Leo Michielsen
Van nul opnieuw beginnen
Hoofdstuk 10
Bovenstaande tekst werd einde oktober 1990 afgesloten. Er is sindsdien niet weinig gebeurd in de wereld. Natuurlijk is wat volgt geen kroniek van dat wereldgebeuren. Wel zou ik, aan de hand van enkele aanduidingen, willen toetsen in hoeverre de ontwikkelingen sinds oktober van vorig jaar mijn stellingen al dan niet bevestigen.
In april 1991 verscheen in “Marxism Today” een bijdrage (vertaling in de “Rode Vaan” van 10/05/1991) van de Engelse historicus Eric Hobsbawn omtrent de toekomst van het socialisme in de wereld. Hobsbawn heb ik steeds beschouwd als een man met visie, als een heel grote mijnheer. Voor de eerste maal stuit ik hier op een betoog waarin ik mijn eigen opvattingen duidelijk terugvind. Dat is bemoedigend.
Ik lees hier niet alleen dat de Sovjet-Unie geen socialisme was en dat de “primitieve, centraal geplande en staatsgeleide commando-economie” ondoeltreffend werd. Belangrijker lijkt mij dat Hobsbawn het waarom van die ontwikkeling verklaart: “De Oktoberrevolutie greep plaats in een zeer arm en achterlijk land, dat slechts een autocratische politieke traditie kende, gespeend van alle voorwaarden voor het socialisme, volledig geïsoleerd en voortdurend bedreigd.”
Hobsbawn geeft ook een zeer evenwichtige evaluatie van het kapitalisme. Eensdeels noteert hij de formidabele groeikracht van het systeem dat erin geslaagd is (door een combinatie van markt en planning), althans in de hoog ontwikkelde landen, voldoende welvaart tot stand te brengen om “het materiële argument voor het socialisme” te verzwakken. Anderdeels wijst hij op verschijnselen als: marginalisatie, de kloof tussen de hoogontwikkelde en de Derde Wereld, de bedreiging voor de vrede, de ecologische verloedering, kortom, de “problemen die het kapitalisme niet kan oplossen”.
In de bladzijden die volgen zet ik een reeks thema’s op een rijtje om ze van enig commentaar te voorzien. Het betreft thema’s die voorkomen in mijn tekst van 1990, naar welke tekst ik verwijs met de term manifest.
1. Telkens opnieuw erger ik mij, als ik de media bv. over de “orthodoxe marxist” Mengistu bezig hoor die Ethiopië ontvlucht na vijftien jaar heerschappij over een “totalitair marxistisch regime”. Dat is flagrant misbruik van termen. Evenzo is het onzin de ondergang van het Sovjetregime als een mislukking “van het marxisme” te interpreteren.
2. Het ontbindingsproces gaat in de Sovjet-Unie onomkeerbaar verder. Geen enkel aspect van het openbaar leven ontsnapt aan de chaos. Nationalistische conflicten verscheuren het land. De verwarring in de geesten tart iedere verbeelding. Een heuse burgeroorlog schijnt op gang te komen. Een eigenmachtig ingrijpen van het leger en de KGB is niet uitgesloten. Het lijkt me een bewezen zaak dat de “perestrojka” van sinds lang gevestigde stalinistische structuren naar een waarachtig socialistische samenleving gewoon onmogelijk is. Dergelijke overschakeling kan niet gebeuren zonder invoering van democratische vrijheden. Maar zodra men daartoe overgaat in een maatschappij waar sinds onheuglijke tijden de uitdrukking van de volksverzuchtingen monddood werd gehouden, komt het tot uitbarstingen allerhande.
3. Toch merkwaardig: onze Westerse commentatoren die steeds geweigerd hebben de termen “links” en “rechts” toe te passen op de politieke strekkingen alhier, staan erop de ontwikkelingen in de Sovjet-Unie volgens deze concepten te kenmerken. Yeltsin zou “links” zijn! Sjatalin eveneens. Ook voor de manifestanten die achter het portret van de tsaar lopen zou dat het geval zijn. En als Leningrad opnieuw Sint-Petersburg zou heten, zou ook dat een verschuiving naar “links” zijn. In feite zijn de enen, de traditionele partijfunctionarissen, behoudsgezinden, terwijl de aanhang van Yeltsin reactionair is. Van echt links als factor van betekenis is momenteel niets te bespeuren.
