Ernest Mandel
Trotski: zijn bijdrage tot het marxisme
Nederlaag van het proletariaat in Rusland; nederlaag van het proletariaat in Europa en (gedurende een lange historische periode) in China; triomf van het stalinisme; triomf van het fascisme: het tijdperk van oorlog en revolutie heeft de trekken aangenomen van een tijdperk van oorlog, revolutie en contrarevolutie. Bij het begin van zijn pamflet Hun moraal en de onze vatte Trotski het einde van de dertiger jaren samen als een periode van reactie. En men zou de juistheid van dat oordeel moeilijk kunnen in vraag stellen, vooral in het licht van de gebeurtenissen die zich onmiddellijk daarna voordeden.
In schijnbare tegenspraak met dat oordeel over zijn tijdvak wijdde Trotski echter het laatste deel van zijn leven aan een enkel doel: de opbouw van een nieuwe revolutionaire organisatie, de opbouw van de Vierde Internationale.
Als marxist koesterde hij geen illusies omtrent de geweldige moeilijkheden die de verwezenlijking van dit project in de weg stonden tengevolge van de aaneenschakeling van nederlagen en de ontmoediging van steeds grotere sectoren van het wereldproletariaat. Hij wist dat de onmiddellijke resultaten bescheiden zouden zijn. Het aantal van zijn volgelingen was klein; en de organisaties die zij moeizaam hadden samengebracht leden hopeloos gebrek aan materiële middelen en werden verscheurd door verdeeldheid en scheuringen, die niet zonder samenhang waren met hun zwakte en isolement van de massa van de arbeidersklasse.[1]
Niettemin hield hij koppig aan die taak vast en ging hij zelfs zover te verklaren dat dit de belangrijkste taak was, die hij in zijn hele leven had moeten ondernemen[2] — belangrijker dus dan het formuleren van de theorie van de permanente revolutie, belangrijker dan het leiden van de oktoberrevolutie, belangrijker dan het opbouwen van het Rode Leger en het leiden ervan naar de overwinning in de burgeroorlog. Hoe kan men deze paradox verklaren, die zovele van zijn biografen en critici in verlegenheid heeft gebracht? Sommigen hebben het probleem terzijde geschoven als het zelfbedrog van een wrokkende, egocentrische oude man die, in de diepste politieke nederlaag en onmacht, nog steeds droomde dat de geschiedenis hem op de een of andere manier in staat zou stellen zich op zijn vijanden te wreken.[3] Anderen zien Trotski’s laatste strijd als een noodlottige dwaling, die duidelijk aanwijst dat er iets verkeerds moet zijn geweest met zijn marxisme, indien al niet vanaf het begin, dan toch minstens sinds hij verbannen werd uit zijn vaderland en partij en afgesneden werd van het intellectueel contact en de politieke kritiek van zijn gelijken.[4] De zwakheid van dit soort verklaringen treedt duidelijk aan het licht wanneer men de politieke analyse ziet die hij voortbracht terwijl hij streed voor de IVe Internationale. Het was tijdens die periode dat hij de aard van de Sovjet-Unie en de Spaanse burgeroorlog ontleedde, een verpletterende kritiek formuleerde op de processen van Moskou en zowel de ondertekening als de onvermijdelijke ineenstorting van het Hitler-Stalin-pact voorspelde — verwezenlijkingen die op hetzelfde hoge niveau staan als alles wat hij daarvoor had gedaan en duidelijk bewijzen dat zijn intellectuele en analytische vermogens op hun hoogtepunt stonden.
