Herman Pieterson

Het geheim van Van Agt


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, juni/juli 1981, nr. 30
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA


Verwant
Mogen socialisten deelnemen aan een burgerlijke regering?
Nederland, den Uyl en de klassenstrijd
Voorlopige balans van de regeringspolitiek


Er moeten twee erg frustrerende beroepen zijn op dit moment. Econoom-voorspeller bij de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) of bij het Nederlandse Centraal Planbureau (CPB) is er een van. Het andere is minister in de regering Van Agt. Nog afgezien van het verloop in die ploeg (de ministers lossen elkaar regelmatig af), moet dat vooral zo zijn omdat deze regering er niet in geslaagd lijkt haar beleid uit te voeren. Dat geldt vooral op het economische vlak.

Nadat eind 1977 toch nog een CDA-VVD-regering in elkaar was gezet kwam Van Agt begin 1978 met een betrekkelijk nietszeggende regeringsverklaring. Het leek er sterk op dat de vele (ook linkse) commentatoren gelijk kregen. Dat nieuwe kabinet kon een weinig ander beleid gaan voeren dan Den Uyl. En verder bestond het eigenlijk vooral uit grijze figuren van middelmatige kwaliteit. De geringste geluiden uit een toch zo nette organisaties als het CNV waren al genoeg om alom het “maatschappelijk draagvlak” van de regering Van Agt in twijfel te trekken. Bezuinigingen op de overheidsuitgaven waren al onder Den Uyl ingezet (de zogeheten éénprocentsoperatie van Duijsenberg). Verschil van mening tussen Den Uyl en het financiëel-economische koppel Andriessen-Van Aardenne, bestond eigenlijk vooral over de vraag hóe er bezuinigd kon worden. Ook het bekend maken van het pakket maatregelen dat Bestek ’81 werd genoemd, maakte nog, weinig duidelijk. De doelen die daarin werden gesteld waren: afremmen van de stijging van de overheidsuitgaven door 10 miljard te bezuinigen, m.n. op de overheidssalarissen en op onderwijs en welzijn; terugdringen van de inflatie; en terugdringen van de werkloosheid. Drie jaar na dato de balans opmakend blijkt daar bitter weinig van terecht te zijn gekomen. De werkloosheid is blijven stijgen van rond de 200.000 tot rond de 350.000 nu. De inflatie is inderdaad in 1978 en 1979 minder geworden, maar is inmiddels weer gaan oplopen tot tegen de 7 %. Daarmee heeft Nederland nog altijd een van de laagste inflatievoeten ter wereld (maar dat zegt meer over de inflatie elders). Er is tenslotte meer dan 10 miljard bezuinigd, maar de stijging van de overheidsuitgaven is onverminderd doorgegaan. Zelfs dusdanig, dat het tekort van de overheid groter is dan ooit tevoren. Hetgeen de inflatie juist in de hand werkt.

In normale omstandigheden zou een directie die zulke flagrante missers op zijn naam heeft door de aandeelhouders naar huis worden gestuurd. Mogelijk met een gouden handdruk van 2 miljoen, maar toch echt naar huis. Dit kabinet mag zijn termijn uitzitten. En of er nu een tweede kabinet Van Agt komt, of een ander kabinet (met PvdA en D’66), het lijkt er op dat het komende kabinet een zelfde soort beleid zal gaan voeren als Van Agt en co. De aandeelhouders van de nv Nederland schijnen dus wel iets in de politiek van deze regering te zien. Maar wat in godsnaam?

Om daar achter te komen moeten we de begrotingen, de werkloosheid op korte termijn, en de mooie beloftes even terzijde laten. Die spelen wel een rol, maar niet die rol die de parlementaire tegenstanders van Van Agt ons willen doen geloven. Want dat is het zotte: op het gebied van de mooie plannen en economische beloftes zijn PvdA, D’66 en zelfs de CPN even actief als de regeringspartijen. Hoeveel die projecten waard zijn gaan we hier nu niet uit de doeken doen. Het lijkt voldoende om vast te stellen dat zelfs binnen die partijen aan de uitvoerbaarheid van de eigen plannen sterk wordt getwijfeld. De reden voor de betrekkelijke tevredenheid van de Nederlandse ondernemers met dit kabinet is een heel andere: men beseft daar, waarschijnlijk meer dan in de kantoren van CPB, SER en regering, dat de huidige crisis een structurele crisis is, die niet één twee drie met wat kunstgrepen gaat worden opgelost. Het totale, en vooral het sociale en politieke beleid van de regering is een stapje geweest op weg die de ondernemers de komende jaren willen gaan.