4. Om zich politiek te handhaven ziet GORBATSJOV zich verplicht nu eens bij deze dan weer bij gene groep aan te leunen. Enige tactische behendigheid kan men de man niet ontzeggen. Maar “zich politiek handhaven” heeft eigenlijk niet veel meer te betekenen. Gorbatsjov is nog wel president, maar hij heeft geen vat meer op het functioneren van de USSR; zijn decreten zijn nog slechts vodjes papier. De laatste tijd tracht Gorbatsjov over te schakelen naar hulp uit de kapitalistische wereld: hij smeekt Japan, Zuid-Korea, de EG en de G7 om massale financiële bijstand, overigens met slechts matig succes. Het ligt voor de hand dat het kapitaal waarborgen eist, d.i. directe controle op de economie van de Sovjet-Unie.
5. Het hele proces kan niet anders dan uitmonden op het herstel van het kapitalisme. De overgangsperiode, dat lijdt geen twijfel, zal pijnlijk zijn. De kapitalistische lieftalligheden die vandaag door de burgers van de vroegere DDR worden genoten, zullen morgen de volkeren van de USSR te beurt vallen. Vele Russen gaan met hun vrije markt van een kale markt terugkomen. Voor de ex-DDR is de kans groot dat ze zich binnen een drietal jaren bij het peloton van de hoogontwikkelde landen kan aansluiten. Voor de Sovjet-Unie is dat veel minder waarschijnlijk: hier dreigt het vreemde kapitaal de meerwaarde uit het land weg te pompen; hier dreigen economische koloniale verhoudingen tot ontwikkeling te komen.
6. Duidelijk wordt wie de kern van de eerste generatie kapitalisten in Rusland gaat uitmaken: in zoverre het geen vreemde managers zullen zijn, zullen elementen van de vroegere nomenclatuur, woekeraars van de huidige zwarte markt en echte maffialeden de touwtjes in handen krijgen. Het behoort nu eenmaal tot de aard van de kapitalistische dingen dat de oorsprong van vele fortuinen teruggaat op praktijken van twijfelachtig allooi.
1. In mijn manifest stelde ik dat het met het wegvallen van de Oost-West tegenstelling de Noord-Zuid confrontatie op het voorplan zou komen, dat men een nieuwe “vijand” — ditmaal in de Derde Wereld — zou vinden. De vraag kan worden gesteld of de oorlog met Irak in het schema van Noord-Zuid confrontatie past. Irak was in ruime mate nog een Derde-Wereldland, en is het vandaag volledig. En Koeweit? Een klein land met voor de oorlog een bevolking van geen 700.000 Koeweiti’s en ongeveer een miljoen gastarbeiders zonder politieke of sociale rechten. Koeweit is vooral geen Staat als een andere, is in eerste instantie een met het Westen verbonden multinational, is het Kuwait Investment Office, de holding van de emir en zijn familie, met zetel in Londen. De heersende kaste in dit land verdiende waarschijnlijk minder geld met de olie-exploitatie als met haar belangen in Duitse bedrijven (Mercedes, Hoechst), in Spaanse, Engelse en Amerikaanse banken, in de BBL en Paribas ... In die zin was Koeweit een deel van het Noorden. Het was een kapitalistisch juweel en Saddam Hoessein moest daar afblijven. Daarover ging het in eerste en laatste instantie.
2. Dat Saddam Hoessein een misdadige dictator was (maar hij functioneert nog altijd als dusdanig!) en dat hij met de overrompeling van Koeweit het internationale recht heeft geschonden, kan niet worden betwist. Maar mensenvreter was hij sinds lang en agressie heeft hij tien jaar voordien ook tegen Iran gepleegd. Toch hebben Amerika, Frankrijk, Groot-Brittannië, enz. -ook België- en last but not least ook de Sovjet-Unie, gedurende al die tijd Irak als militaire macht opgebouwd.