Dichter bij de waarheid komen schrijvers die de paradox trachten op te heffen tot het niveau van een intrinsieke tegenspraak — niet alleen in Trotski’s denken, maar in het marxisme als zodanig. Het marxisme, zeggen zij, tracht twee elementen te combineren die, wanneer zij tot hun logische conclusie ontwikkeld worden, ertoe neigen elkaar uit te sluiten: het determinisme en het voluntarisme. Als methode voor het zien van de werkelijkheid, houdt het een neiging naar het fatalisme in. Als een systeem van actie, een techniek van revolutie, neigt het ertoe of te dwalen van een nauwgezette analyse van de objectieve realiteit. Het is bijzonder moeilijk, indien al niet onmogelijk, een juist evenwicht tussen deze twee tegenstrijdige neigingen te bewaren. In Trotski’s werk, zo gaat het argument verder, werd dit evenwicht gehandhaafd gedurende periodes van opgang van de revolutie. Het werd echter veel wankeler in de late twintiger jaren en was beslist verstoord in de dertiger jaren. Ofschoon Trotski bleef schitteren als kritische analist van de objectieve werkelijkheid heeft hij onloochenbaar het noorden verloren als politicus en werd hij het slachtoffer van utopisch voluntarisme: de absurde hoop dat een paar duizend mensen, geïnspireerd door zijn gedachten, er zouden in slagen de loop van de geschiedenis te veranderen.[5]
Wij worden hier geconfronteerd met een aantal interessante vragen, zowel over het marxisme als over de sociale wetenschappen en de politiek in het algemeen. Teneinde deze vragen op passende wijze te beantwoorden moeten we echter ophouden te goochelen met formele concepten. Het marxisme is inderdaad een systeem van actie, van revolutionaire praxis. Niettemin tracht het de valstrikken van subjectivisme en voluntarisme te vermijden door steeds begrensde parameters van effectieve actie op te stellen via een strikt wetenschappelijke analyse van de historische dynamiek (de wetten van de beweging van een gegeven maatschappij, de tegenstellingen van elke socio-economische formatie). Sommige doeleinden kunnen bereikt worden in bepaalde historische omstandigheden. Andere kunnen dat niet — zelfs met de beste politiek, het grootste militantisme, de hoogste vormen van individuele en massaopoffering. Sommige middelen leiden naar die doeleinden, andere doen dat niet, wat ook de illusies zijn van degenen die ze gebruiken. Evenzeer kunnen objectief bepaalde sociale tegenstellingen, die onafhankelijk van menselijke verlangens of beslissingen bestaan en niet kunnen verdwijnen zolang een bepaalde maatschappij overleeft, tot gans andere resultaten voeren. Het resultaat hangt of van wie beslissend handelt (welke klasse; welke sector van die klasse, welke partij van die klasse, geïnspireerd door welk programma), wie het initiatief neemt, wie het gevecht tussen wedijverende sociale krachten wint, en zo verder.
Zo voorgesteld zullen de elementen die aanvankelijk verschenen als diametraal tegenover elkaar staande tegenstellingen die het marxisme verscheuren (fataal determinisme; subjectief voluntarisme) in steeds toenemende mate samensmelten in een hogere eenheid (eenheid-en-strijd, eenheid-en-tegenstelling, indien men wil) tussen objectieve theoretische analyse en revolutionaire praxis. Zonder een wetenschappelijke theorie is de revolutionaire praxis veroordeeld tot een utopische ondoeltreffendheid; want men kan de werkelijkheid niet op bewuste wijze veranderen tenzij men ze grondig begrepen heeft. Maar zonder revolutionaire praxis wordt de wetenschappelijke theorie in toenemende mate steriel en wel in tweevoudige zin: zij neigt ertoe slechts passief te observeren en daardoor dat laatste criterium van de waarheid, namelijk de toetsing aan de praktijk, te verliezen.
Deze “eenheid-en-tegenstelling” van wetenschappelijke theorie en revolutionaire actie is vanzelfsprekend erg moeilijk te bereiken en is geen simpele, dagdagelijkse verwezenlijking. Zij is een tendentiële, asymptotische eenheid: een volmaakte eenheid van realiteit, bewustzijn en bewuste transformatie van de werkelijkheid is niet als zodanig te bereiken door menselijke wezens. Maar de waarheid is, zoals altijd, concreet. Men dient zich de vraag te stellen: had Trotski al dan niet een juiste perceptie van de historische trend in de late dertiger jaren? Was de noodzaak de Vierde Internationale op te bouwen een logisch gevolg van die perceptie? Was het een haalbaar doel, dat kon verwezenlijkt worden?
Vulgaire spot (“Kijk eens hoe zwak de Vierde Internationale was toen Trotski stierf; kijk eens hoe zwak ze zelfs veertig jaar na haar stichting is”) kunnen een sobere, kritisch-wetenschappelijke analyse niet vervangen. Meer nog, indien hij een vervangmiddel wordt voor een dergelijke analyse is niet de marxist Trotski maar zijn wel zijn zogenaamd sceptische critici de verpersoonlijking van het prewetenschappelijk, godsdienstig, al dan niet magisch denken (het naïeve geloof dat men een probleem kan doen verdwijnen door te ontkennen dat het bestaat).