Kortingen


Het verzet in 1980 tegen de loonmaatregel zou kunnen doen vergeten dat dit kabinet al eerder loonmaatregelen aan het doorvoeren was. Om precies te zijn, zijn de Bestekkortingen op de salarissen van de ambtenaren en trendvolgers in 1978 aangekondigd en vanaf 1979 uitgevoerd. Het waren dan ook de ambtenaren die als eersten in actie kwamen tegen de regering Van Agt. Door het isolement van deze acties, en doordat de leiding van de ABVA wel wilde dreigen ter ondersteuning van de onderhandelingen in het Georganiseerd Overleg, maar uiteindelijk niet de acties tot het eind wilde leiden, heeft dat nauwelijks effect gehad. Wel werden onregelmatigheidstoeslagen behouden en werd de korting niet een half procent per half jaar, maar naar loonhoogte gevarieerd tussen drie en zeventiende procent. Maar dokken doet het overheidspersoneel toch. Het succes van het kabinet is hier vooral te verklaren door de positie van de ambtenaren. Jarenlang een groep met schijnbaar een veilige positie, heeft de ambtenarenvakbeweging zich meer dan wie ook op overleg toegelegd. Omschakelen bleek nu snel nodig, maar was niet volledig. Het wantrouwen tegen ambtenaren die boven stapels papier een dutje doen of mensen van het ene loket naar het andere sturen werd handig uitgebuit om de actie te isoleren. Trambestuurder, stratenmaker en postbesteller draaiden zo op voor de betrekkelijke voorrechten van hun hoogste chefs. Ook het beeld van de trendvolgers werd vakkundig verdraaid. De gezondheidszorg werd zorgvuldig verzwegen, de sokken-pulkende welzijnswerker als voorbeeld opgevoerd. Dat de werkers in de eerste lijn (de directe uitvoering) van het welzijnswerk ook vaak overuren maken bleef onbekend. Je kunt zeggen dat het belangrijkste succes van de regering bij het korten van de ambtenarensalarissen geweest is het isoleren van hun acties, en het uitspelen van de arbeiders in het particuliere bedrijfsleven tegen deze groep collega’s. Ook het onderwijs (een van de sectoren die al onder de kortingen op de ambtenarensalarissen vallen) wordt verder aangepakt. Nu weer onder het motto dat het hier gaat om grote groepen hoog betaalden. Dat is ook weer voor minder dan de helft waar, maar nog dit jaar gaat Pais proberen zijn begroting sluitend te maken ten koste van studenten in HBO en WO (door verhoging van school- en collegegelden) en van de salarissen in het onderwijs.


Gifgroen gras


Vermoedelijk het belangrijkste succes van het milieubeleid van deze regering is de Rijn. Niet dat die nu zo veel schoner wordt (wel een beetje, maar dat komt door het milieubeleid in Duitsland), maar er bestaat nu tenminste duidelijkheid over de zoutlozingen van de Franse kalimijnen. Die gaan gewoon door. En alle partners van Frankrijk in het Rijnverdrag zijn het daar, mét Nederland, niet mee eens. Ook dat heeft geen direct effect, want niemand kan Frankrijk dwingen tot een ander beleid. We zien hier het milieubeleid in haar opperste vorm. We weten wat slecht is voor het milieu. We proberen daar wat aan te doen (dat is ook in het belang van de ondernemers, kankerverwekkende stoffen maken nu eenmaal geen onderscheid naar klassepositie tussen mensen, en te zout water moet tegen hoge kosten ontzilt worden), maar de regering staat feitelijk machteloos. De ontdekking van de gifbelt onder Lekkerkerk-West heeft tot een nog niet gesloten rij “nieuwe” oude gifbelten geleid. De grootste is vermoedelijk die in de Volgermeerpolder benoorden Amsterdam. De mogelijkheid van de overheid (rijk of gemeente) om de kosten van het ruimen van zulke hoeveelheden werkelijk op de daders (ondernemingen die in de jaren vijftig en zestig stilletjes hun gang konden gaan) te verhalen zijn beperkt. En wat erger is, nieuwe vergiftiging kan gewoon doorgaan, zelfs als we er achterkomen dat stoffen levensgevaarlijk zijn. Dat kunnen we zien aan de zaak met het methylbromide, dat in kassen gebruikt wordt om ongedierte te bestrijden. Daar is ook onomwonden toegegeven waarom ontheffingen worden verleend: een alternatief moet financieel haalbaar zijn. Zo niet, de gifspuit erover.