3. Vanaf de eerste crisisdag lag het in de bedoeling van Bush tot oorlog te komen. Dat ging zo: op grond van de hypothese dat het in Saddams bedoeling lag, na Koeweit, nog verdere veroveringen door te voeren, werd de vergelijking beklemtoond met de hitleriaanse bedreiging van de jaren ‘30. Het is een vergelijking die mij ergert, omdat ze gemaakt wordt door politici die in mijn ogen het recht niet hebben. In de jaren ‘30 behoorde ik tot het kleine geïsoleerde groepje van lieden die waarschuwden voor de van Hitler uitgaande bedreiging en aandrongen op de vorming van een bondgenootschap tegen nazi-Duitsland. We waren in België volstrekt de enigen die er zo over dachten. De katholieke, de liberale en de socialistische partijen, om niet te spreken van Rex en VNV, waren tegenstander van zo’n bondgenootschap; zij volgden de politiek van Leopold III en P.H. Spaak. Wij waren dus voorstanders van een bondgenootschap, maar niet van een preventieve oorlog, ook niet na de Anschluss van Oostenrijk. In de Golfoorlog werd het argument van de preventie precies aangewend door de politici die ik als erfgenamen beschouw van diegenen die destijds een antinazicoalitie afwezen.
4. De militaire macht van Saddam werd — zeer bewust — enorm overschat. Het overwicht van de Amerikanen en de Westersen was verpletterend. De Iraakse luchtmacht werd in een mum van tijd buitenspel gezet: neergehaald, naar Iran op de vlucht gejaagd, in haar schuilplaatsen opgesloten. Dat heeft de Westerse machten -voor de eerste maal in de geschiedenis — in staat gesteld het ideaal te verwezenlijken dat de strategen sinds de tijd van Napoleon betrachten: de artillerie verovert, de infanterie bezet het terrein. Dankzij het fenomenale technische overwicht van de Westersen was het mogelijk een vijand te vernietigen zonder dat er een grondoorlog met zware eigen verliezen aan te pas kwam. De tijd dat de Geallieerden (in Wereldoorlog I) hun offensief aan de Somme op één dag met 60.000 doden bekochten, is voorbij. Met vliegtuigen, helikopters, raketten, verdragende kanonnen, enz. heeft men de vijand in het binnenland en op het front dermate zware slagen toegebracht, dat de grondoorlog nog slechts de opruiming van enkele vijandelijke resten inhield. Praktisch zonder op weerwerk te stuiten konden de Amerikanen, Engelsen en Fransen gedurende een maand de weerloze Iraakse bevolking afslachten, hun land verwoesten en hun onder de grond verborgen legers murw slaan. De oorlog werd gewonnen omzeggens zonder eigen verliezen, ongeveer 1 tegen 1.000. Dit resultaat heeft verstrekkende politieke gevolgen gehad. De landen van de Derde Wereld weten nu waaraan zich te houden. De “Pax Americana” werd wereldwijd met terreur onderbouwd.
5. Eén van de doeleinden van het Amerikaanse imperialisme (volgens sommigen een verouderde uitdrukking) is de vestiging van permanente machtsposities in en rond de Golf. Ook dat werd betwist door de verdedigers van het Westerse militaire optreden. Maar onlangs ging de Amerikaanse oorlogsminister Cheney op rondreis in de regio. Bij die gelegenheid werd meegedeeld dat in Koeweit “voorlopig” een pantserdivisie met 5.000 man blijft. Niet voorlopig echter zijn de Amerikaanse plannen om eenheden van hun landmacht en marine + militaire voorraden + een regionaal hoofdkwartier rond Bahrein te handhaven.
6. Het bijzonder kleine aantal Amerikaanse slachtoffers heeft een aanzienlijke weerslag op binnenlands plan gehad. Men herinnere zich het Vietnam syndroom: naarmate destijds het aantal Amerikaanse doden en gekwetsten toenam, groeide het verzet in de USA tegen de oorlog. Ditmaal werd Bush door 80 à 90 % van zijn medeburgers toegejuicht. Dat is van aard om de Amerikaanse arrogantie nog aanzienlijk aan te wakkeren. Nu de USA als eerste economische macht van de wereld enig terrein beginnen te verliezen, zien we het chauvinisme en het militarisme van de bevolking altijd maar hysterischer worden. Dat is gevaarlijk.
