Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, okt. 1965, jg. 8.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Met het verschijnen van de proclamatie van de Organisatie van het Volksverzet (ORP) op 28 juli is een nieuwe fase van de Algerijnse revolutie begonnen.
Een fase die via de weg van de politieke en militaire strijd zal voeren tot de vestiging van een werkelijke socialistische arbeidersstaat in Algerije. In de proclamatie, die in het gehele land is verspreid, worden de arbeiders, boeren, vrouwen, soldaten, officieren en jongeren opgeroepen, het verzet te organiseren tegen de militaire dictatuur van Boumédienne.
“Richt overal comités van het volksverzet op om de strijd voor te bereiden en te voeren, in al zijn vormen tegen de wurgers van de Republiek, voor de verdediging van de nationale onafhankelijkheid die wordt bedreigd en voor de overwinning van de socialistische revolutie,” zo luidt de oproep.
Sedertdien blijven berichten toestromen die erop wijzen dat in Algerije en onder de Algerijnen in Europa, het verzet tegen Boumédienne grote vormen aanneemt.
In de eerste dagen van september circuleerde het gerucht dat op Boumédienne een aanslag zou zijn gepleegd waarbij een lid van zijn lijfwacht zou zijn gedood.
Op 5 september werd in Parijs een verklaring uitgegeven door een aantal vertegenwoordigers van de organisatie van Algerijnse arbeiders “Amicale des Algériens en France et en Europe” waarin zij uit naam van hun organisatie meedeelden met het regime van Boumédienne te breken.
In Algerije zelf wordt de regering en zijn organen steeds meer geïsoleerd. In de FLN, de vrouwenorganisatie, de jeugdbeweging en in het leger organiseert de oppositie zich.
In een verslagje dat in Le Monde van 7 september verscheen van de opening van de Internationale Jaarbeurs te Algiers staat: “Het applaus was bescheiden (na de rede van Boumédienne). Het is zeker dat de man van de 19e juni niet “het contact” (aanhalingstekens zijn van Le Monde) bezit dat zijn voorganger had met de massa’s. Hij is voor alles een militair die meer op zijn gemak is bij zijn kaarten en dossiers in zijn bureau dan bij het zelf uitgekozen publiek aan de ingang van de jaarbeurs.”
Op 12 september wordt door het ministerie van binnenlandse zaken bekendgemaakt dat vóór 30 september alle wapens en munitie die in het bezit zijn van de bevolking moeten zijn ingeleverd, daar men na die datum voor wapenbezit straffen riskeert van 1 tot 5 jaar opsluiting en zware geldboetes.
Een dag later op 13 september verschijnt er een opmerkelijk hoofdartikel in “Revolutie en Arbeid” het centraal orgaan van de UGTA (eenheidsvakcentrale van Algerije). Terwijl de bureaucratie handelingen verweten wordt uit de tijd dat Ben Bella aan het roer zat, wordt in wezen een ernstige waarschuwing gegeven aan de huidige dictatuur. Het blad schreef:
“De revolutionaire maatregelen van het jaar 1963 bleven in het algemeen binnen het raam van het neokolonialisme hetgeen tot een impasse leidde.”
En verder:
“De grond die aan de kolonisten had behoord werd in beslag genomen maar het gebruik bleef ondergeschikt aan de markt van de kolonisatoren. Het zelfbeheer lag op sterven als gevolg van het gebrek aan krediet en afzetmarkten. De steeds veranderende revolutionaire maatregelen en de bureaucratische methoden hebben meer dan een malaise geschapen.”
De leiding van de UGTA weet dat dergelijke beschuldigingen aan het adres van Ben Bella onzinnig zijn, daar juist de aankondiging van de frontale strijd tegen de bureaucratie (die thans aan de macht is!) zijn afzetting veroorzaakte. Het zelfde blad Revolutie en Arbeid schrijft op 21 september: “Gedurende enige weken zijn de arbeiders van het departement El Asnam ten prooi aan bureaucratische misdragingen die hen in een onmogelijke sociale toestand hebben gebracht.” Het blad publiceert een onderzoek over de toestand van de arbeiders in de zelfbeheerde bedrijven in dit district. “Een staking van 1.000 arbeiders is al uitgebroken in het gebied van Miliana, 120 km ten westen van Algiers. Dank zij de pogingen van de UGTA bleef de duur beperkt maar een kreet van wanhoop ontsnapt aan de monden van alle arbeiders: “Drie maanden hebben we al geen salaris gehad””. Talrijk zijn de getuigenissen van landarbeiders die vervolgens in het vakblad worden afgedrukt over de precaire omstandigheden waarin de arbeiders in bepaalde zelfbeheerde bedrijven leven. “Wij hebben in tien weken al geen cent ontvangen en kunnen niet werken met een lege maag. Wij kunnen ons niet voeden met beloften die morgen ingelost zullen worden.” Een van hen verklaarde: “Wij zijn de slachtoffers van een jammerlijk bureaucratisch spel.”