Ook het milieubeheer in ruimere zin stelt weinig voor. Het is mogelijk gebleken door actie een polder bij Weesp ten dele te redden. De spoorlijn naar Almere en Lelystad is nu verschoven. Het verlies voor het milieu is daarmee maar een derde van de polder, in plaats van bijna de hele polder. En onmiddellijk blijkt de bereidheid om de spoorlijn twintig kilometer verderop om een natuurgebied heen te leggen nul te zijn. In dezelfde streek (de IJsselmeerpolders) wil de regering de Markerwaard droogleggen, terwijl bijna iedereen die er mee te maken heeft ertegen is. Zelfs is het de vraag of de Markerwaard in regeringsstijl wel rendabel als landbouwgrond te gebruiken zou zijn. Vandaar dat we de droogmaking van de Markerwaard niet los kunnen zien van het aloude plan om er een nieuw vliegveld aan te leggen. Misschien niet meteen, maar wel over een tijdje. De milieupolitiek van de regering blijkt zo veel verder te gaan dan de goede bedoelingen van minister Ginjaar. Het gaat om een bufferbeleid: de hoofdlijnen van de ondernemers- en bestuurdersplannen worden uitgevoerd, terwijl het ministerie van volksgezondheid en milieuhygiëne als buffer voor de actiegroepen dienst doet.

Op een veel openlijker wijze wordt dit beleid toegepast in het energievraagstuk. We zien weer even af van het feit dat er helemaal geen acute energietekorten zijn, maar dat we vooral te maken hebben met kunstmatige tekorten die door de energiemonopolies worden veroorzaakt. De aangekondigde “Brede Maatschappelijke Discussie” over energie is nog steeds niet begonnen. De twee ton voor jonker De Brauw zullen dat begin ook niet versnellen. In feite staan voor de regering de uitkomsten van de “discussie” al vast. De ultracentrifugefabriek bij Almelo is vergroot. De kerncentrales bij Borsele en Dodewaard zijn blijvertjes voor Van Agt en Van Aardenne. De energiemonopolies Shell en Exxon strijken gigantische winsten op uit het aardgas en gebruiken dat om hun positie te versterken, ook bij het onderzoek naar alternatieve energiebronnen. Het regeringsbeleid is erop gericht dat onderzoek ook in de eerste plaats in particuliere handen te laten. Uitzondering lijkt de windenergie te zijn, maar die is waarschijnlijk ook het minst rendabel.

Rond de kerncentrales weven Van Agt en Van Aardenne hun energienet. De BMD is vooral bedoeld om de beweging tegen kernenergie te lijmen, of in elk geval te neutraliseren. Tegelijk hebben VNO en NCW een miljoenencampagne vóór kernenergie aangekondigd. Toegang tot de media voor de kernenergietegenstanders blijft beperkt. In die situatie kan de BMD – versie De Brauw zelfs geen schijn van eerlijkheid krijgen. De regering Van Agt treedt hier zonder omwegen op als pleitbezorger van het beleid van een paar grote ondernemingen die belangen hebben in de kernenergie.