Laten wij daarom het probleem opnieuw formuleren in de breedste historische termen. Indien men op het hoogtepunt van een cumulatieve reeks ernstige nederlagen voor het proletariaat gelooft dat deze nederlagen definitief zijn en de historische regressie van de socialistische wereldrevolutie onomkeerbaar is, is het logische gevolg dat de mensheid gedoemd is te vervallen tot barbarij. Indien het kapitalisme niet vervangen wordt door het socialisme, zal het zoals de oude slavenmaatschappij verdwijnen via ene wederzijdse ontbinding van de fundamentele klassenantagonisten. Het zal geen hogere beschaving voortbrengen, maar leiden naar een catastrofale historische regressie.
Dat een dergelijk perspectief niet volledig absurd was in de late dertiger jaren of na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog is gemakkelijk aan te tonen. Dat dit extreem pessimisme heerste in het grootste gedeelte van de traditionele linkerzijde, indien niet van uiterst links, is evenmin moeilijk aan te tonen. Trotski zelf moest er tijdens het laatste jaar van zijn leven bij minstens twee gelegenheden mee worstelen: in zijn artikel "De USSR en de oorlog" en in zijn eigenlijke politieke testament, het “Manifest van de buitengewone conferentie van de Vierde Internationale". Met karakteristieke luciditeit en breedheid van visie vatte hij het historische alternatief samen in een sleutelvraag: het vermogen van het proletariaat de maatschappij weer op te bouwen naar een socialistisch model. Datgene wat het uitgangspunt van zijn marxisme was geweest, werd daardoor zijn laatste boodschap.
Afgezien van het proletariaat, is geen kracht in de hedendaagse maatschappij in staat een socialistische wederopbouw op internationaal vlak tot stand te brengen. Nooit is er enig bewijs geleverd dat andere sociale krachten hiertoe in staat zijn. En dit zal, naar onze mening, ook nooit gebeuren. Daarom hangt de socialistische toekomst van de mensheid — de mogelijkheid het verval van het kapitalisme tot barbarij te vermijden- fundamenteel of van het vermogen van het proletariaat zijn historische zending te vervullen, die Marx en Engels het toeschreven. Het is waar dat na 62 jaar van geweldige revolutionaire strijd — 39 jaar nadat Trotski voor de laatste maal over dit onderwerp schreef — het proletariaat nog geen overtuigend bewijs heeft geleverd van dit vermogen. Van zijn vermogen te strijden op een heroïsche, en soms duidelijk antikapitalistische, heldhaftige wijze, dat wel; maar van het vermogen de macht te veroveren en te behouden op een voldoende brede geografische schaal, waar de noodzakelijke voorwaarden aanwezig zijn voor de opbouw van een socialistische wereld: dat nog niet. Trotski stelt de vraag dus in de vorm van een dilemma. Ofwel zal het proletariaat in de komende decennia[6] niet in staat blijken de maatschappij op te bouwen op een socialistische basis, en zal het verval van de wereldrevolutie verdergaan — in welk geval het verval van de menselijke beschaving onvermijdelijk is. Ofwel zal de arbeidersmacht na enkele nieuwe ups en downs, enkele nieuwe onvolledige overwinningen en nederlagen, veroverd en geconsolideerd worden in sleutellanden van de wereld, zal de wereldrevolutie zegevieren en zal het wereldsocialisme opgebouwd worden. Met andere woorden, alles hing af van het karakter van de nederlagen van de wereldrevolutie die plaatshadden tussen 1923 en het begin van de jaren veertig, de vraag of zij gedeeltelijk of volledig waren, tijdelijk of definitief.
Trotski was ervan overtuigd dat deze nederlagen gedeeltelijk en tijdelijk waren, dat de revolutie eens te meer zou opstaan, dat de fascistische (en de Japanse) dictaturen, evenals de koloniale rijken, de oorlog en de periode onmiddellijk daarna niet zouden overleven. Ofschoon hij verkeerdelijk de stalinistische dictatuur opnam in deze lijst, bleek zijn visie in grote lijnen juist te zijn geweest, in elk geval heel wat juister dan die van de pessimisten, die in 1939-40 de revolutie eens en voorgoed hadden afgeschreven.