7. Het mag ons niet ontgaan dat in Amerika de vredesbeweging die bij de aanvang van het Golfconflict het hoofd opstak, heel snel door de massale golven van het oorlogsenthousiasme werd overspoeld. Ook in Engeland was het optreden van de regering Major uiterst populair. Mitterand vond eveneens ruime instemming bij de openbare opinie in zijn land. Zelfs in België toonden de peilingen een groeiend akkoord met de oorlogsverrichtingen van het Westen. De openbare opinie die hier ter sprake komt, omvat ook de mening van de arbeiders. Andermaal moeten we vaststellen dat de “arbeidersklasse” van de industrielanden niet in staat is een eigen politieke positie in te nemen.
1) Inzake de houding van de Sovjet-Unie zijn we getuigen van een verbluffend suivisme, zelfs knechtschap t.o.v. van de USA. Een klare illustratie van de machteloosheid van Moskou. Sjevardnadze rechtvaardigde de oorlog tegen Saddam in termen die klonken alsof ze uit de mond van Bush of Baker kwamen. Volgens de Sovjetminister betrof de oorlog de verdediging van het internationaal recht, van morele principes, van de beschaving tegen barbaarsheid. Heel de ideologie van de Nieuwe Wereldorde werd erbij ingeschakeld. De Veiligheidsraad werd als hoeder van de universele rechtsorde gehuldigd. Alleen “God aan de zijde van Het Goede” bleef nog aan Bush voorbehouden. Toen de nederlaag van Saddam omzeggens bezegeld was, heeft Gorbatsjov zich ingespannen om nog een eigen diplomatieke rol te spelen. Maar de wapenstilstandstermen die hij met Bagdad bereikte, werden door Bush zonder meer genegeerd, met nauwelijks verholen misprijzen afgewezen.
2) Een groot deel van Saddams bewapening was uit de Sovjet-Unie afkomstig. De Golfoorlog heeft aangetoond hoe aanzienlijk de technologische achterstand van die bewapening was, vergeleken met die van het Westen. We stuiten hier op een supplementair bewijs van wat ik sinds onheugelijke tijden beklemtoon. Decennia lang heeft de Sovjet-Unie zich ingespannen om militair enigszins gelijke trend te houden met Amerika. A. Cotta (in Le capitalisme dans tous ses états) stelt dat de Sovjetburgers 15 % van hun nationaal product aan hun militair apparaat besteedden. Maar in de jaren ‘80 bleek dat zulks niet bestond, dat “veel meer ... haast 25 %” vereist was. Dat werd onhoudbaar, zodat men van Gromyko naar Sjevardnadze moest overschakelen.
Volgens SIPRI zijn in 1990 de militaire uitgaven wereldwijd met 5 % verminderd ... althans als men de kosten van de Golfoorlog er niet bij rekent. Overigens woeden er 30 conflicten op aarde. Enig vooruitzicht op betekenisvolle ontwapening is er niet. Dat is ongeveer wat ook in mijn manifest werd betoogd.
Verder stelde ik dat de leiding van de NATO naar middelen zocht om buiten de eigen verdragszone te kunnen optreden en om de slagkracht van het bondgenootschap voor een deel naar het Zuiden om te buigen. De Golfoorlog bood een mooie gelegenheid om zetten in die richting door te voeren. Turkije, de zuidoostelijke punt van de NATO, was daarvoor de aangewezen schakel. Er werden 48 (waarvan 16 Belgische) gevechtsvliegtuigen, in het kader van de NATO, op een basis in Zuid-Turkije gestationeerd. Ze zijn niet in actie gekomen, omdat Saddams tuigen niet aan de horizont zijn verschenen. Wel ondernamen Amerikaanse toestellen vanuit een nabije Turkse basis dagelijks offensieve raids uit op Noord-Irak.
De Golfoorlog heeft ook nog anderszins de NATO-leiding geholpen bij het uitdokteren en doen aanvaarden van een nieuwe strategie.
Zoals gezegd, had het optreden tegen Irak ook een preventief karakter. Ten tweede was er achteraf de humanitaire actie ten gunste van de gevluchte Koerden. Op zich was dat lovenswaardig. Niettemin is de bescherming van de opvangcentra in Noord-Irak door Amerikaanse, Engelse en Franse troepen een militair feit, en wel een feit van militaire interventie.
