Henriette Roland Holst-van der Schalk
Communisme en moraal
Hoofdstuk 9


De seksuele moraal en het proletariaat

Elke fase in de ontwikkeling der mensheid vormt een organisch geheel, waarvan de verschillende onderdelen voortdurend op elkaar werken. Maar daarom schrijdt de evolutie van die onderdelen, de sferen of gebieden, waaruit het leven bestaat, nog niet gelijkmatig voort. Integendeel: terwijl in sommigen van hun de evolutie zich in een snel tempo voltrekt, is in anderen de ontwikkeling uiterst langzaam of komt ze zelfs tot tijdelijke stilstand. Deze feiten zijn van enorme invloed in de internationale politiek. Uit de ongelijkheid der ontwikkeling van enige gewichtige levenssferen in de machtigste kapitalistische staten leidt Lenin de onvermijdelijkheid van ontzaglijke conflicten in het imperialistisch tijdperk af, conflicten, die met de wapens moeten worden uitgevochten.

Ook in de sociale en sociaalpsychische sferen leidt de ongelijkmatigheid der ontwikkeling tot onduldbare disharmonieën. Het achter geraakt zijn van de sociale organisatie bij de groei van economische en technische krachten is de vloek van onze tijd: de noodzakelijkheid die achterstand op te heffen, betekent de noodzakelijkheid der revolutie.

Behalve de sociale organisatie is ook het gebied van de menselijke voortplanting – waaronder wij niet enkel de verhoudingen tussen de geslachten, maar ook het gezinsleven verstaan – bij de economisch-technische evolutie een heel stuk ten achter geraakt. In dit gehele gebied zijn sleur en traditie sterke machten: oeroude vooroordelen en van generatie tot generatie overgeleverde gevoelens woekeren er voort; star conservatieve neigingen vinden er de gelegenheid zich uit te vieren, die hun in andere domeinen ontbreekt. Het huiselijke leven staat vaak, zelfs bij mensen die op staatkundig en sociaal gebied als pioniers der revolutionaire ontwikkeling optreden, in het teken van de sleur, wat weer verband houdt met het feit dat het in hoge mate door onbewuste gedachten en gevoelens beheerst wordt. Tussen hun denkbeelden op maatschappelijk gebied en hun gevoelens in de sfeer van het seksuele leven bestaat bij zulke mensen een kloof die zij niet vermogen en ook niet pogen te overbruggen, en waarvan zij zich ternauwernood bewust zijn. Zo kunnen bv. arbeidersleden van een politieke organisatie, die de maatschappelijke bevrijding van de vrouw in haar program heeft geschreven, hun eigen vrouw behandelen als een wezen van lager orde, geschapen om haar fysieke en geestelijke krachten uitsluitend te wijden aan huishouding en de zorg voor de kinderen. Het is gemakkelijk te fantaseren over een toekomst der mensheid, waarin de volledige sociale gelijkstelling der geslachten een feit geworden zal zijn, en dit feit op zijn beurt gevoerd zal hebben tot nieuwe seksuele verhoudingen en nieuwe vormen van gezinsleven. In die toekomst zal ongetwijfeld elke seksuele neiging geadeld en verrijkt worden door sympathie en overeenstemming in de domeinen van gevoel en gedachte. Maar het is uiterst moeilijk voor de arbeidersklasse om nog in het kapitalisme een begin te maken met de verandering van geslachtelijke verhoudingen in deze richting. Moeilijk is dit om de drie volgende redenen. Ten eerste, omdat sterke traditionele gevoelens zowel in de man als in de vrouw zich tegen die verandering verzetten. Ten tweede, omdat in het kapitalisme de vrouw in het proletarisch gezin nog een aantal functies behoudt (het schoonhouden van huis en meubels, het wassen, koken, verstellen, het verzorgen van de jonge kinderen, enz.), die in de praktijk betekenen dat zij aan huishoudelijke arbeid geketend blijft, – functies, die de maatschappelijke techniek de burgerlijke vrouw reeds voor een groot deel heeft afgenomen. En ten derde, omdat het ontbindingsproces op het gebied van het seksuele- en het familieleven, dat zich sedert de wereldoorlog in een zeer versneld tempo in de bourgeoisie voltrekt, ook de arbeidersklasse niet onaangetast heeft gelaten.

Om een denkbeeld te krijgen van de snelheid, waarmee in het proletariaat de seksuele verhoudingen en de vormen van het gezinsleven veranderen, moeten wij de blik wenden naar Sovjet-Rusland, het land waar de revolutionaire ploegschaar de fundamenten van het menselijk-maatschappelijk leven het diepst heeft omgewoeld. De Russische Revolutie heeft bewezen hoe een grote omslag op politiek en sociaal gebied noodzakelijk de tijdelijke ontwrichting van alle levensvormen meebrengt.

De oude vormen van het economische leven werden door de revolutie in betrekkelijk korte tijd vernietigd. Deze vernietiging ging onvergelijkelijk veel sneller in haar werk dan de op haar volgende opbouw van nieuwe vormen, aangepast aan de proletarische dictatuur. De eerste pogingen, deze te scheppen, hadden over het geheel weinig bevredigende uitkomsten, belemmerd als zij werden door de onkunde en ongewoonte der arbeiders op organisatorisch gebied. De grootste vijand van de economische organisatie bleek echter de ongedisciplineerdheid der massa’s.

