreden geen begrip ontmoette bij de kapitalistische landen en de reformistische vleugel van de arbeidersbeweging, lag voor de hand, evenzeer als de reactie van sommige delen van het Algerijnse volk: “baraket!” “Hou er mee op!”, na zeven jaren verwoestende oorlog begrijpelijk waren.
Slechts sommige “ultralinkse” en/of Europees-dogmatische kaders binnen de niet-stalinistische communistische beweging verzetten zich tegen de rol van Ben Bella in de zomer van ’62 en enige tijd nadien. Zij ondersteunden bepaald veel “gematigder” gebleken Algerijnse leiders. De officiële communistische partijen hadden zich door hun tot bijna op het laatst toe volgehouden “neutraliteit” zozeer bij het Algerijnse volk gecompromitteerd, dat zij er in deze periode eenvoudig nauwelijks aan te pas kwamen.
De Ben-Bella-regering, geadviseerd door revolutionair-marxistische kaders van vele richtingen, betrad resoluut de weg naar een socialistische democratie. Zij plaatste de door de Fransen verlaten bedrijven onder zelfbeheer van de arbeiders en boeren, steunend o.a. op het Zuid-Slavische voorbeeld.
De Decreten van maart 1963 bevestigde de instelling van het revolutionaire zelfbeheer in Algerije. Terugslagen bleven niet uit: het grotendeels mislukte in de handel brengen van de zeer grote oogst aan landbouwproducten in de zomer van ’63: de door de VIA-Washington aangestookte Marokkaanse aanval op de grens in het najaar van ’63; de traditioneel-islamitische reactie tegen het marxisme en de socialistische maatregelen; de opkomende bureaucratie, waarin de kleinburgerlijke en Fransgezinde moslims zich verschuilen en die zeer moeilijk aan te vatten is. Waar, omgekeerd, de bureaucraten zich dekken achter een religieus rookgordijn.
Ben Bella heeft niet de onverzettelijkheid, de eigen rechte lijn, van een Lenin, Trotski of Castro. Hij voerde vaak een evenwichtsspel uit door de traditionelen tegen de linksen, de gematigden tegen het Berberse nationalisme, of, in de buitenlandse politiek, de Russen tegen de Chinezen, en beiden tegen Frankrijk uit te spelen. Toch was hij het telkens, die op een tijdstip van evenwicht, zélf het beslissende gewicht in de schaal wierp voor een nieuwe stap in de richting van de socialistische democratie. Zo had hij voor het vakbondscongres van de industriearbeiders zelf een compromis voorbereid, waarin de bureaucratische leiding vervangen werd door een iets progressievere. De arbeidersafgevaardigden op het congres toonden echter, dat zij hun rol als meest revolutionaire klasse verstonden en kozen hun eigen leiding op basis van hun eigen interpretatie van het FLN-program, het Charter van Algiers, in 1964 tot stand gekomen onder sterke invloed van Mohamed Harbi en de marxistische vleugel van de FLN. Ben Bella verstond onmiddellijk zijn rol, nam de besluiten van de arbeiders over en zette zich krachtig voor hun doorvoering in.
Het is geen benijdenswaardige rol die Ben Bella speelde. Toch was het de beste mogelijke in de ogen van revolutionair-marxisten voor de huidige periode waarin de Algerijnse staat verkeert: Ben Bella’s persoonlijke gewicht moest op gebrekkige wijze de leidende rol van de marxistische partij, die in Algerije nog steeds ontbreekt, vervangen.
Ben Bella moest de twee tegenstrijdige elementen van de revolutionaire dialectiek in zichzelf verenigen, een voor een revolutionair-marxist onmogelijke rol, niet echter voor het nieuwe type halfbonapartisten dat hij vertegenwoordigt. De werkelijke opbouw van de revolutionair-socialistische partij, de volkswapening (milities) zoals door de Harbivleugel geëist, en de controle over het 100.000 man sterke leger van Boumedienne waren in de afgelopen jaren dan ook niet of nauwelijks gevorderd.
Dit is van doorslaggevende betekenis bij de beschouwing van de gebeurtenissen van de laatste dagen: het staat buiten elke twijfel, dat de meerderheid van het Algerijnse volk het Charter van Algiers onderschrijft en aan zijn president verknocht is – alleen: die solidariteit is diffuus, is niet georganiseerd. Het heeft er alle schijn van, dat Boumediennes’ staatsgreep niets anders ten doel heeft, dan de bonapartistische trekken, die reeds in Ben Bella’s regering aanwezig waren, te versterken: De gebruikte bombastische, onprincipiële taal; het ontbreken van concrete beschuldigingen; het beroep op het traditionalisme en nationalisme in de proclamatie van Boumedienne spreken wat dit betreft voor zichzelf, en onderscheiden zich in negatieve zin van Ben Bella’s publieke verklaringen.
