Give

De derde golf van de Congolese revolutie


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, dec. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Laatste brief
Rede op de Dag van de Onafhankelijkheid
Treur, o geliefde zwarte broeder

De muiterij in Leopoldstad [nu Kinshasa – MIA] van 4 januari 1959, die de Belgische bourgeoisie in paniek bracht zette de eerste golf van de nationale bevrijdingsstrijd in, die zijn hoogtepunt bereikte in de officiële “onafhankelijkheids”-verklaring van 30 juni 1960. Lumumba sprak toen zijn historische rede uit, waarmee hij ook op tragische wijze zijn doodvonnis tekende.

Men begon complotten te organiseren om Lumumba als eerste minister te doen vervangen door Bolikango, een reeds voldoende “vereuropeest” type. Goedbetaalde agitatoren legden zich er op toe de ene stam tegen de andere op te zetten. “Verdeel en heers” werd het allesoverheersend beginsel. Het “federalisme” werd op de weg naar afscheidingen geleid. Arbeiders werden tegen ministers in beweging gebracht en parlementsleden omgekocht met alle mogelijke middelen. Zelfs muiterijen in het leger werden geprovoceerd, waar overigens blanke burgers de eerste slachtoffers van waren. Geruchten werden verspreid over Russische vliegtuigen die Russische troepen zouden aanvoeren. In Leopoldstad brak paniek uit. De wanorde sloeg naar heel Congo over; een massale uittocht van de blanken volgde.

Dit laatste was absoluut nodig om voor het oog van de wereld de Belgische militaire interventie te rechtvaardigen. De parachutisten bezetten eerst Elizabethstad [nu Lubumbashi – MIA] dat toevallig het centrum van de bezittingen van de Union Minière was, die staat in de staat. De “orde” werd uiteindelijk weer hersteld. Om zekerder haar industriële en financiële belangen te kunnen beschermen, liet de Union Minière via haar stroman Tsjombe bekend maken dat de koperprovincie voortaan een autonome republiek zou zijn.

Het geweldige en vernederende ingrijpen van het Belgische leger bracht Lumumba er toe om een beroep op de VN te doen, die onder de druk van vooral het Amerikaanse imperialisme de afscheiding van Katanga zou steunen en het neokoloniaal bewind zou versterken, tegen de besluiten van de Veiligheidsraad in. Onder” bescherming van de VN zette Mobutu, leider van het door “Belgische technici” gecontroleerde leger, Kasavubu en Lumumba politiek buiten spel, in afwachting van de lichamelijke liquidatie van de laatste. Lumumba schreef in zijn laatste brief aan zijn vrouw: “Ik schrijf je deze woorden zonder te weten of ze je zullen bereiken, wanneer ze je zullen bereiken en of ik nog in leven zal zijn als je ze leest.”

De moord op Lumumba, voorgesteld en georganiseerd door blanken, en uitgevoerd door Afrikanen met Kasavubu, Mobutu en Moenongo als voornaamste hoofdpersonen, sluit het eerste tragische hoofdstuk van de Congolese “onafhankelijkheid” af en opent dat van het neokolonialisme. Het kondigt echter ook de tweede golf van de bevrijdingsstrijd aan: die van guerrillabeweging.

Corruptie

Waar de Belgische bourgeoisie zijn Congolese slaven eerst 3/4 eeuw buiten zijn deur had gehouden, laat zij ze nu bij stromen België binnenkomen. Reden: zo snel mogelijk de kaders kweken voor een zwarte bourgeoisie. En deze pogingen worden nog versterkt wanneer de Verenigde Staten, de VN en zijn “blauwe helmen” de orde hebben hersteld, de trusts en monopolies tot een akkoord zijn gekomen, de secretaris van de VN na zich de vingers te hebben gebrand in de ruzie tussen de haaien van de internationale financierswereld is geliquideerd en deze zaak in de doofpot is gestopt, en men er in geslaagd is de afscheiding van Katanga ongedaan te maken zonder dat de Union Minière er onder lijdt.

De kwetsbare economie is ernstig getroffen, behalve dan de zeer grote ondernemingen. Wat het meest bloeit is de speculatie, de zwarte markt en de corruptie.