In de revolutie wierpen deze voor de eerste maal sedert eeuwen alle banden van gezag en traditie af. Voor de eerste maal ontwaakte in de kuddemens de persoonlijkheid en het kon niet anders, of dit ontwaken moest vaak ruwe, anarchistische en extremistische vormen aannemen en gepaard gaan met uitbarstingen van hartstochtelijke begeerlijkheid en brandende genotzucht.

De noodzakelijkheid, de jonge proletarische staat tegen de woedende aanvallen van de Europese contrarevolutie te beschermen, maakte dat de periode van betrekkelijke anarchie in de geschiedenis van de Sovjet-Unie op politiek en militair gebied spoedig werd overwonnen. Alle krachten werden tot het uiterste ingespannen, om die overwinning te behalen; aan de versterking van het gezag, en aan de organisatie, de wapening en de verzorging van Rode Leger werd al het andere ondergeschikt gemaakt.

In de economische sfeer bleef het voortschrijden tot nieuwe vormen echter oneindig moeilijker dan in de politieke en in de militaire. Opnieuw bleek hoeveel gemakkelijker het is mensen te organiseren voor de gewapende strijd, dan voor de vreedzame arbeid. Het tekort aan zelfbeheersing, zelftucht en collectief verantwoordelijkheidsbesef in de massa’s maakten dat de best beraamde plannen telkens schipbreuk leden. Maar de noodzakelijkheid aan het economisch verval een einde te maken, drong zich zó zeer op, de materiële behoeften waren zó brandend, hun bevrediging werd door het collectieve bewustzijn zó zeer beseft het eerst nodige te zijn, dat de kruistocht tegen de uitwassen van de vrijheidsdrang, die de massa’s doorbruiste, doorgevoerd kon worden tegen alle weerstanden in. De inperking van persoonlijke vrijheid door de arbeidsplicht en het herstel van de arbeidsdiscipline in fabrieken en werkplaatsen werden door de massa’s aanvaard, ten eerste omdat die aanvaarding klaarblijkelijk het enige middel was de ontzettende armoede en de nijpende nood te verminderen en ten tweede omdat de mens absolute bandeloosheid slechts korte tijd kan verdragen en de spoedige terugkeer tot geregelde levensverplichtingen een weldaad voor hem is.

Zo konden, na de nieuwe politieke (sovjetstelsel) en militaire (Rode Leger) levensvormen ook de nieuwe vormen op het gebied der productie in Sovjet-Rusland betrekkelijk snel tot stand komen. Maar uitgesloten was, dat de nieuwe verhoudingen tussen de geslachten en de nieuwe gezinsvormen in hetzelfde snelle tempo tot ontwikkeling konden komen; immers die ontwikkeling kan niet anders geschieden dan in verband met de vernieuwing van gedachte en gevoel, van de gehele inhoud-van-het bewustzijn (daaronder ook het onderbewuste begrepen). De proletarische staat kan de ontwikkeling op dit gebied weliswaar zeer bevorderen door wetgevende maatregelen, (politieke en juridische gelijkstelling der vrouw; vergemakkelijking der echtscheiding, opheffing van de achterstelling van “natuurlijke” kinderen, opheffing van de strafbaarheid van abortus enz.) die staat kan de overname der oude functies van het gezin door de gemeenschap in de hand werken door de oprichting van crèches, kinderkolonies, coöperatieve eethuizen, gemeentelijke washuizen enz. maar hij kan dit alles slechts doen in een bepaald tempo, dat is in overeenstemming met het algemene tempo van de sociale en psychische transformatie. Hij kan de nieuwe vormen van het geslachtelijk verkeer en van het familieleven niet van boven af decreteren. Die vormen moeten groeien, in nauw verband met de vermaatschappelijking van het gehele terrein, dat tot dusver als het “particuliere” leven stond tegenover het openbare, en in niet minder innig verband met de verhoging van het geestelijk-zedelijk peil der arbeidersklasse zelf, het ontstaan van nieuwe specifiek proletarische uitingen op wetenschappelijk, artistiek en geestelijk gebied.

De sociaaleconomische en de algemene geestelijke vernieuwing zijn in zeker opzicht voorwaarden tot de vernieuwing van de geslachtelijke verhoudingen en van het gezinsleven. “Al ons werk met betrekking tot de cultuur”, schrijft Trotski in zijn bekend boekje over De problemen van het dagelijks leven, “het werk dat wij verrichten en het werk dat wij zouden behoren te verrichten – het betekent alles, van een zeker oogpunt beschouwd, een voorbereiding voor nieuwe vormen van gezinsleven. Zo wij de cultuurstandaard van de eenlingen, de mannen en vrouwen der arbeidersklasse, niet verhogen, kan geen nieuw, hoger type van het gezin ontstaan. Immers in dit domein kan enkel zelftucht, niet dwang van buiten een factor zijn.”