Op 12 april maakten de stafchefs van de NATO hun voorstel bekend om “in het raam van hun nieuw strategisch concept een snelle interventiemacht” op te richten, een multinationale strijdmacht van 70.000 man, uigerust met de modernste wapens. Eind mei komt de zaak te Brussel op de agenda van de vergadering der defensieministers. Minister Coëme heeft reeds laten weten dat hij bereid is deel te nemen aan de oprichting van die “Rapid Reaction Force”. Tot op heden beweerde de NATO puur defensief te zijn, enkel op te treden om zich te verdedigen, dus: als men wordt aangevallen. Maar preventie en interventie is geen defensie, is een offensief ingrijpen, is gewoon agressief. Het plan van de NATO-imperialisten is duidelijk: zij willen zich het recht voorbehouden en de middelen verwerven om in Oost-Europa, in het Midden-Oosten, in Afrika, in de NATO-landen zelf, kortom, waar ook ter wereld de wet te stellen ... ook met kernwapens. Affaires à suivre.
Wordt in het manifest genoemd als één van de onoplosbaarheden in het kapitalisme. Toen ik in oktober 1990 mijn tekst schreef, was er nog hoogconjunctuur: volgens het IMF kenden de industrielanden in dat jaar een economische groei van 2,5 %. Voor 1991 verwacht men slechts 1,4 %. M.a.w. ondanks deze minirecessie is er nog steeds groei in de industrielanden.
En toch gaat het proces van de marginalisatie ononderbroken verder: dagelijks stuit men op berichten over omvangrijke afdankingen door overigens solide gevestigde ondernemingen.
Eind december 1990 werd de GATT-conferentie te Brussel een mislukking. De ruimduizend hogere ambtenaren slaagden er niet in, na vijf dagen onderhandelen (voorafgegaan door vier jaar studiewerk), een akkoord over de wereldhandel te bereiken; de tegenstellingen bleken onoverbrugbaar te zijn.
Op de laatste vergadering van de Europese landbouwministers moest men andermaal de ophoping vaststellen van onverkoopbare massa’s landbouwproducten.
De angst voor de Japanse concurrentie (auto’s, elektronica) noopte J. Delors ertoe in Tokio waarschuwende woorden te gaan spreken.
Het wijst allemaal in dezelfde richting: er is overtollige productiecapaciteit, en dus neiging tot overproductie, en dus verscherpte concurrentie, en dus maatregelen om aan die concurrentie het hoofd te bieden: o.m. delokalisatie naar lage loonlanden, deregulatie van de arbeid, afstoten van activiteiten naar toeleveringsbedrijven, herstructurering van ondernemingen.
Als het woord herstructurering uit de mond van de managers valt, dan mogen de arbeiders en de bedienden zich aan een dik pak afdankingen verwachten. Personeelsinkrimping betekent overigens niet alleen directe uitstoting van werkkrachten, maar ook gebrek aan kans op arbeid voor de aankomende generatie. Werkloosheid, angst voor werkloosheid en jeugd zonder perspectief liggen aan de basis van de marginalisatieprocessen. Niet alleen de loonlast komt in aanmerking voor de concurrentiepositie van de bedrijven, ook de belastingen vormen een belangrijk element. Door middel van allerlei demagogische slogans verwerft het kapitaal in zijn verzet tegen de belastingen een ruime populaire basis. “Een rijk land met een arme staat!” En die “arme staat” ziet zich derhalve verplicht alsmaar drastischer te bezuinigen op onderwijs, in de gezondheidszorg en de welzijnssector. Zodat de mensen die krachtens de regels van de markteconomie uit de boot vallen, onvoldoende worden opgevangen in de zachte lector.
Een voorbeeld: het bestuur van New York besloot 20.000 ambtenaren te ontslaan, gezondheidscentra, openbare zwembaden, opvanghuizen voor drugverslaafden en bejaardenhomes te sluiten en iedere vierde lantaarnpaal ‘s nachts te doven...