De weldenkende burgerlijke pers nu constateert dat die laatste een waarlijke afgrond tussen het Congolese volk en de nieuwe klasse in opbouw heeft geschapen.

Het tekort op het staatsbudget nam ontstellende afmetingen aan, doordat tijdens de afscheiding de Katangese bron niet vloeide.
Deze drie jaren 1960-63 hadden een geweldige selectie in alle kaders van de nationalistische partijen. Op enkele uitzonderingen na, zijn alle figuren die op de voorgrond zijn getreden in de periode van voor de onafhankelijkheid tot aan het begin van de tweede golf der bevrijding, naar het neokolonialistisch kamp overgegaan.

Voortgestuwd door de vakbonden, de studenten en de landelijke en stedelijke massa’s die steeds in ellendiger omstandigheden komen te verkeren, concretiseerde de oppositie tegen het neokolonialisme zich in het Comité voor de Nationale Bevrijding, gevestigd in Brazaville. Op het ogenblik dat de Katangese politietroepen zich in Rhodesië en Angola in veiligheid hadden begeven en de “blauwe helmen” naar hun diverse landen waren teruggekeerd, kwam de guerrilla in beweging.

In het gebied waar Gizenga oorspronkelijk vandaan kwam, startte een sterke politieke weerstandsbeweging. Moelele stelde zich tot taak in de dorpen politieke cellen te vormen, en met toenemend succes. Het leger kon dit politiek bewustwordingsproces van de massa’s niet tegenhouden. Het waren vooral de jongeren die zich voor het gewelddadig verzet, op primitieve wijze wapenden om zo vuurwapens te kunnen bemachtigen. Met de snelheid van een storm breidde het vuur zich uit. De ene stad na de andere viel en enkele provincies in het oosten en noorden kwamen in handen van de opstandelingen. Stanleystad [nu Kisangani – MIA] werd het versterkte centrum van de opstand. Het Congolese leger, bekend om zijn wreedheid, onderscheidde zich nu door zijn lafheid.

Het was onmogelijk om opnieuw het VN-manoeuvre uit te halen, zonder internationale complicaties. Het Amerikaanse imperialisme, steeds meer de internationale politieagent van het kapitalisme, moest alleen het initiatief nemen om te voorkomen dat het hart van Afrika en daarmee het hele werelddeel zou overgaan naar het derde kamp (buiten de imperialistische greep) wat de internationale machtsverhoudingen nog meer ten gunste van de arbeidersstaten zou wijzigen.

Vanuit Brussel, vanuit het kabinet van Spaak – de kostbaarste figuur waarover het wereldimperialisme beschikt – gingen zeer geheime orders uit om het opnieuw bedreigde Congo-paradijs te redden. Aangezien men wegens geldgebrek en schulden de VN-troepen niet meer kon inzetten, was men aangewezen op de Congolese soldaten en de huurlingen, en dus op Tsjombe. Adoela werd geofferd op het “altaar” van de eenheid van de natie, en Tsjombe en Moenongo traden op het zelfde ogenblik als de soldaten, Congolese politietroepen, de buitenlandse huurlingen en de Belgische technici, ten tonele. Maar dat alles hielp niet.

Het ging er om de door de rebellen bedreigde blanken te redden. Maar ook om in België de heilige nationale eenheid achter de bourgeoisie te scheppen, die overigens beperkt bleef tot de legerleiding, de politie, de hogere ambtenarij en de burgerlijke en reformistische politici. De grote massa bleef er buiten waarmee zij toonde hoe sterk haar politieke bewustzijn was gedaald. De Belgische parachutisten kwamen in actie namen Stanleystad in en leverden deze stad uit aan de huurlingen en het Congolese leger die niet in staat waren geweest de stad te veroveren. Er vielen onder de Afrikanen aan de ene kant wel 50 maal meer slachtoffers dan onder die der beulen, en dat niet tijdens de strijd maar er na, net als bij de Commune van Parijs.