Over de voorwaarden in de economische sfeer, waaraan het ontstaan van dit hogere type gebonden is, oordeelt Trotski als volgt: “de materiële voorbereiding van de nieuwe gezinsvorm kan niet afgescheiden worden van de algemene taak van de sociale opbouw. De proletarische staat moet rijker worden, opdat het mogelijk blijke de opvoeding der kinderen door de gemeenschap ernstig ter hand te nemen en het gezin te bevrijden van lasten zoals het bereiden van het voedsel, het reinigen van de was, enz. De socialisering van de huishouding en de opvoeding der kinderen door de gemeenschap zijn echter ondenkbaar, zo onze productie niet zeer verhoogd wordt. Wat wij nodig hebben is een meer socialistische wijze van productie. Dan pas zullen wij het gezin kunnen bevrijden van de functies en de zorgen, die het thans terneer drukken en uiteenrukken. Voor het wasgoed der leden van het gezin moet een openbaar washuis zorgen, voor hun voedsel een openbaar eethuis, voor hun kleding een openbare werkplaats. De kinderen moeten opgevoed worden door goede opvoeders, die uit roeping dit werk gekozen hebben. Dan zullen de banden tussen man en vrouw bevrijd worden van alle uiterlijkheden en toevalligheden, de man zal niet langer het gehele leven der vrouw opslorpen. Die banden zullen dan enkel afhangen van wederzijdse neiging. En daardoor zullen zij een innerlijke vastheid verkrijgen – een vastheid, natuurlijk niet voor allen dezelfde, en voor niemand berustend op uiterlijke dwang”.

Echter, al legt Trotski op de gebondenheid der evolutie van het gezin aan materiële processen en levensvormen nog zo sterk de nadruk, zo stelt hij die evolutie toch geenszins voor als eenvoudig een mechanisch-causaal gevolg van die processen te zijn.

“Vanzelf” komt deze evolutie allerminst tot stand. Wat daarentegen wel vanzelf gaat, is de ineenstorting van het oude gezinsverband. Die ineenstorting heeft in Sovjet-Rusland ook in de arbeidersklasse zulke afmetingen aangenomen, dat vele leden van de proletarische voorhoede er door verontrust werden. “De ontwrichting van het gezin”, schrijft Trotski in hetzelfde opstel van zijn boekje, waaruit wij hierboven citeerden, een opstel dat de titel Van het oude gezin naar het nieuwe draagt, “de ontwrichting van het gezin, óók in de arbeidersklasse is een feit. De discussie, over dit onderwerp op de laatste bijeenkomst der Moukouse propagandisten gevoerd, heeft dit feit boven alle twijfel vastgesteld. Niemand van de aanwezigen sprak het tegen, al beoordeelde elk het op zijn eigen manier. Sommigen vonden het uiterst bedenkelijk, anderen hielden hun oordeel nog terug, weer anderen schenen niet te weten wat te denken. Maar voor allen was het duidelijk, dat een ontzaglijke verandering was begonnen, een chaotisch proces, dat zowel ziekelijke als afstotende, zowel tragische als belachelijke vormen aannam en dat zijn verborgen mogelijkheden om tot een nieuwe hogere gezinsvorm te voeren door gebrek aan tijd nog niet had kunnen ontplooien.” Trotski beschouwt ook op het gebied van het geslachtelijke leven de ineenstorting van het oude als een eerste stap om tot nieuwe vormen te komen. Maar voor de opbouw van die vormen is, zoals voor elk constructief werk, doelbewuste inspanning nodig, is nodig “een krachtig en bewust streven der gehele arbeidersklasse, de uitkomst van een machtige innerlijke begeerte naar hogere cultuur.”

Al zijn de socialisatie van de huishouding en van de opvoeding der kinderen noodzakelijke voorwaarden, om de bevrijding der vrouw door te zetten en de nieuwe gezinsvorm te scheppen, zo ontstaat door de toeneming der productiviteit van de arbeid en die van de rijkdom der gemeenschap deze schepping nog niet vanzelf. Wil de vernieuwing op dit gebied haar beslag krijgen, dan moet gebroken worden met de sleur van overgeleverde, halfonbewust geworden gewoonte; de vrouw moet haar lijdelijkheid en slaafsheid afschudden, de man zijn seksuele genotzucht in toom houden en zijn heerszucht aan banden leggen. Een voortdurende overwinning is daartoe nodig op wijzen-van-voelen, van denken en van doen die hun vertakkingen door de gehele persoonlijkheid heen gedreven hebben.