De aanleiding tot de putsch is een conflict Ben Bella-Bouteflika dat in de week voor 19 juni tot uitbarsting kwam. Abdelaziz Bouteflika is een eerzuchtig jong minister die aanvankelijk een expansief beleid voerde op het ministerie van Jeugd en Sport en later minister van Buitenlandse Zaken werd. Ben Bella schijnt hem in de vergadering van zaterdag 19 juni te hebben willen vervangen door een andere. Boumedienne moest dit vóór zijn, vandaar het aan de dag tredende gebrek aan voorbereiding van de staatsgreep.
Hij kan misschien een gerede aanleiding hebben gevonden in een recente opportunistische daad van Ben Bella, kennelijk genomen om zich steun tegen de groep Bouteflika te verwerven, namelijk de vrijlating van de rechtse elementen Abbas en Farès. Overigens zijn, en dat is voor het karakter van de staatsgreep doorslaggevend, de eerste maatregelen genomen tegen links: verbod van de communistische bladen, arrestaties van een onbekend doch waarschijnlijk groot aantal mensen van de linkervleugel. Hoewel dit door Boumedienne ontkend wordt, blijven berichten daarover opduiken. Le Monde van 23 juni houdt berichten daarover staande.
De Humanité en De Waarheid berichtten maandag 21 juni reeds de arrestatie van Hadj Ben Alla en Mohamed Harbi. Onder de bovengeschetste omstandigheden wordt een breed goed georganiseerd verzet van de volksmassa’s moeilijk. De Humanité, spreekbuis van de CPF en in dezen waarschijnlijk ook van de Sovjetleiding, spreekt naast de demonstraties van jeugd, studenten, en vrouwen in Algiers, Oran en Bône, die van een zeer elementair karakter zijn, ook van verzet onder de Algerijnse gastarbeiders (vele tienduizenden) in Frankrijk. Het verzet zal zich, dat kunnen we met de Humanité eens zijn, zo het zich niet breed, in de vorm van een algemene staking onder leiding van de nieuwe UGTA-leiding voltrekt (en daar is, gezien de legerovermacht, weinig kans op), slechts op den duur, beginnend in de fabrieken en in het binnenland onder de boeren, met kracht doorzetten.
Want dat het revolutionair verzet zich doorzetten zal, daaraan twijfelen wij geen moment.
De revolutionaire ervaring met het socialistisch zelfbeheer is het onvervreemdbaar eigendom van de werkende klassen van Algerije geworden.
Naarmate het zelfbeheer door de Boumedienne-kliek, zeker zo deze haar huidige samenstelling blijft behouden en niet door het volksverzet gedwongen wordt alsnog linkervleugelelementen op te nemen, zou worden aangetast, zal het verzet zich organiseren en zal het Algerijnse volk belangrijke revolutionaire ervaringen en nieuwe marxistische kaders rijker, doch oudere kaders armer zijn.
De verbondenheid van Ahmed Ben Bella met de Sovjet-Unie is al te zeer bekend, dat we niet zouden mogen veronderstellen dat de gretige reactie van de Chinezen en de PKI-voorzitter Aidit (zie Le Monde van 23 juni) bepaald wordt door hun kennelijk steeds meer alles overheersende fractionele opvattingen in het Sino-Sovjet conflict. Immers, de ontstane verandering en verwarring kan alleen maar betere mogelijkheden scheppen voor het weren van de Sovjet-Unie van de Afro-Aziatische topconferentie, waarvan echter het doorgaan op dit moment niet zeker is.
Aidit verklaart Ben Bella’s politiek zelfs voor “rechts”, alsof die van Boumedienne enig uitzicht op een verdere socialistische ontwikkeling biedt!
Het aanbod van Gamal Abdel Nasser om Ahmed Ben Bella asiel te verlenen in Caïro is door Boumedienne van de hand gewezen. Hieruit blijkt diens angst voor Ben Bella’s populariteit en diens ongeloof in zijn eigen verklaring, dat het Algerijnse volk opgelucht is, van de “despoot” bevrijd te zijn. Boumedienne voelde zich zelfs verplicht om ter wille van de rust te beloven Ben Bella niet te zullen laten executeren.
Inderdaad is het eerste wat de internationale arbeidersbeweging kan doen:
De redding van de revolutionaire kaders in Algerije!
EIST: Vrijlating van Ahmed Ben Bella, Mohamed Harbi, en de andere gevangenen.
EIST: Een onderzoekcomité naar het optreden van Ben Bella en Boumedienne bestaande uit kaders van de Algerijnse massaorganisaties, zoals de UGTA, de boerenorganisaties, studenten, jonge FLN en de vrouwenbeweging, eventueel aangevuld met beproefde vrienden van het nieuwe Algerije uit de buitenlandse arbeidersbeweging, als waarnemers.
Op pagina 4 publiceren wij een recent artikel van onze Algerijnse kameraad Abdelkrim. Het artikel geeft een genuanceerd en diep inzicht in de mogelijkheden en moeilijkheden van het socialisme in Algerije.
De Redactie
Zojuist vernemen we uit Algiers dat er een Landelijke Verzetsraad is gevormd die het verzet tegen de Boumedienneputsch en zijn z.g. Revolutionaire Raad organiseert.
De Redactie