De neokolonialistische overwinning had echter zijn beperkingen. De wapens die verschillende landen hadden toegezegd kwamen laat, maar bereikten de opstandelingen die zich in moeilijk begaanbare oorden hadden teruggetrokken. Met de wapens die men op het glorieuze Congolese leger had veroverd, doet dit de balans naar de opstandelingen doorslaan. De “barbaren”, de “wilden” of om met de “socialist” Laroque te spreken, de “Neandertalers”, leren snel, sneller dan de traditionele “blanke stamhoofden” zich kunnen voorstellen.

De derde golf

Toen alles ordelijk leek en Tsjombe, op zoek naar kapitaal van de ene hoofdstad naar de andere trok en geheime besprekingen hield met de leiders van trusts en monopolies, trokken zich nieuwe wolken samen om de neokolonialistische hemel te verduisteren. De “Peuple” schreef op 26 juli 1965: “De oorlog op de noordelijke oever van het Tanganyika is sterk verhevigd. De beste inlichtingen geven schattingen van 15.000 rebellen, waarvan 70 % goed bewapend zijn. De rebellen hebben kannonen in hun bezit van het type D.C.A. waarmee men reeds op regeringsvliegtuigen heeft geschoten. Eén jager is geland met een groot gat in de romp en een ander toestel is neergehaald door een kanon van een kleiner kaliber.”

Het grootste neokolonialistische Belgisch blad Le Soir publiceerde op 25, 26 en 27 augustus een serie artikelen onder een titel die het toch al goede moreel der strijdende opstandelingen nog meer zou verhogen, als zij het blad zouden lezen: “De rebellie in Oost-Congo of de huid van de beer.” Deze artikelen komen neer op een opsomming van de formidabele moeilijkheden die de neokolonialisten ondervinden en de beschrijving van hun vrees voor de guerrilla en voor nieuwe explosies. “De omgeving van Paulis [nu Isiro – MIA] geeft een karakteristieke indruk. Oude gecamoufleerde vrachtauto’s bewapend met mijnen en mitrailleurs houden de wacht aan de kant van de weg terwijl het vliegtuig daalt. Elke soldaat daar droeg een pistool gereed in de gordel vlak bij de hand. Zandzakken, lege patroonhulzen, spaanse ruiters met prikkeldraad overal. De meeste voertuigen vertoonden kogelgaten. Vele gebouwen droegen de tekenen van strijd: gebroken ruiten, doorboorde daken, opengereten muren. Elk dorp dat voor langere tijd door de bevrijdingstroepen werd bezet heeft die onzekere situatie gekend waar drama en komedie naast elkaar gaan; waar het slaan van een deur een bloedige kogelregen gaande kan maken...”
“Niet vijandig (zoals in Stanleystad) en ook niet bereid tot samenwerking (zoals in het noordoosten) wacht de bevolking van Paulis af, en neemt scherp waar. Zij wacht tot zij weet wie het sterkste zal zijn. Het is duidelijk dat zij niet in beweging zal komen voordat zij dat probleem zal hebben opgelost. Men kan haar geen ongelijk geven...” De macht in Leopoldstad is weinig zeker in de steden van het oosten en het noorden en helemaal niet op de wegen tussen de steden en nog minder in de wildernis die in vele streken van dit enorme land bij de laatste huizen van de steden begint.

De conclusie luidt o.a.: Dat wat men waar kan nemen in de “hete gebieden”, al te dicht bij de rebellie, zoals Stanleystad, Paulis, Bendera en in die gebieden die zichtbaar veranderd zijn in “lauwe gebieden”, zoals Bakoevoe en omstreken en Albertstad [nu Kalemie – MIA], tegenwoordig enigszins verwijderd van de orkaan, leidt tot de conclusie dat het even onjuist is om victorie te roepen, en DE HUID VAN DE BEER te verkopen, als om een sombere toekomst te voorspellen. “De Congolese opstand is niet dood, zij blijft actief en gevaarlijk. Maar zij is in stukken uiteen gevallen, zonder enige coördinatie, zonder leiders en zonder verbindingen.”

Al deze inlichtingen werden bevestigd door de artikelen van J. Ziegler in Le Monde van 22, 23 en 24 september 1965.