Het communisme kan ten aanzien van de geslachtelijke verhoudingen evenmin lijdelijk afwachten tot de veranderde economische structuur nieuwe levensvormen voortbrengt, als het dit doen kan ten opzichte van de levensgedragingen van de proletarische klasse in het algemeen. Een dergelijk afwachten zou allerminst in overeenstemming zijn met zijn dialectische denkwijze. Reeds nu, reeds in het kapitalisme moeten de nieuwe verhoudingen en vormen worden voorbereid, waar, voor een groot deel, de innerlijke waarde van een maatschappij en het geluk van haar leden van afhangen. Zij moeten voorbereid worden ondanks het feit dat de maatschappelijke en de materiële omstandigheden hun groei belemmeren en hun volle ontplooiing tegenhouden. De voorhoede van de voorhoede moet ook op dit punt de materiële omstandigheden een eindweegs vooruit zijn. Bij een elite van het proletariaat moet kameraadschap tussen man en vrouw de geslachtelijke verhouding doordringen en adelen, nog voor die kameraadschap in materiële voorwaarden als de socialisatie der huishouding en de opvoeding der kinderen door de gemeenschap steun vindt. Beide geslachten moeten hun traditionele aanwensels afleggen en hun beperktheden overwinnen, wil die kameraadschap tussen hen kunnen ontbloeien. Dit toch eist van de man veel consideratie, geduld en zelfbeperking, van de vrouw een zich voortdurend ontworstelen aan de sleurgang van het dagelijks bestaan, een zich bewust oriënteren naar het wijdere gebied van het openbare en sociale leven. Elk vonkje van verlangen in haar naar deelneming aan dit leven, naar het doen uitgroeien van haar persoonlijkheid door wrijving met anderen, naar “sublimering” van een deel van haar moederlijke instincten in sociale werkzaamheid – de man moet het aanblazen en aanwakkeren, óók zo dit nieuwe moeilijkheden, nieuwe vraagstukken en onzekerheden brengt in zijn eigen bestaan. Het verlangen der vrouw, van geslachtswezen mens te worden, moet als een der krachten werken, die de opheffing van de “gesloten gezinsvorm” en de vervanging van de verouderde dwerghuishouding door het maatschappelijk grootbedrijf in de hand werken en verhaasten.

De vernietiging van verouderde levensverhoudingen en van levensvormen, die door de tijd van hun inhoud werden beroofd, geschiedt gedurende het proces der revolutie vanzelf of bijna vanzelf. Zodra de massa’s uit hun passiviteit ontwaakt zijn, de lang opgestuwde sociale haat bruisend uitstroomt en de begeerte een nieuwe bedding graaft in de velden van het maatschappelijk leven, stort het oude – dat door-en-door voos en rot was, al leek het nog stevig en sterk – verwonderlijk snel ineen. Maar de constructie van de nieuwe vormen is een moeilijk en moeizaam werk en zolang zij niet opgericht zijn in het gebied, dat ons hier bezig houdt, worden de zwakkere leden der gemeenschap in de regel het slachtoffer van de heersende ongebondenheid. “Op de conferentie der Moskouse propagandisten”, aldus Trotski in zijn hier boven aangehaald opstel, “spraken enige kameraden met grote en natuurlijke bezorgdheid over het gemak, waarmee oude familiebanden verscheurd worden ter wille van nieuwe, die niet blijvender dan de oude blijken. De slachtoffers zijn in alle gevallen de moeders en de kinderen. En welk lid van onze kringen heeft in particuliere gesprekken geen klachten gehoord, om niet te zeggen lamentaties, over de demoralisatie van de jonge leden van de sovjetgemeenschap, voornamelijk van hen, die lid der communistische jeugdorganisaties zijn? Niet alles in die klachten is overdrijving – er is ook waarheid in. Wij moeten en wij zullen de donkere kanten van deze waarheid bestrijden. Immers onze strijd is een strijd voor een hogere cultuur, voor de verheffing van de menselijke persoonlijkheid. Maar om het probleem te kunnen aanvatten zonder reactionair gepreek of sentimenteel geklaag, moeten wij beginnen met de feiten te begrijpen en ons hun strekking bewust worden.”[42]

Echter, zo bewustwording de eerste stap is, nodig om van de vernietiging over te kunnen gaan tot de opbouw, – de tweede is het opnieuw richten van de wil en de disciplinering van het handelen. Beide stappen kan en moet de proletarische voorhoede ook buiten Sovjet-Rusland doen, immers de ineenstorting van de seksuele moraal van het burgerlijk-kapitalistische stelsel wordt in alle landen een feit. Wil het proletariaat niet meegesleurd worden in het geestelijk-zedelijk verval der bourgeoisie, dan moet het reeds vóór de revolutie aan het uitwerken van nieuwe normen op seksueel gebied beginnen. Tijdperken van overgang zijn altijd tijdperken van ongebondenheid in geslachtelijk opzicht; die ongebondenheid is een verschijnsel van ontbinding, waarvan de nieuwe opkomende klasse zoveel mogelijk vrij moet blijven. Het zou geen uiting van puriteinse huichelarij, geen concessie aan het kleinburgerlijk fatsoen zijn, zo de Communistische Internationale haar volle zedelijk gezag in de weegschaal wierp om te verhoeden dat het gif der seksuele losbandigheid zich in de arbeidersklasse verspreidt, zo zij in de eerste plaats van de voorgangers in de strijd zou eisen de normen van de nieuwe seksuele moraal van het proletariaat te eerbiedigen. Zij mag niet dulden dat grote hoeveelheden psychische energie, die de strijd voor het socialisme ten goede kunnen komen, in ontzenuwende uitspattingen verloren gaan. Het communisme moet het proletariaat waarschuwen tegen de zedelijke uitspattingen, die vaak hun grond hebben in innerlijke leegte en onrust, en tevens de strekking, die onrust en leegte nog te verergeren. Het moet duidelijk maken, hoe zelfbeperking en zelfbeheersing op elk gebied, óók op dat van geslachtelijke verhoudingen, voor het proletariaat noodzakelijk zijn, wil zijn heerschappij waarlijk tot een hogere cultuur voeren, en hoe enkel door op die verhoudingen de stempel van zuiverheid en menselijkheid te drukken, het ideaal van kameraadschap-in-alle-levenssferen kan worden benaderd. Terwijl het communisme de burgerlijke schijnheiligheid op seksueel gebied, die alles geoorloofd achtte, zo slechts de schijn bewaard bleef – een schijnheiligheid, heden vaak omslaand tot cynisme – verfoeit; terwijl het onomwonden het vrije huwelijk proclameert tot de vorm van seksuele verbinding, die het meest in overeenstemming met de proletarisch-communistische normen is, wendt het zich even beslist – of beter gezegd behoort het zich even beslist te wenden – tegen elke ziekelijke overprikkeling der seksuele begeerte, tegen de ziekelijke zucht naar genot door verandering, het ziekelijke toegeven aan iedere vluchtige bekoring en iedere zinnelijke lust. Het moet uitspreken dat trouw en standvastigheid in de liefde, niet uit hoofde van sleur, traditie, mensenvrees of uiterlijke dwang, maar ten gevolge van innerlijke verstrengeling, van het samengroeien in alle sferen, het ideaal van de arbeidersklasse op geslachtelijk gebied zijn.