Discipline moet er zijn


Bij de acties tegen kernenergie zijn we de afgelopen tijd steeds duidelijker een ander stukje van het regeringsbeleid tegengekomen.. De duizenden ME’ers bij Dodewaard in oktober verleden jaar stonden daar niet voor nop. Niet dat er iemand echt dacht dat door de kernenergietegenstanders heel gevaarlijke dingen zouden worden gedaan. Dat was, zeker de weken direct voor de blokkadeactie, alom duidelijk. De regering kon hier handig gebruik maken van de onduidelijke actie van de Dodewaard-moet-dicht-groepen. De uitvoerbaarheid van een echte blokkade was nooit zo reëel. Maar voor de miljoenen in de huiskamers was dat niet duidelijk. En hoe kun je anders echt blokkeren, behalve door geweld? Op die punten werd ingespeeld en wordt nog steeds bij elke grotere actie van kernenergie- en kraakbeweging ingespeeld. De massamedia worden door de regering bewust gebruikt om een beeld te scheppen van voortdurende bedreiging van de rechtsorde. Dat in die orde het recht aan de kant van de ondernemer en de speculant staat, wordt zo veel mogelijk verdonkeremaand. Gevolg: veel mensen die kernenergie gevaarlijk vinden, aanvaarden de inzet van de ME; en veel mensen die onder de woningnood te lijden hebben zien de kraakbeweging, niet de speculant, als vijandig aan hun belangen. Het ME-optreden is daarmee vooral een politiek optreden geworden. Het is de bedoeling van de regering het verschijnen van tientallen ME’ers in het straatbeeld bij zelfs kleine demonstraties en stakingen als normaal te doen aanvaarden. En daarin heeft ze voor een deel succes. Ook bij de wetgeving zien we een dergelijke opstelling van het kabinet Van Agt. Het duidelijkst is dat bij de zogenaamde leegstandswet. Nadat het alom duidelijk was geworden dat een openlijke anti-kraakwet op enorme weerstanden zou stuiten, werd de aanpak veranderd. Het gaat in de leegstandswet niet meer om kraken, maar om het niet legaal gebruiken van huizen en bedrijfspanden. Eén van de manieren waarop een eigenaar zijn pand legaal als speculatieobject kan gebruiken is door de leegstand te melden. Wie dan kraakt is direct in overtreding; er kan onmiddellijk ontruimd worden. Daarbij bevat de wet nog een nieuwtje: de identiteit van de betreffende kraker hoeft niet eerst te worden vastgesteld. Op die regel nemen de rechters nu al een voorschot. Wat hier eigenlijk gebeurt is het op één lijn stellen van speculant en kraker, waarbij de rechtsmiddelen aan de kant van de bezitter staan. Tegelijk slaagt de regering erin de kraakbeweging in een kwaad daglicht te stellen. Deze wet heeft allereerst een politiek disciplinerende, om niet te zeggen criminaliserende functie.

Maar ook op andere gebieden is deze regering bezig geweest met het voorbereiden van wetten. Voor het wetenschappelijk onderwijs heeft Pais zijn tweefasenstructuur door de Tweede Kamer gesleept. Samen met de Kaderwet Hoger Onderwijs, die ook het HBO bestrijkt wordt hiermee een begin gemaakt met een grootscheepse poging tot reorganisatie. Erg origineel is Pais hier niet. Hij borduurt voort op de herstructureringsplannen die al sinds de jaren zestig in omloop zijn. In het vorige nummer van De Internationale is Robert Went uitgebreider op de samenhang in de plannen van Pais ingegaan. Achtergrond van de herstructurering van het hele onderwijs is de noodzaak de scholieren en studenten te disciplineren. De modern-technocratische manier die het vorige kabinet (via staatssecretaris Klein) gebruikte, gaat deze regering niet ver genoeg. Er moet zo veel mogelijk afstemming komen van onderwijs op de arbeidsmarkt. De verhalen over algemene vorming en participatie van het kabinet Den Uyl blijken plaats te hebben gemaakt voor duffe rekenarij en de botte bijl. Maar hier zien we ook waar de opzet van dit kabinet zijn grenzen heeft. Een groot deel van de gevestigde onderwijswereld zal niet zonder slag of stoot meewerken. Niet omdat hoogleraren en directeuren van HBO-instellingen nu zo progressief zijn. Maar omdat er ook aan hun posities geknabbeld wordt. Dat gaat waarschijnlijk verdere vertraging van de plannen betekenen, en in elk geval uitvoering ervan duurder maken omdat er – indirect, via nieuwe posities – heel wat mensen moeten worden afgekocht.