Wellicht hebben nooit zoveel mensen honger geleden als vandaag. Amper is voor deze of gene miljoenen hongerlijders een hulpactie op gang gekomen of reeds wordt om bijstand gesmeekt voor andere even massale bevolkingsgroepen.
Een recent VN-rapport bevestigt dat 1 op 3 inwoners van Latijns-Amerika en de Caraïben in extreme armoede leeft en dat het aantal armen er is gestegen met 62 % ten opzichte van vijf jaar geleden.
In de hierboven geciteerde bijdrage van Eric Hobsbawn lezen we: “De ‘ontwikkelde wereld’ die in 1990 één derde van de mensheid uitmaakte, vertegenwoordigt nu tussen de 15 en 20 % — ongeveer hetzelfde aantal als in 1750. En terwijl in 1900 het BNP van de ontwikkelde wereld ruw geschat drie keer hoger lag dan dat van de rest van de wereld, was het in 1950 gegroeid tot vijf keer zoveel, in 1970 (volgens de UNCTAD) tot zeven keer, en in het midden van de jaren ‘80 tot 12,5 keer meer. Wat de rijkste tien van de wereld betreft: hun BNP is 58 keer dat van de armste tien. Terwijl de wereld rijker wordt, treedt niet zoiets op als het ‘druppeleffect’. Integendeel ...”
Het Derde Wereld Handboek (2 delen) van Ruddy Doom geeft uitgebreide toelichting omtrent het uitzichtloze van de toestand.
Een krasse illustratie van het hier aangeklaagde schandaal biedt ons het FAO (Food and Agriculture Organisation), één van de gespecialiseerde UNO-lichamen, in 1945 opgericht om de landbouw en voedseltoestand in de wereld te verbeteren. De zetel bevindt zich in Rome, in een reusachtig gebouw met 7.000 personeelsleden. De voorzitter heeft een jaarwedde van bij de 30 miljoen frank, maar de situatie in de wereld is er sinds 1945 niet op verbeterd.
De FAO (evenals het IMF en de Wereldbank) stimuleert de landbouwexport i.p.v. de productie voor eigen behoeften. Ieder jaar verwoestijnt op aarde een oppervlakte zo groot als Engeland, o.m. door het inzetten van zware, de grond verpulverende landbouwmachines. Die machines, evenals het zaaigoed, de meststoffen en de insecticiden zijn afkomstig uit de kapitalistische bedrijven van het Noorden. Daarvoor zorgen de medewerkers te velde van de FAO.
Geen dag passeert zonder alarmerende berichten omtrent de verloedering van het milieu. De Golfoorlog heeft met de olielaag op zee en de brandende boorputten een ruime polutiebijdrage geleverd. Het blijkt dat de ozonlaag sneller afbreekt dan men voordien meende; het blijkt dat de radioactiviteit de gezondheid meer schade toebrengt dan tot hiertoe werd gedacht; het blijkt dat het aantal slachtoffers van Tsjernobyl veel aanzienlijker is dan door de officiële instanties werd meegedeeld. Naar aanleiding van een brand in een scheikundig bedrijf te Deurne is aan het licht gekomen dat in het Vlaamse land een 900 chemische ondernemingen zonder vergunning werkzaam zijn. De watervoorraad in de Vlaamse bodem is in de laatste 20 jaar angstwekkend verminderd.
Leo Verschueren en Raf Willems lieten bij de uitgeverij EPO Milieumaffia in Vlaanderen verschijnen, waarin het samenspel van de big business en de openbare besturen uit de doeken wordt gedaan.
Greenpeace stelt dat we nog een “5.000 dagen hebben om de aarde te redden” en dat “het aftellen is begonnen”.
5.000 dagen, dat is 15 à 16 jaar. Het lijkt inderdaad plausibel dat binnen 20 jaar het vernietigingsproces in de natuur onomkeerbaar wordt. Het “aftellen” is waarachtig begonnen en de zaak wordt niet opgelost door “hier en daar een filtertje” te installeren (Jutta Ditfurth).