Ook op dit gebied zullen zelftucht en de nieuwe aanpassing van het bewustzijn moeten geschieden van de twee algemene beginselen uit, welker grote waarde voor het communisme wij hierboven hebben uiteengezet; dat zijn waarachtigheid en medegevoel.

Het proletariaat, welks optreden in het openbare leven in waarachtigheid gegrondvest is – immers het altijd weer opnieuw ontmaskeren van de schijn der kapitalistische productie, het aantonen van de ware verhoudingen, die onder die schijn verborgen zijn, is een voornaam, misschien zelfs het voornaamste deel van zijn taak – het proletariaat kan niet anders dan ook de verhoudingen in zijn particuliere leven op waarheid en waarachtigheid opbouwen. Dit vloeit reeds uit zijn maatschappelijke positie voort.

In het kapitalistische tijdperk worden alle levensverhoudingen der bezittende klasse bezoedeld door de roetwalm der verleugening, omdat in hen allen het geld een element van onzuiverheid brengt, dat zij voor zich zelf pogen te verbergen. De instelling van het monogame huwelijk houdt ten nauwste verband met het verlangen van de man naar wettige erfgenamen; bruidschat, inkomen en vermogen van de “contracterende partijen” zijn voor de bourgeoisie bij het huwelijk factoren van het grootste gewicht. Hoe groter de kapitalen, die door de huwelijksband elkaar in de armen gevoerd worden zijn, des te geringer is de betekenis van menselijke factoren, van jeugd, gezondheid en schoonheid, van neiging, hartstocht en liefde.

De materiële bijoogmerken in de burgerlijke klasse lokken het wederzijds bedrog zozeer uit, dat dit zolang die klasse bestaat de onvermijdelijke aanvulling van het huwelijk is geweest. De literatuur brengt daarvan overtalrijke bewijzen, de klucht en het blijspel zijn in negen van de tien gevallen op de verwikkelingen die dit bedrog ten gevolge heeft, gebouwd.

Voor het proletariaat zijn materiële bijoogmerken bij het huwelijk zo goed als uitgesloten; bruidschat, vermogen, verwachting van erfenissen spelen daarbij geen rol; niets staat het grootse en lieflijke spel in de weg van de seksuele aantrekkingskracht. In de jonge arbeider en in het proletarische meisje wordt de eeuwige stem der natuur niet vervalst door allerlei sofismen; bekoring en wederzijdse neiging voeren hen tot elkaar. Hun gevoel moge niet altijd diep zijn, niet altijd uitstralen door alle sferen van het bewustzijn, het is in elk geval zuiver, de verhoudingen, die op de grondslag van dit gevoel ontstaan, zijn eerlijk en echt.

Van deze feitelijke mogelijkheden en deze werkelijke verhoudingen uitgaande, kan het proletariaat zijn nieuwe seksuele normen opbouwen. Een der hoofdpeilers van zijn geslachtelijke moraal zal de waarachtigheid zijn. Die moraal verbiedt dat seksuele bevrediging en seksueel genot gekocht worden door bedrog en leugen; en eveneens verbiedt zij het in stand houden van een, om het even “wettige” of “onwettige” verbintenis, die enkel op sleur en gewoonte berust, of ter wille van materiële en uiterlijke dingen worden gehandhaafd. Immers zulk een verbintenis is niets anders dan een voortdurende levensleugen: zij drukt en vernedert hen die haar handhaven, in de hoogste mate; voor de seksuele moraal van het proletariaat kan zij niet bestaan.

Natuurlijk moet ook op dit gebied geen blind fanatisme en extremisme tot een dogma willen maken wat een algemeen richtsnoer, een levensregel wil zijn voor de grote meerderheid der gevallen, niet echter voor alle van kracht. Evenmin als het proletariaat, al is de waarheid in de revolutionaire strijd zijn sterkste wapen, in die strijd uitkomt zonder list en geveinsdheid, evenmin kan het deze in de sfeer van het particuliere leven geheel en al missen. Onvoorwaardelijke, absolute waarachtigheid kan op het gebied van seksuele verhoudingen niet betracht worden – reeds hierom niet omdat het eerste beginsel, waarop de seksuele normen van het proletariaat berusten, in sommige gevallen beperkt worden door het tweede. Medegevoel, berustend op het zich in een ander indenken en inleven, sluit soms waarachtigheid uit.