Pais’ collega en partijgenoot Wiegel vergaat het net zo. Al jarenlang zijn de achtereenvolgende bewindsvoerders op het ministerie van binnenlandse zaken bezig het bestuursapparaat van de staat der Nederlanden te stroomlijnen. De huidige structuur van meer dan 800 gemeentes, 11 provincies en nog wat los spul als de IJsselmeerpolders is in principe zo’n honderddertig jaar oud. Thorbecke zelf heeft er nog de hand in gehad. Nu, in 1981, voldoet die structuur niet meer. Ze is niet efficiënt genoeg, zeker niet waar tal van sociaaleconomische problemen grotere gebieden dan de gemeentes, en vaak andere gebieden dan de provincies betreffen. Vaardige ambtenaren kwamen daarom al vijftien jaar geleden met plannen tot invoering van een dikke veertig nieuwe provincies. Momenteel is daar, juist door het verzet van gevestigde belangen van provinciale bestuursapparaten, heel wat minder van over. Wiegel is eigenlijk alleen nog bezig met het zelfstandig maken van Rijnmond, en het ombouwen van Overijssel en stukken Gelderland tot twee provincies IJsselland en Twente. Tegelijk is de gemeentelijke herindeling enthousiast ter hand genomen. In de praktijk zien we dat dit kabinet aanstuurt op veel minder, en dus grotere gemeentes, en iets meer provincies dan nu. Daarbij wordt touwgetrokken over de bevoegdheden van gemeentes en provincies. Waarschijnlijk loopt dat er op uit dat de gemeentes, waar de invloed van de burgers theoretisch het grootst is, minder te vertellen krijgen, ten gunste van de provincies. Van de stroomlijning is dan nog maar weinig overgebleven. Behalve dan de verdere centralisatie van het bestuursapparaat.

In eerste instantie kosten zulke reorganisaties natuurlijk handenvol geld. Mogelijk dat op lange termijn erdoor bezuinigd wordt. Maar een nieuw bestuursorgaan opzetten kost miljoenen. Welnu, die miljoenen zijn er vaak niet. Een fraai voorbeeld daarvan is de Kaderwet Specifiek Welzijn. Een variatie op het inmiddels bekende bestuurlijke thema. Decentralisatie van het welzijnsbeleid zou moeten gaan dienen om de burgers directer bij het (in dit geval welzijns) beleid te betrekken. Daartoe zouden taken van het ministerie van CRM moeten worden gedelegeerd aan de gemeentes. Afgezien van het feit dat voor het welzijn zo bepalende zaken als werk, wonen en gezondheid buiten deze kaderwet vallen, heeft de hele decentralisatieoperatie nog een groot gebrek: in plaats van mensen te betrekken bij hun welzijn, worden plaatselijke verenigingsbestuurders betrokken bij een vechtpartij om geld dat er niet is. Want de “decentralisatie” zou “budgettair neutraal” moeten zijn. In normaal Nederlands, het mag geen cent méér kosten. Tegelijk zou het een aantasting betekenen van allerlei posities bij CRM, en bij landelijke organen in welzijn. Het eerste gevolg was dat de ontwerpkaderwet, die nog net door het kabinet Den Uyl was ingediend op de lange baan werd geschoven, en inmiddels ook van die baan af is. Het tweede gevolg was dat de bedreigde bureaucratieën in de geest van de wet voorschriften gingen maken die van de nieuwe gemeentelijke bevoegdheden in de praktijk weinig heel lieten (via de zogenaamde rijksbijdrageregelingen). En het derde gevolg was dat plaatselijk de bestuurders elkaar in de haren gingen zitten over de vraag waar er door wie moest worden bezuinigd. Alles bij elkaar een staaltje van wanbeleid van de eerste orde. Zowel de ambtenaren van CRM, als de gemeentebesturen, als een groot deel van de welzijnsinstellingen zien de huidige gang van zaken niet zitten. Enige succes van de regering op dit gebied is dat ze er in slaagt de bezuinigingen als middel voor politieke disciplinering te hanteren, zonder zelf vuile handen te maken: immers, de plaatselijke instellingen vechten het subsidiegebrek uit. Dat daarbij de traditionele instellingen het winnen van de alternatieve, de conservatieve van de kritische, mag niemand verbazen.


