Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, okt. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Koningin en prins der Nederlanden hebben deze week Nederland verlaten voor een bezoek aan de “overzeese rijksdelen”, Dit heet “werkbezoek”, dus net zo’n soort bezoek als het staatshoofd op gezette tijden aan de provincies en steden in Nederland pleegt te brengen. Was Suriname een onafhankelijk land, zoals Nederland er een is, dan zou men van een “staatsbezoek” moeten spreken, maar Suriname is een “deel” van het “Koninkrijk der Nederlanden”, dus eigen Nederlands grondgebied, waarvan – krachtens Statuut en Grondwet – de koningin aan het hoofd staat.
Ook uiterlijk zal er veel overeenstemming zijn met de bezoeken die hare majesteit aan Nederlandse provincies en steden brengt. Dus: veel vlagvertoon, juichende en joelende mensenmassa’s, met Oranjevlaggen zwaaiende schoolkinderen, vele bezweringen – van monarchistisch denkende politici – van eeuwige trouw en aanhankelijkheid aan het vorstenhuis, vele bezoeken aan allerlei liefdadigheidsinstellingen en – wat men niet mag vergeten, omdat het als de gewichtigste plichtpleging van dit bezoek wordt beschouwd – de ingebruikstelling door hare majesteit van de waterkrachtcentrale te Affobakka, gelegen in het district Brokopondo!
De manier waarop de Nederlandse pers, radio en tv zich met dit bezoek bezighouden heeft grote groepen Nederlanders doen heenzien [sic] over het feit dat t.a.v. het koninkrijk in Surinaamse kringen toch wel verschillend wordt gedacht. Kennelijk met de bedoeling de indruk te vestigen dat een gans volk zich verheugd op een weerzien van “hun” koningin is een communiqué aan de pers en een openbaar gemaakte brief van een aantal Surinaamse verenigingen in Nederland aan de 2e kamer der Staten-Generaal waarin kritische geluiden te beluisteren vielen over doel en strekking van het koninklijke bezoek, in de prullenmand der diverse redactiekantoren verdwenen. Maar toch is het goed, voor wie weten wil, dat de achtergronden van dit bezoek en de brede samenhang met andere gebeurtenissen worden blootgelegd, al was het alleen maar hierom dat het blote protest alléén twijfel zou kunnen gaan oproepen omtrent de juistheid van de spreekwoordelijk geworden Surinaamse gastvrijheid.
Nu, het is niet de Surinaamse gastvrijheid welke in het geding is. Iedere Surinamer zou een koningin, een prins of prinses, president of welke andere hoogwaardigheidsbekleder, maar ook zelfs ieder ander van andere nationaliteit of herkomst met plezier een hartelijk welkom heten. Alleen zal duidelijk moeten zijn dat niet door dit bezoek gepoogd wordt de binnenlandse politieke verhoudingen te beïnvloeden of als stroman of versiersel te dienen van belangen, die zich keren tegen het volk.
Zulk een gast zou zelfs in Nederland niet bijster welkom zijn. Met het geval van het koninklijk bezoek aan Suriname doet zich zelfs de unieke situatie voor dat wat in Nederland zelve een hoogst onbehoorlijke daad (betrekkelijk gezien) zou heten, nl. de koningin voor een politiek karretje spannen, vrijwel de enige opzet is van de zojuist aangevangen reis! Dit politiek karretje nu, heeft twee kanten en de last die wordt voortgetrokken is wel meermalen op deze vorstelijke wijze binnengehaald: nl. het internationale imperialisme! Het duidelijkst komt dit wel naar voren door de plechtige ingebruikstelling van de gereedgekomen Affobakkastuwdam. Dit wordt een symbolische handeling met vergaande consequenties: vanaf het moment van de ingebruikstelling tot ver voorbij het jaar 2000 zal de Amerikaanse maatschappij Suralco gerechtigd zijn tot de winning, exploitatie en exploratie van bauxiet, de gedeeltelijke verwerking hiervan tot aluminium en het opwekken en gebruiken, zelfs verhuren van de opgewekte elektrische kracht. Deze maatschappij is al sinds tientallen jaren in Suriname werkzaam, heeft gedurende die tijd duizelingwekkende winsten opgestreken en deze onbeperkt naar het buitenland overgemaakt. Het enige wat niet veranderd is sinds die tijd zijn de arbeidsvoorwaarden van de arbeiders in dienst van die maatschappij.
Door de activiteiten van de maatschappij vloeit de Surinaamse schatkist middelen toe, die ong. 80 % uitmaken van de totale overheidsinkomsten! Dit feit maakt dat de hele economie van het land bepaalt wordt door de bedrijfspolitiek van Suralco. Soms wordt de productie van bauxiet kunstmatig laaggehouden om een daling van de wereldmarktprijs van bauxiet te voorkomen en dat komt dan in Suriname tot uitdrukking in een daling van de economische activiteit, toename van de werkloosheid en achterstand in de uitbetaling van de ambtenarensalarissen.
Dat is voorwaar geen geringe invloed van een particulier bedrijf op de gang van zaken in een land. Door toedoen nu van hare majesteit wordt die invloed nog meer vergroot. Voor de arbeidende klasse der Surinamers heeft dit slechts één concrete betekenis: het verwijden van de poorten van armoede en ellende. Dat hare majesteit hierbij zulk een voorname rol is toebedacht moet meer dan treurig heten.