Zoals de waarachtigheid verbiedt, zich seksueel genot te verschaffen door een ander te beliegen en te bedriegen, zo verbiedt medegevoel dit genot, zo het enkel gekocht kan worden door een ander te doen lijden. Ook in dit opzicht is natuurlijk het beginsel geen absoluut dogma, maar een algemeen richtsnoer, dat zoveel mogelijk moet worden gevolgd. Het te volgen betekent in het huwelijk en eveneens in andere, vrijere vormen van seksuele omgang, niet slechts te denken aan eigen genot en eigen bevrediging, maar zich ook in te leven in de gevoelens van het andere deel en met die gevoelens zoveel mogelijk rekening te houden. Het betekent bijvoorbeeld, dat de arbeider, die ijverig deelneemt aan de strijd voor de bevrijding van zijn klasse, geduld zal oefenen jegens zijn vrouw, wanneer zij hem in die strijd niet kan volgen, dat hij haar klachten en haar stille tegenstand niet botweg zal veroordelen, maar vanuit haar eigen gevoel en gedachte, haar eigen bezorgdheid en angst zal begrijpen en haar door overreding van haar bekrompenheid zal pogen te verlossen. Het betekent dat de vrouw zal pogen het wijdere bestaan van de man mee te leven, ook wanneer zij de algemene doeleinden van de strijd waaraan hij deelneemt nog niet heeft leren begrijpen. Medegevoel is de grote kracht van het gemoed, die, in het sociale instinct wortelend, te hulp komt, wanneer het verstandelijk inzicht nog te zwak is om het werk van verenigen en verbinden te kunnen vervullen. Medegevoel behoedt voor harteloos najagen van genot door verandering, voor ruwheid en grofheid, voor het verwaarlozen van de zwakken, het verstoten van de afhankelijken. Het proletariaat, dat om zijn strijd tot een goed einde te voeren, zijn medegevoel aldoor intensief verdiepen en extensief veralgemenen moet, tot het de dervende massa’s der gehele aarde innerlijk verenigt, behoort dit gevoel ook te maken tot een voornaam element van zijn seksuele verhoudingen.

De toepassing van de proletarisch-communistische moraal op seksueel gebied moet van alle leden van revolutionaire partijen, in de eerste plaats echter van de leiders van die partijen, geëist worden. Ten eerste omdat deze, reeds in het stadium van de revolutionaire voorbereiding, hoeveel temeer gedurende de revolutie, zoveel mogelijk onbelemmerd over hun psychische energie moeten kunnen beschikken. Zeker zal een verbintenis, wettig of onwettig, met een vrouw, die de beste kameraad van haar man is, deze een bron zijn van kracht. Seksuele ongebondenheid echter is even zeker voor de man een bron van zwakheid. Wie op seksueel gebied behoort tot de genotzuchtige zwervers, kan innerlijk nooit geheel vrij en geheel rustig zijn. Een groot deel van zijn energie wordt in de opwindende jacht op telkens nieuwe objecten van zijn lust verspild. In het wezen van zulk een erotisch zwerver ligt gebrek aan zelfbeheersing, in de regel neemt hij het met de waarheid niet nauw, zijn medegevoel en vaak zijn besef van verantwoordelijkheid worden tot zwijgen gebracht door zijn zelfzuchtige begeerte en niet minder door de ijdelheid, die vaak in zijn leven nog groter rol dan de genotzucht speelt. Dergelijke naturen zijn in het algemeen niet geschikt als leiders van het proletariaat op te treden; welke schitterende eigenschappen zij ook mogen bezitten, voor verantwoordelijke posten deugen zij niet. Vooral echter in de huidige fase van haar strijd heeft de arbeidersklasse leiders nodig die uitmunten door strenge zelfbeheersing en zelfbeteugeling. Die leiders moeten in staat zijn, een meer dan gewoon kwantum seksuele energie te “sublimeren”, dat is te richten op algemene, politieke en sociale doeleinden.

Het beste tegengif voor de levensleegte en de innerlijke onrust, die, vaak nog méér dan gepassioneerdheid, de oorzaken van seksuele ongebondenheid zijn, is het zich verheffen tot het levend besef der wezenlijke eenheid van al het bestaande. Het doorstroomd worden van dit besef lijkt ons het grote heilmiddel, dat tot het overwinnen van de lagere lusten, tot zuivering en heiliging van de geslachtelijke verbindingen kan voeren. Immers, geen ander gevoel bezit in zo hoge mate het vermogen, onrust in rust, inwendige leegte in volheid des gemoeds te doen verkeren. Maar aandacht en concentratie zijn de wegen, die tot dit gevoel of besef kunnen leiden en zij zijn voor wie middenin de strijd staan moeilijk te vinden.


In tegenstelling tot Trotski, die – zoals uit enkele hierboven aangehaalde passages duidelijk blijkt – beseft, dat de nieuwe geslachtelijke verhoudingen en de nieuwe gezinsvormen enkel kunnen groeien in organisch verband met het geheel van de nieuwe samenleving, en dat het bewuste streven van die groei een belangrijke factor moet zijn, vat Preobrazhensky – wat ons niet kan verwonderen – het tot stand komen van nieuwe vormen op dit gebied àl te simplistisch en te mechanisch op.