Ten slotte dient nog te worden genoteerd dat de arbeidersbeweging zich tot op heden zeer weigerig heeft getoond ten aanzien van de milieuproblematiek. De vakbonden — zich opstellend binnen de logica van de kapitalistische concurrentie — deinsden terug voor het argument van de tewerkstelling. De Comités voor Veiligheid en Gezondheid traden slechts op binnen de muren van de fabriek. Onlangs heeft het Vlaamse ABVV een bijzonder goed geschreven “milieuhandboek voor vakbondsvertegenwoordigers” uitgegeven. Ongetwijfeld een zeer verdienstelijke bijdrage.
Gesteld wordt dat “de kapitalistische manier van produceren” de milieuproblemen schept. “Maar - volgt onmiddellijk — er is geen enkel economisch systeem dat het milieu respecteert. De bureaucratische planeconomie in Oost-Europa heeft het milieu ook ongelooflijk geplunderd.”
De vaststelling is op zichzelf volkomen juist. Niettemin stel ik hier twee kanttekeningen:
1) Het werkelijke alternatief tegenover het kapitalisme is niet de bureaucratische, maar de socialistische planeconomie;
2) In het socialisme komt niets “automatisch” terecht; milieuproblematiek bv. vereist een bewust ingrijpen. Alleen wordt het in zo’n systeem mogelijk de wildgroei van de “vrije” markteconomie uit te schakelen.
Nog een slotbemerking: zonder enige afbreuk te doen aan het opzet van onderhavig syndicaal “handboek”, moet ik toch beklemtonen dat zolang het kapitalisme blijft, de krachtsverhoudingen van die aard zijn dat de heilzame vakbondsvoorstellen niet (of beslist niet voldoende) kunnen worden doorgedrukt. Dat is geen verwijt aan de opstellers van het document; het is een vaststelling omtrent het tekort aan radicaliteit in de arbeidersbeweging.
In het manifest werd gesteld dat het communisme (d.i. de communistische partijen en de ermee verbonden bewegingen) voor het einde van de 20ste eeuw uit de geschiedenis zou verdwijnen. We zien inderdaad de laatste resten tot ontbinding komen.
De pogingen van de PCF om als politieke factor te overleven, zijn uitzichtloos. De machtige PCI heeft niet alleen haar naam veranderd; ze kenmerkt zichzelf als sociaaldemocratisch en is puur reformistisch geworden. In de gewezen “volksdemocratieën” doen fracties van de vroegere communistische partijen pogingen om zich met een andere naam, een andere stijl en een ander programma enigszins geloofwaardig aan te bieden.
In België is het dagblad Libertés, politiek “verruimde” opvolger van Le Drapeau Rouge, na drie maanden ter ziele gegaan. Pogingen van de communisten om een breder platform te organiseren, slaan momenteel niet aan. Dat geldt ook voor electorale samenbundelingen als “Regenboog”.
Mijn voorstel “Communistische Groepen” op te richten moet worden geamendeerd: de term “communistisch” kan onmogelijk behouden blijven. De reden die ik aanhaalde om de groepen zo te noemen, blijven overeind. Maar de term is te zwaar besmeurd geraakt, te onherroepelijk gediscrediteerd. Het is de enige concessie aan de openbare opinie die mij vandaag gerechtvaardigd lijkt. Want — nogmaals — in de huidige verhoudingen mogen we ons niet opstellen in functie van allerlei bondgenootschappen. Momenteel volstaat het de eigen identiteit radicaal af te lijnen en naar buiten op te treden zonder overwegingen van populariteit. Niet de massa, slechts een beperkte kring komt vandaag in aanmerking.
Om het met een beeld te verduidelijken dat bij mij dierbare herinneringen oproept. In de tijd van mijn moeder was mayonaise nog geen industrieel product. Mijn moeder maakte die zelf: de dooier van een ei, olie, azijn, zout ... dat alles in een bord en dan maar roeren met een vork! Het gebeurde dat de materie begon te “kabbelen”. Om dat te herstellen roerde mijn moeder niet in de hele brei, maar in een klein kringetje. Eenmaal de materie daarbinnen stevig samenhing, kwam de brede massa aan de beurt.
Om te eindigen een “artikel des geloofs”: aansluitend bij de reeds oude traditie van de Verlichting, blijf ik overtuigd van de “maakbaarheid van de samenleving”, mits “de dingen hun eigen melodie te laten spelen”. (Marx)
1 juni 1991,
Leo Michielsen