Emancipatie of vrouwenbevrijding


Het kabinet Van Agt telt ook een coördinerend staatssecretaris voor emancipatiezaken. Mevrouw Kraaijeveld-Wouters schijnt aan dat coördineren haar handen vol te hebben. Want erg veel meer lijkt ze niet te doen. Zelfs haar begrotingen maakt ze niet op, wat een prestatie op zich genoemd mag worden. Het emancipatiebeleid van de regering lijkt er op velerlei gebied vooral op gericht te zijn een anders onpopulair beleid van enige make-up te voorzien. De pogingen om als antwoord op de bezuinigingen in de welzijnssector het vrijwilligerswerk te bevorderen onder emancipatoire vlag is een goed voorbeeld. In plaats van werkelijke zelfstandigheid van vrouwen probeert het kabinet de vrouw weer terug te zetten in haar verzorgende rol en tegelijk haar afhankelijkheid van haar echtgenoot te vergroten. In het onderwijs hebben de open school projecten (beperkte maar reële) mogelijkheden geboden aan vrouwen met alleen lagere school. Vrouwen uit de arbeidersklasse, konden hiervan profiteren. Pais is bezig de open scholen de nek om te draaien. Ook weer met als verpakking het gelijkschakelen van kansen. Maar als je om gelijkgeschakeld te worden eerst jezelf moet uitschakelen, kun je weinig verder komen.

De abortuswet Ginjaar-De Ruyter is ook een staaltje van regeringsbeleid. Als je al een hele staatssecretaris krijgt, moet je niet te veel zeuren over zelfbeschikkingsrecht over je eigen lijf, lijkt de regering hier te roepen. Omdat in het vorige nummer van dit blad door Rienke Schutte al uitgebreid op de abortusbeweging is ingegaan halen we hier alleen de meest kenmerkende trekjes van de wet naar voren. In schijn wordt abortus toegestaan. Tegelijk worden beperkingen vastgesteld. De vijf dagen bedenktijd is een extra drempel. Uiteindelijk beslist de arts, die bovendien geen plicht heeft door te verwijzen naar een ander als hij zelf tegen is. Klinieken en ziekenhuizen worden aan nader te bepalen regels onderworpen. Abortus kan niet in het ziekenfonds, waardoor de ingreep ook financieel lastiger wordt. Overtredingen van de wet vallen onder het strafrecht, in tegenstelling tot alle andere medische ingrepen. Bij elkaar genomen betekent dat dus het wekken van een schijn van liberalisering, terwijl een aartsconservatief beleid wordt gevoerd.


Nederlanders, wat zijn dat?


De bevolking van wat nu Nederland is, is in de afgelopen eeuwen uit tal van hoeken komen aanwaaien. De befaamde Batavieren moeten uit Duitsland zijn gekomen. Oost-Europa leverde drie eeuwen geleden haar aandeel, en opnieuw bij de start van de mijnbouw in Limburg. In de jaren vijftig kwamen de Indische Nederlanders “terug”, naar een land dat ze meestal nooit gezien hadden. Met al deze groepen hebben de voorouders van mevrouw Haars, staatssecretaris voor vreemdelingenhaat, nooit moeite gehad. En voor zover ze dat wel hadden, wordt dat (het antisemitisme) nu, gelukkig, niet meer aanvaard.

In de jaren zestig vooral heeft de Nederlandse industrie grote aantallen buitenlanders hierheen gehaald. Net als vroeger. De meesten van hen hebben hun eigen cultuur behouden, en hun taal, ook net als vroeger. Maar nu het in Nederland economisch slechter gaat, zitten ze op de schopstoel. Illegaal zijn betekent overgeleverd zijn aan totale willekeur. Ben je als buitenlander legaal, dan heb je kans je baan kwijt te raken, en zo na een tijdje illegaal te worden. Inmiddels kan hetzelfde ook Surinamers overkomen. Het vreemdelingenbeleid van deze regering heeft één ding voor op andere onderdelen van dat beleid. Het is glashelder. Het is gericht op het kweken van rassenhaat. De behandeling van de zigeuners is daarvan het zoveelste bewijs geweest.

De acties tegen Haars hebben wel deelsuccessen weten te boeken, zoals de legalisering van de “182” en het respijt voor de zigeuners. Maar haar beleid is als geheel niet aangetast. Het maakt in 1981, veertig jaar na de Februaristaking, alles uit waar je geboren bent, welke taal je spreekt, en hoe je neus er uitziet. Hier wordt zelfs geen poging gedaan een mooie saus over het uitwijzingsbeleid te gieten. Dat komt omdat hier de regering niet gehinderd wordt door grote groepen mensen waar ze rekening mee hoeft te houden. Integendeel: geen rekening houden met de betrokkenen heeft een duidelijk resultaat. Het helpt de in Nederland geboren arbeiders zand in de ogen te strooien. Het vreemdelingenbeleid van CDA en VVD is het meest openlijke bewijs voor het reactionaire karakter van deze regering.


