Friedrich Engels
De oorsprong van het gezin, van de particuliere eigendom en van de staat


Voorwoord

De volgende hoofdstukken zijn in zekere zin de uitvoering van een laatste wilsbeschikking. Niemand minder dan Karl Marx had zich voorbehouden de resultaten van Morgans onderzoekingen in verband met de resultaten van zijn — tot op zekere hoogte mag ik zeggen ons — materialistische geschiedenisonderzoek uiteen te zetten en daardoor eerst hun hele betekenis duidelijk te maken. Morgan had immers de materialistische opvatting van de geschiedenis, die Marx veertig jaar geleden ontdekt had, in Amerika op zijn wijze opnieuw ontdekt en was daardoor, bij zijn vergelijking van de barbaarsheid en de beschaving, op de voornaamste punten tot dezelfde resultaten gekomen als Marx. En zoals ‘Het Kapitaal’ door de officiële economen in Duitsland jarenlang even ijverig werd overgeschreven als hardnekkig doodgezwegen, zo werd ook Morgans ‘Ancient Society’[1] behandeld door de woordvoerders van de ‘prehistorische’ wetenschap in Engeland. Mijn werk kan slechts een geringe compensatie bieden voor datgene, wat mijn overleden vriend niet meer vergund was te doen. Maar ik beschik in de vorm van zijn uitvoerige uittreksels uit Morgan over kritische aantekeningen, die ik hier voor zover dat enigszins mogelijk is weergeef.

Volgens de materialistische opvatting is het in de geschiedenis in laatste instantie beslissende moment de productie en reproductie van het onmiddellijke leven. Deze draagt echter zelf weer een dubbel karakter. Enerzijds de voortbrenging van middelen van bestaan, van voedingsmiddelen, kleding, woning en de daarvoor nodige werktuigen; anderzijds de voortbrenging van de mensen zelf, de voortplanting van de soort. De maatschappelijke instellingen, waaronder de mensen van een bepaald historisch tijdperk en van een bepaald land leven, worden bepaald door beide soorten van de productie: enerzijds door de trap van ontwikkeling van de arbeid, anderzijds door die van het gezin. Hoe minder de arbeid nog is ontwikkeld, hoe beperkter de hoeveelheid van zijn voortbrengselen en dus ook de rijkdom van de maatschappij is, des te sterker schijnt de maatschappelijke orde beheerst te zijn door geslachtsbanden. Onder deze op geslachtsbanden berustende geleding van de maatschappij ontwikkelt zich intussen meer en meer de productiviteit van de arbeid; en daarmee de particuliere eigendom en de ruil, de verschillen in rijkdom, de mogelijkheid vreemde arbeidskracht productief te gebruiken en daarmee de grondslag van de klassentegenstellingen, nieuwe sociale elementen die in de loop van generaties de oude maatschappijstructuur aan de nieuwe toestanden trachten aan te passen, totdat tenslotte de onverenigbaarheid van deze beide tot een volledige omwenteling leidt. De oude op geslachtsverbonden berustende maatschappij barst bij de botsing tussen de nieuw ontwikkelde maatschappelijke klassen uiteen; een nieuwe maatschappij treedt in haar plaats, samengevat in de staat waarvan de lagere eenheden niet langer geslachtsverbonden zijn, maar territoriale verbonden, een maatschappij waarin de gezinsverhoudingen geheel door de eigendomsverhoudingen worden beheerst en waarin zich nu de klassentegenstellingen en de klassenstrijd, die de inhoud van de gehele tot nu toegeschreven geschiedenis vormen, vrijelijk ontplooien.

Het is de grote verdienste van Morgan deze voorhistorische grondslag van onze geschreven geschiedenis in zijn hoofdtrekken ontdekt en gereconstrueerd te hebben, en in de geslachtsverbonden van de Noord-Amerikaanse Indianen de sleutel te hebben gevonden, die ons de belangrijkste, tot nu toe onoplosbare raadsels van de oudste Griekse, Romeinse en Duitse geschiedenis ontsluit. Zijn geschrift is echter niet het werk van één dag. Ongeveer veertig jaar heeft hij met zijn stof geworsteld, totdat hij deze volkomen beheerste. Daardoor is zijn boek dan ook een van de weinige van grote betekenis zijnde werken van onze tijd.

In de volgende uiteenzetting zal de lezer in het algemeen gemakkelijk onderscheiden, wat van Morgan afkomstig is en wat ik er aan heb toegevoegd. In de historische hoofdstukken over Griekenland en Rome heb ik mij niet tot Morgans gegevens beperkt, maar ze aangevuld met wat tot mijn beschikking stond. De hoofdstukken over de Kelten en de Duitsers zijn voornamelijk van mij; Morgan beschikte hier bijna alleen over bronnen uit de tweede hand en voor de Duitse toestanden — behalve Tacitus — slechts over de slechte liberale vervalsingen van de heer Freeman. De economische uiteenzettingen, die bij Morgan voor zijn doel voldoende, voor mijn doel echter ten enenmale onvoldoende waren, zijn alle door mij opnieuw bewerkt. En tenslotte ben ik, zoals vanzelf spreekt, verantwoordelijk voor alle gevolgtrekkingen, voor zover Morgan niet uitdrukkelijk wordt aangehaald.

_______________
[1] ‘Ancient Society, or Researches in the Lines of Human Progress from Savagery through Barbarism to Civilization’. By Lewis H. Morgan. London, Macmillan & Co., 1877. Het boek is in Amerika gedrukt en in Londen opmerkelijk moeilijk te verkrijgen. De schrijver is enige jaren geleden gestorven.