In zijn beschouwing over de seksuele moraal van de socialistische samenleving komt het tekort van het sociaal-rationalistisch utilitarisme duidelijk aan het licht.

De gesocialiseerde mens van de toekomst, aldus Preobrazhensky, zal in het seksuele verkeer geen persoonlijke bevrediging meer zoeken; integendeel zal de geslachtsdrift geheel en al in dienst van de lichamelijke verbetering van het menselijk geslacht gesteld worden. De wetenschap zal uitmaken wie de meest passenden zijn, om dat geslacht voort te telen. Wanneer zij haar veto uitspreekt, zal de vrouw haar moederlijk instinct, de man zijn verlangen naar nakomelingschap onderdrukken.

Het eerste wat ons in deze beschouwing treft is het geloof van de schrijver aan een toekomst, waarin de sociale gevoelens de mens zó volkomen zullen beheersen, dat van innerlijke conflicten, van strijd tussen die gevoelens en de zelfzuchtige neigingen geen sprake meer zal zijn. De mens zal “vanzelf” doen, wat het heil der gemeenschap eist; zo te handelen zal voor hemzelf een voortdurende bron van geluk en voldoening zijn. Het vertrouwen, dat de moraal der toekomst zich bevrijden zal van het begrip van de plicht, het begrip dat de mens enkel het goede doet na tweestrijd en het overwinnen van innerlijke weerstand – dat vertrouwen hebben marxistische sociologen als Boecharin en Preobrazhensky met enkele moralisten gemeen, wier inzichten over de maatschappelijke evolutie in fundamentele opzichten van de hunne afwijken. Wij noemen Nietzsche, Guyau, Clara Wichman, Carpenter. En zeker heeft hun vertrouwen, dat tot op zekere hoogte ook het onze is, een sterke grondslag in het dialectisch marxisme, dat zowel de grote, de bijna onbegrensde invloed van de maatschappelijke verhoudingen op de inhoud van het bewustzijn als de betekenis van de geest en de wil tot het veranderen van deze verhoudingen, op schitterende wijze in het licht heeft gesteld. Maar zijn mechanisch-rationalistische interpretatie van het marxisme leidt Preobrazhensky o.i. op dit punt tot een àl te simplistisch en eenzijdig optimisme. Hij onderschat naar ons voorkomt de blijvende invloed der organische instincten op de menselijke gedragingen; hij schakelt de persoonlijkheid voor de gemeenschap der toekomst zo goed als geheel uit – terwijl toch het stijgen der mensheid tot een hogere vorm van cultuur zich in de eerste plaats in de verfijning en tevens de versterking der persoonlijkheid zal openbaren – en hij wil ten slotte de empirische wetenschap oprichten als de afgod, waarvoor de gemeenschap der toekomst zal knielen.

Dit laatste nu is volstrekt onmarxistisch, het is een terugval in een burgerlijk-radicale denkwijze. De mogelijke betekenis van de eugenese voor de maatschappij van de toekomst kunnen wij hier stilzwijgend voorbijgaan. Of die wetenschap eens in staat zal zijn, het ingewikkelde en subtiele weefsel van de erfelijkheidsfactoren uiteen te rafelen en de middelen aan te geven, waardoor de mens de uitkomsten der generatie volkomen zal beheersen? Wij weten het niet; wel echter weten wij, dat zij heden van dit alles nog zeer ver verwijderd is. Zeker zal, dit is ook onze overtuiging, in een socialistische samenleving het gevoel der verantwoordelijkheid van het individu voor de komende generaties een kracht bereiken, die wij ons thans moeilijk kunnen voorstellen. Elk individu zal beseffen een drager te zijn van het Leven, beseffen dat het ook van hem afhangt, of dit in volgende generaties tot groter intensiteit en hoger volmaking zal stijgen. En ongetwijfeld zal de dwingende en de straffende wet allengs vervangen kunnen worden door de suggererende en opvoedende kracht van de openbare mening. Wanneer reeds de half getemde primitieve mens, wiens seksuele driften oneindig sterker waren dan die van de mens-der-beschaving, zich stipt hield aan de door de gemeenschap vastgestelde regels voor het geslachtsverkeer, dan mogen wij zonder overmatig optimisme aannemen dat in de socialistische samenleving de individuen zich aan de regels-van-gedrag zullen houden, die het algemene heil van hen eist.

Echter, het zwaartepunt leggen wij hier niet, zoals Preobrazhensky doet, op de beperkingen en verboden, maar op het positieve beginsel, op de scheppende arbeid der mensheid aan zichzelf. Deze zal naar wij verwachten niet enkel streven naar “fysieke verbetering van het ras” maar ook naar veredeling en verfijning. En zij zal bij dat streven niet genoeg hebben aan de uitspraken en de geboden der wetenschap; ook de affiniteiten, de intuïties en suggesties van voortdurend rijker geslepen persoonlijkheden zullen haar een richtsnoer zijn.