Tot zover het blad Revolutie en Arbeid. Tijdens de conferentie te Casablanca die half september werd gehouden heeft president Aref van Irak en de meeste andere Arabische staatshoofden aan Boumédienne gevraagd Ben Bella vrij te laten. Het is wel bekend dat deze staatslieden zich in het algemeen niet door sentimentele overwegingen laten leiden. Boumédienne heeft geantwoord dat Ben Bella een goede gezondheid geniet. In de Marokkaanse pers, o.a. in het blad van de UNFP El Moharir waren verontrustende berichten verschenen over de gezondheidstoestand van Ben Bella; El Moharir en Libération werden onmiddellijk door de autoriteiten in beslag genomen. Waarom al deze vragen en maatregelen? Het antwoord is simpel. De imperialisten en neokolonialisten hebben reeds eerder kennis gemaakt met de enorme invloed die er van de revolutie in Algerije op de Arabische massa’s uitgaat. Men is zich ervan bewust dat een burgeroorlog tegen Boumédienne, die onmiddellijk een sociaal karakter zal aannemen een dodelijk gevaar is voor de omringende regimes. Wie de leiders van de nieuwe socialistische oppositie zijn is bekend. Hun prestige in Algerije stijgt met het uur, terwijl ook de toestand in het land steeds meer opklaart doordat de arbeiders en boeren tot de ontdekking komen wat er op 19 juni is gebeurd. Ben Bella is een groot revolutionair. Hij is een socialist en een onbaatzuchtig leider. Hij is geen marxist, dat is zijn zwakte maar het is om die reden dat de Arabische leiders liever Ben Bella in het Palais du Peuple zien dan leiders als Harbi en Zahouane. Het karakter van het Boumédienne-regime werd dezer dagen nog weer eens onderstreept door de arrestatie van een aantal van onze kameraden en leden van de PSU in Algiers.
De meeste gearresteerden hebben vele jaren actief deelgenomen aan de strijd voor de bevrijding van Algerije. Sommigen brachten lange tijd in de gevangenis door, anderen werden voortdurend door de geheime diensten van de NAVO-landen (waarbij “onze BVD” niet moet worden vergeten) achtervolgd.
“In Franse kringen betreurt men dat de gearresteerden zich hebben ingelaten met de interne zaken van Algerije”, aldus een officiële woordvoerder van de ambassade in Algiers.
Onbegrijpelijk is deze verklaring niet. Het is mede aan de inmenging van deze Franse trotskisten en socialisten in de “interne Algerijnse zaken” te danken dat het Algerijnse volk zijn overwinning heeft weten te bevechten. Wij zijn ervan overtuigd dat zij zich evenals de gevangen genomen Algerijnen, zullen blijven wijden aan de strijd voor het socialisme in Algerije en Afrika. Zij kunnen ervan overtuigd zijn dat de revolutionaire arbeiders in Nederland aan hun kant staan.
Op het moment dat dit nummer ter perse ging bereikte ons belangrijk nieuws over de toestand in Algerije: de geruchten over de arrestatie van Hocine Zahouane, de leider van het volksverzet tegen het regime van Boumédienne, berusten helaas op waarheid. Met Zahouane werd ook gevangen genomen Bachir Hadj Ali, de secretaris van het verboden Algerijnse Communistische Partij, welke was opgegaan in de FLN en daar in de linkervleugel actief was. Voor zover wij weten zijn Hider en Houari Mouffok, twee andere aanhangers van Zahouanes Organisatie van het Volksverzet (ORP) nog niet gearresteerd en gevlucht. Hider, medewerker van Harbi, was vroeger directeur van het blad Jeunesse; Mouffok is voorzitter van de Algerijnse studentenorganisatie geweest.
Van de eveneens in Algiers gearresteerde leden van de revolutionaire tendens van de Vierde Internationale en van de PSU (Franse Eenheids Partij) is inmiddels een aantal kameraden vrij gelaten; zij waren gearresteerd op beschuldiging van hulp te hebben verleend aan de ORP die strijdt tegen de contrarevolutionaire koers van Boumédienne-Boutefika. Zij zullen uit Algerije worden gewezen. Al deze kameraden en PSU-leden, waaronder Pierre Meyer, Michel Mazières, Albert Roux, Simone Minguet, Monique Laks en Jean-Paul Ducos hebben de Algerijnen jarenlang geholpen tijdens hun bevrijdingsstrijd tegen het Franse kolonialisme.
Tot slot wordt de arrestatie gemeld van 16 Algerijnse communisten die medewerkers waren van het inmiddels geliquideerde communistisch dagblad Alger Républicain; over hun lot is niets met zekerheid bekend.