Nederland in den vreemde


Een klein land als Nederland heeft nu eenmaal veel buitenland, vandaar dat de minister van buitenlandse zaken ook zo vaak weg is. Zeker nu hij als EEG-ministerraadsvoorzitter mag optreden. Dat Van der Klaauw zich op Ollie B. Bommel-achtige wijze steevast in de nesten werkt, om er door Tom Poes – Van Agt – weer uitgehaald te worden is de meer belachelijke kant van het buitenlands beleid van het team Van Agt. Maar er zit meer achter. Als we hun belangrijkste wapenfeiten op een rijtje zetten is er wel degelijk een lijn in te ontdekken. De Urenco-affaire, daarbij speciaal de uraniumleveranties aan Brazilië, Libanon, de plaatsing van nieuwe raketten, het olie-embargo tegen Zuid-Afrika en de levering van duikboten aan Taiwan. Op al deze punten slaagt de regering er in een beleid te voeren dat nog een graadje rechtser is dan wat de Tweede Kamer eigenlijk zou willen. Daar kun je drie dingen uit afleiden. In de eerste plaats dat de Tweede Kamer uiteindelijk niet erg veel te vertellen heeft. In de tweede plaats dat de regering Nederland stelselmatig probeert te betrekken bij de internationale politiek van het Amerikaanse imperialisme. En in de derde plaats dat daarvoor kosten noch moeite noch Van der Klaauw gespaard worden. De blunders van Van der Klaauw worden vooral zo duidelijk omdat de regering hier niet vrijuit haar gang kan gaan. Maar de poging om de Nederlandse bevolking rijp te maken voor deelname aan een agressievere internationale politiek kan niet verheimelijkt worden. Dat onderschatten omdat Van der Klaauw weer eens niet uit zijn woorden kan komen, zou voor de linkse beweging zelfbedrog zijn.


Het topje van de ijsberg


Vooral aan het beleid van de regering Van Agt op niet-economisch gebied kunnen we dus zien waar deze regering op uit is. Het is belangrijk om nu te kijken of we ook in het directe sociaaleconomische beleid daar al iets van kunnen merken.

Als we de verschillende begrotingen van dit kabinet (over 1979, 1980 en 1981) vergelijken, dan valt een duidelijk onderscheid op tussen de eerste twee en de laatste. Van het begin af aan heeft, zoals we al zeiden, deze regering een bezuinigingspolitiek willen doorvoeren. In de eerste twee begrotingen zien we dat vooral in het verlengde liggen van de bezuinigingen uit de tijd van Den Uyl. De laatste gaat een stuk verder. De eerdere maatregelen hadden al een duidelijk verdeel-en-heers-karakter en waren gericht op het langzaam aantasten van de posities van de arbeidersklasse. Voor dit jaar is er een lawine aan maatregelen gekomen. Naast de Bestekkorting op de ambtenarensalarissen wordt een extrakorting doorgevoerd. De jeugdlonen zijn verlaagd, zodat jongeren nog minder dan vroeger op zelfstandigheid kunnen rekenen. Van daar naar bijna of helemaal niet betaalde “stages” in een bedrijf is het maar een stap. De vakbeweging werd vriendelijk verzocht twee procent in te leveren. Toen dat niet snel genoeg gebeurde, kwam meteen een nieuwe loonmaatregel. Daarmee wordt opnieuw een ernstige aanslag gedaan op de prijscompensatie, en dat terwijl de inflatie weer toeneemt. Van alle kanten wordt verder de aanval op de uitkeringen ingezet. Treurig genoeg zijn zelfs “linkse” PvdA’ers als Van der Doef bereid om daaraan mee te doen. We hebben duidelijk te maken met een verscherping van het “matigingsbeleid”. Vooral de zwakkere groepen worden hardhandig aangepakt. Tegelijk wordt het vooruitzicht van meer werkgelegenheid maar nauwelijks gebruikt om dit alles te verkopen. De ernst van de crisis is nu ook tot de beleidsmakers van de regering doorgedrongen. Hun oplossing gaat steeds meer lijken op een klassiek crisisbeleid. In het spoor van de president van de Nederlandse Bank probeert de regering de geldhoeveelheid zo veel mogelijk te beperken. Daartoe wordt de kredietverlening bemoeilijkt. Alleen sterke bedrijven kunnen daardoor nog investeren, zwakkere bedrijven gaan onherroepelijk naar de bliksem. Subsidies aan ondernemingen worden niet meer zo maar gegeven. Er wordt door Van Aardenne steeds duidelijker gekozen tégen subsidies aan zwakkere bedrijven. O.m. de scheepsnieuwbouw gaat daardoor grotendeels verloren. Het beleid van Thatcher in Engeland laat al twee jaar zien waar dat op uitdraait: enorme toename van de werkloosheid. Ook voor Nederland wordt nu gerekend op het doorzetten van- de werkloosheid, tot tegen het half miljoen. Officieel geregistreerde werklozen wel te verstaan, terwijl in die registratie grote groepen ontbreken (vrouwen, schoolverlaters, parttimers). Het beleid dat Van Agt de afgelopen jaren gevoerd heeft is daarom maar het topje van de ijsberg geweest. Om de crisis ten voordele van de ondernemers op te lossen zullen steeds hardere maatregelen tegen de arbeidersklasse volgen. Daarbij probeert de regering de klasse te verdelen, en per maatregel de ene groep tegen de andere uit te spelen.