De opvatting, die Preobrazhensky ten aanzien van “de” wetenschap huldigt, herinnert aan die van de burgerlijke positivisten. Zo het communisme deze niet wil navolgen in overschatting van de rationele en in onderschatting van de irrationele vermogens, dan moet het zich verzetten tegen een opvatting, die in de samenleving der toekomst de wetenschap wil doen optreden als de opperste macht, een macht, de gedragingen der individuen regelend, ook dáár waar die gedragingen de sfeer raken van de intiemste en meest persoonlijke gevoelens. Ongetwijfeld zal de wetenschap in de socialistische maatschappij in het leven der individuen als producenten regelend, ingrijpen, maar in alles wat buiten de productie ligt, zal, naar wij hopen, steeds groter vrijheid heersen, doordat de gemeenschap steeds meer zal kunnen vertrouwen op het inzicht en het samenhorigheisdgevoel van haar leden. Wat de wetenschap aangaat verwachten wij dat zij, mogelijkerwijze na een tijdperk van grote aanmatiging – zoals wij zeer zeker een tijdperk van vergoddelijking der machine tegemoet gaan – bescheidener zal worden. Wij verwachten dat zij eens zal erkennen, hoe op het gebied van geslachtsliefde, dat niet enkel met onze organische instincten samenhangt, maar ook nauw verband houdt met ons diepste gemoedsleven, onze verbeelding en onze intuïtie, nog andere factoren tot hun recht moeten komen, dan die der “fysieke verbetering” van het ras. Wij kunnen ons geen socialistische samenleving denken, waarin aan die verbetering al het andere ondergeschikt zou worden gemaakt. Immers dit zou een minachting inhouden voor de mens als schepper van geestelijke en artistieke waarden, die met onze voorstelling van het socialisme onverenigbaar is. In die voorstelling past een harmonische ontplooiing van de verschillende menselijke krachten en vermogens, niet de onderdrukking en afsterving van één kant van zijn wezen.

Het is ook op dit punt Preobrazhenskys mechanische opvatting van het marxisme, die hem verhindert de samengesteldheid der vraagstukken te erkennen en hem de oplossing te eenvoudig doet achten. Wanneer hij bijvoorbeeld de onderdrukking van het moederlijk instinct en het verlangen naar nakomelingschap in de gesocialiseerde mens voorstelt als iets wat vanzelf spreekt, zodra deze door de wetenschap ongeschikt wordt geacht om het geslacht voort te planten, of wanneer hij de vraag of voor die mens al dan niet het monogame huwelijk de heersende vorm van het geslachtelijk verkeer zal zijn, van geen gewicht vindt, “immers de kinderen zullen toch door de gemeenschap worden opgevoed”, – dan ziet hij zowel de enorme invloed van de seksuele gevoelens op het gehele bewustzijn als de invloed der geslachtelijke verhoudingen op het maatschappelijke leven voorbij.

Van iemand die de uitspraken der wetenschap zo absoluut aanvaardt als Preobrazhensky dit schijnt te doen, verwondert het ons dat hij niet de minste rekening houdt met dat, wat de moderne psychologie ons over de gevolgen der onderdrukking van de seksuele instincten voor het individu geleerd heeft, – te weten, dat zij in vele gevallen tot ernstige storingen van het psychische evenwicht aanleiding geeft. Beter dan van onderdrukking ware het hier geweest te spreken van “sublimering”, – de term, waarmee de nieuwe analytische psychologie het dienstbaar maken van de psychische energie, die oorspronkelijk enkel gericht was op de bevrediging van seksuele verlangens en (of) van begeerte-naar-macht, aan onzelfzuchtige sociale en geestelijke doeleinden.

In deze richting van “sublimering” gaan oneindige perspectieven open; wij mogen zeker verwachten dat de gesocialiseerde mens van de toekomst in het werken voor de gemeenschap veel groter bevrediging zal vinden dan de individualistische mens van het kapitalistische tijdperk en dat het stellen van zijn psychische energie in dienst der gemeenschap voor hem zelf een bron van vreugde zal kunnen zijn. De betekenis van de bewuste en onbewuste seksualiteit voor het leven van de eenling zal zeker geringer worden naarmate het besef van samenhorigheid toeneemt en de gemeenschap meer in het middelpunt van het bewustzijn al van haar leden komt te staan. Meer en meer zal haar dienst een natuurlijke levensvervulling worden en zal dit ook worden beseft.

Laten wij er echter vooral voor waken, ons deze gehele verandering in de aanpassing van het bewustzijn voor te stellen als een mechanisch-causaal gebeuren. Zij kan enkel de uitkomst zijn van bewust streven, van innerlijke strijd en innerlijke overwinningen, overwinningen van de sociale gevoelens op de zelfzuchtige aandriften van het speciaal-menselijke op het dierlijke in de mens. De wet, dat het nieuwe zich slechts baan breekt door het offer van het oude, het hogere door dat van het lagere, dat de ondergang der beperkte, vluchtige verschijning, het vergaan van de vorm nodig is, opdat het ontijdelijke wezen blijve leven, – die wet is een algemene levens- en een kosmische wet. En zij zal de ontwikkeling der mensheid blijven beheersen, onafhankelijk van de vorm der maatschappij.

_______________
[42] pp. 50-51 van de Eng. uitg.