Maar er is nog meer dan dit voor handlanger spelen van het internationale kapitalisme. Tot ver buiten de Surinaamse grenzen is bekend dat het regime van de Surinaamse minister-president J. Adolf Pengel meer elementen van wanbeleid dan beleid heeft gedemonstreerd.
Op alle gebieden van het maatschappelijk leven heeft de premier gefaald. Zijn naam is een, waaraan men gewoonlijk begrippen als dictatuur, achteruitgang, machtswellust en lakei van het imperialisme verbindt. Wat hem in de politiek heeft grootgemaakt, nl. de arbeidende klasse, heeft het meest de rekening van zijn wanbeleid gepresenteerd gekregen in de vorm van armoede, zeer slechte arbeidsvoorwaarden, etc. In drommen verlaten de mensen het land om ergens te trachten een beter bestaan op te bouwen. Velen daarentegen hebben de problemen in een andere samenhang leren inzien en hebben begrepen dat slechts een gewelddadige sociale revolutie, geleid en geïnspireerd door een gesloten front van arbeiders, boeren en vooruitstrevende intellectuelen, die moet leiden tot een complete vernietiging van de neokolonialistische maatschappij, tot redding kan leiden. In de Partij van de Nationalistische Republiek heeft zo’n front al gestalte gekregen en dit front verbreedt zich dagelijks.
Door haar acties heeft zij al meermalen benauwende ogenblikken voor de premier geschapen. De buitenlandse monopolies hebben zich al meermalen bezorgd gemaakt omtrent het toekomstig lot van de premier, de bewaker van hun belangen. Het is in het belang van het grootkapitaal de sociale orde te stabiliseren wat weer betekent de staatkundige status van het land geen verandering te doen ondergaan. Dit vraagstuk wordt weer actueel i.v.m. de komende verkiezingen over ruim een jaar. Gedurende deze periode worden alle koloniale krachten om de premier verzameld en begint het spel van het aanwakkeren van kunstmatige spanningen in het raciaal sterk te onderscheiden Surinaamse volk. Dan wordt ook weer het communistische spook van stal gehaald dat als belangrijke dekmantel moet dienen voor veel wat normaliter het daglicht niet kan verdragen. Om dit proces op gang te krijgen wordt dan ook telkens wanneer de verkiezingen naderen een “koninklijk bezoek” gearrangeerd. Het geldt als het grote feest voor allen die gezworen hebben iedere sociale vooruitgang – laat staan revolutie – te onderdrukken. Daarom is het goed er nu op te wijzen dat zij die straks zullen vlaggen en zich zullen uitputten in het betuigen – in bombastische taal – van trouw en aanhankelijkheid (aan deze zullen de publiciteitsmedia hier in Suriname ruime aandacht schenken) niet te identificeren zijn met “het volk van Suriname”.
Langzaam maar zeker begint het volk te begrijpen dat het slechts door eigen bestemming in eigen handen te nemen kan hopen op een bestaan in vrede en voorspoed. Nu is het volk er slechts om te dienen tot vermeerdering van de rijkdommen van anderen.
In het hedendaags Nederlands staatsbestel functioneert de koningin slechts als “symbool”. D.w.z. dat zij “buiten het politieke strijdgewoel der politieke partijen staat” en de regeling van staatszaken aan haar ministers overlaat. Ook tijdens haar verblijf in Suriname zullen slechts “symbolische” daden gesteld worden. Dat zal zowel gelden voor de ingebruikstelling van de waterkrachtcentrale als het bestendigen van een reactionair bolwerk.
Om de zaken daadwerkelijk af te wikkelen gaat derhalve een Nederlandse minister mee. Het is mr. Biesheuvel, minister van Landbouw en Visserij. Maar het is niet in deze kwaliteit dat de heer Biesheuvel Suriname bezoekt. Hij is tevens viceminister-president en als zodanig belast met zaken betreffende de “overzeese rijksdelen”. De drukte en rumoerigheid rondom het koninklijk bezoek biedt hem voldoende dekking om zonder veel bekijks de koloniale greep op Suriname te versterken.
Zoals altijd het geval is wanneer Nederlandse ministers naar Suriname reizen (of omgekeerd, wat vaker voorkomt) gaat het om de geldzorgen die daar een structureel verschijnsel zijn geworden ten gevolge van het verkwistend beleid van premier Pengel. Een maand geleden heeft de premier zijn begroting bij de “Staten van Suriname” ingediend. Die begroting beloopt een bedrag van 117 miljoen Surinaamse guldens, maar 1/3 van dit bedrag moet uit het buitenland (Nederland, USA, EEG) komen. Toch is die begroting sluitend! Welk handig foefje heeft de premier toegepast? Bij de overheidsmiddelen is een renteloze lening van Nederland opgenomen, waarover – volgens de miljardennota 1965/66 van Nederland – nog door het Nederlandse parlement moet worden beslist! Die lening bedraagt Nf. 62 miljoen en is verdeeld over de begrotingsjaren 1964 tot en met 1966.
Dit feit vormt het aanknopingspunt voor minister Biesheuvel om de verhouding tot Suriname in kolonialistische zin om te buigen.
Ook deze dingen liggen ten grondslag aan het koninklijke bezoek aan “de west” dat – zoals men weet – tot omstreeks 13 oktober zal duren. Men mag er zelfs van overtuigd zijn dat dit de ware bedoelingen daarvan zijn. Daarom zullen zij, die tijdens dit bezoek niet zullen juichen, een beter getuigenis afleggen van hun solidariteit met het werkende Surinaamse volk, in al zijn lijden en verbeten strijd voor een rechtvaardiger maatschappij.