Het geheim van Van Agt


Het grote geheim van Van Agts succes is te vinden in de formule: verdeel en disciplineer. Op bijna alle terreinen van het overheidsbeleid is de afgelopen jaren versneld gepoogd politiek onwenselijke ontwikkelingen af te snijden. Groepen die daartegen in verzet komen worden soms vakkundig, soms zonder succes, afgeschilderd als verantwoordelijk voor de kwalen die ze bestrijden willen, of waarvan ze het slachtoffer zijn. Dat kan leiden tot hun isolement. Strategieën die dit element verwaarlozen, en voor een bepaalde beweging los van de totale politieke situatie oplossingen proberen te vinden lopen daarom in de val die Van Agt voor ze heeft opgesteld. Door gebruik te maken van de verdeeldheid binnen de arbeidersbeweging en tussen de verschillende massabewegingen onderling, heeft deze regering het zo ver kunnen schoppen. Daarbij ligt een zware verantwoordelijkheid bij degenen die de mogelijkheid hebben een blok te vormen tegen deze politiek. De leiders van de vakbeweging, zowel FNV als CNV, zijn in gebreke gebleven, en hebben deelaanval op deelaanval over zich heen laten gaan. En waar de FNV als geheel tot actie overging, heeft de leiding de nederlaag zonder werkelijke strijd aanvaard. Zonder deze politiek van de FNV-leiding had Van Agt het geen jaar uitgehouden.

Voor de ondernemers blijft het nu de vraag op welke manier ze het best de volgende fase van aanvallen op de arbeidersklasse in kunnen zetten. Het zal daarbij om gigantische klappen gaan. De prijscompensatie, het stelsel van sociale verzekeringen, en grote stukken werkgelegenheid staan op het spel. Om die aan te pakken zou een regering op de stilzwijgende medewerking van de vakbeweging moeten kunnen rekenen, óf de vakbeweging werkelijk met bebloede koppen tot de aftocht dwingen. Gezien de toestand in de FNV is de eerste variant niet zo waarschijnlijk, al lijken in elk geval Kok en Groenevelt er toe bereid. De tweede variant is al even lastig, omdat de politieke prijs (grote arbeidersacties, politieke radicalisering) hoog zou zijn. Momenteel lijken de kaarten nog niet geschud. Zowel een PvdA-CDA-regering, waarbij op variant één wordt gerekend, als een tweede kabinet Van Agt, dat variant twee verder voorbereidt, zijn mogelijk. In beide gevallen, zal de arbeidersbeweging zich op moeten maken voor de verdediging van alles wat we sinds meer dan dertig jaar verworven hebben. Dat zal zonder eenheid van de hele arbeidersbeweging niet gaan. De IKB is in de massabewegingen tegen de crisispolitiek van de ondernemers en hun regering aanwezig om voor die eenheid op te komen.