Zeker is dat parallel met deze derde golf van de bevrijdingsstrijd zich een steeds scherpere crisis ontwikkelt in de boevenbende die Congo “regeert”. De moordenaars van Lumumba zitten elkaar in de haren en de onderlinge strijd der gangsters wordt steeds explosiever. Wie zal president zijn? Wie zullen het dichtst bij de schatkist zitten?

Op het ogenblik hebben Kasavubu, Mobutu en Nendeka de eerste ronde gewonnen. Zij verhinderen dat Moenongo minister van Binnenlandse Zaken werd en verwijderden hem uit Leopoldstad. Jammer genoeg voor hun is de sterke man teruggestuurd naar de koperprovincie wat weer andere gevolgen kan hebben. Met het veroorzaken van een scheuring in Tsjombe’s kunstmatig opgebouwde parlementaire meerderheid, heeft de bende van Kasavubu een nieuw winstpunt geboekt. Deze strijd in Leopoldstad kan een explosie gaande maken die nog heviger is dan van vier januari 1959.

Wat Le Soir schreef over de versplintering en de leiderloosheid der opstand is juist. De kapitalistische heersers hebben ook driekwart eeuw lang dit volk in een primitieve toestand gehouden. Een voorbeeld: toen in 1945 de botteriken van Amerikanen, hun zwarte soldaten die fraaier gekleed waren dan de Belgische officieren, toestemming gaven om in Matadi te gaan wandelen, was “het vrije België” wekenlang woedend.

Maar wat nog meer juist is: de strijd in het recente verleden, die van het heden en die in de toekomst zullen voortgaan een selectie in de massa te weeg te brengen met grote snelheid steeds bekwamer en gestaalder kaderelementen naar voren zullen komen. Tot dit proces zullen ook bijdragen: de solidariteit van de staten van de Derde Wereld en van de arbeidersstaten en de steeds sterker bewustwording van alle zwarten over de hele wereld waaruit kaders en technici zullen voortkomen om Congo en Afrika te helpen front te maken tegen de technici en huurlingen van het imperialisme.
GIVE

PS van de redactie

In de machtsstrijd tussen de verschillende politieke gangsterbenden in Leopoldstad, heeft de kliek van president Kasavubu met de val van minister president Tsjombe een nieuwe ronde gewonnen. Waarmee beslist Tsjombe niet is uitgeschakeld.
Volgens La Libre Belgique van 8-11-1965 is deze afzetting van Tsjombe met 90 (vooral van Tsjombe’s Conacopartij) tegen 40 stemmen als ongrondwettelijk veroordeeld.

De stabiliteit van de nieuwe voorlopige regering van Evariste Kimba, die gesteund wordt door Kasavubu en het Democratisch Congolese Front (FDC), is twijfelachtig. Le Monde van 4-11-65 bericht dat Kimba de opstand de verstikkingsdood wil laten sterven door de Afrikaanse staten er toe te brengen geen hulp meer aan de rebellen te geven en niet te willen onderhandelen. Op 9-11-1965 meldt het zelfde blad overigens dat majoor Potopoto, commissaris-generaal van de provincie Meniema, de huurlingen heeft ontwapend, wat volgens hem gerechtvaardigd was door een moordaanslag op hem. En dat terwijl wordt vermoed dat bij het verdwijnen van de huurlingen verschillende grote steden, die geheel omsingeld zijn door de opstandelingen, voor de regering niet meer te houden zullen zijn. Een verwarde toestand.

De Kasavubu tendens leek enigszins in de richting te gaan van een poging Congo uit het isolement te halen. Dat bleek uit de verbetering van de relaties met Congo-Brazaville. Een afgevaardigde van de Conaco, Victor Ndondo, verklaarde zelfs (Le Monde 10-11-1965) dat drie bataljons Ghanese en Chinese troepen in Congo-Brazaville klaar stonden om op verzoek van Kasavubu te hulp te komen.

Het ziet er niet naar uit dat de pogingen van Kasavubu en Kimba om tot een zekere stabilisering te komen succes zullen hebben.
(15 november 1965)