Maar ofschoon Trotski ervan overtuigd bleef dat er een nieuwe opgang van de wereldrevolutie zou zijn — een overtuiging die niet gegrondvest was op blind geloof maar op een juiste analyse van de objectieve tegenstellingen die de massa’s weer de weg van de actie zouden doen inslaan, koesterde hij niet de minste illusie over het vermogen van een spontane massabeweging (om maar te zwijgen over de bereidheid van de bureaucratische misleiders van de sociaaldemocratie en het stalinisme) om op een of andere manier blind te komen tot een overwinning van het wereldsocialisme. Welke gedeeltelijke successen zij ook nog mogen behalen — en Trotski onderschatte ongetwijfeld de omvang die deze successen zouden bereiken in de na-oorlogse periode — een dergelijke geweldige taak als de bewuste opbouw van een socialistische wereld kan nooit uitgevoerd worden door massaspontaneïteit alleen, nog minder door de reformistische en stalinistische apparaten die de massaspontaneïteit verpletteren, afremmen of beperken.[7] Er is een hoger gemiddeld niveau van arbeidersbewustzijn nodig, dat bovenal tot uitdrukking gebracht wordt door een nieuwe, stoutmoedige, in de politiek bedreven voorhoede van de arbeidersklasse en dat verpersoonlijkt wordt door een nieuwe revolutionaire leiding, nieuwe revolutionaire massapartijen en een revolutionaire massa-internationale.
Teneinde de verschijning van een dergelijke nieuwe voorhoede en een dergelijke nieuwe leiding te bevorderen, moest men de programmatische continuïteit van het communisme verdedigen, die het stalinisme volledig dreigde te vernietigen. Die continuïteit kan niet verzekerd worden door boeken, pamfletten en artikelen alleen. Zij moest verpersoonlijkt worden in een nieuwe generatie van kaders en militanten.[8]
Op een ander vlak schakelde de ernst van de ontaarding van de Sovjet-Unie alleen al de KPSU uit als het kader waarin het sovjetproletariaat eventueel eens te meer politiek actief zou kunnen worden. (Dat deze wedergeboorte zich zou voordoen stond vast, hoe lang het ook zou duren eer de arbeidersklasse zich zou herstellen van haar geweldige historische ontgoocheling). De sovjetmassa’s identificeerden de KPSU volledig met de geprivilegieerde, heersende bureaucratie. Zodoende wierp het perspectief van politieke revolutie niet alleen belangrijke politieke en programmatische vraagstukken op, die Trotski trachtte op te lossen, maar ook het vraagstuk van de organisatie op internationaal vlak. Hoe kon men de hereniging van het wereldproletariaat bewerkstelligen — het proletariaat van de kapitalistische landen, dat geconfronteerd was met een andere vijand en met andere strategische taken, en het sovjetproletariaat? Alleen al omdat de IVe Internationale gericht is op de politieke revolutie in de USSR als een deel van de wereldrevolutie, wordt zij op lange termijn historisch beslissend voor de toekomst van het wereldsocialisme.
Het is op deze wijze dat het project van de opbouw van de IVe Internationale verbonden is met een strikt objectieve analyse van de voornaamste trends van de twintigste-eeuwse geschiedenis. Het vloeit logisch voort uit de diagnose dat de crisis van de mensheid de crisis van de revolutionaire leiding van het proletariaat is. Deze zo vaak geciteerde formule houdt niet alleen een bevestiging, maar ook en bovenal een reeks ontkenningen is. Wij ontkennen dat er geen crisis van de mensheid is, dat het fascisme en de Tweede Wereldoorlog slechts minder belangrijke ongevallen waren, dat vooruitgang en beschaving zich zullen ontwikkelen zelfs indien de mensheid het kapitalisme niet overwint. De crisis van de mensheid is niet een crisis waarin het verval van de productiekrachten zulk een niveau heeft bereikt dat het socialisme niet langer objectief mogelijk is. Evenmin is het een crisis waarin het proletarische militantisme scherp en bestendig daalt en de arbeiders zo geïntegreerd zijn in de burgerlijke maatschappij in verval dat zij niet langer kunnen beschouwd worden als een revolutionaire kracht (een revolutionair subject). En evenmin is het een crisis van het proletarisch socialisme, waarin de arbeiders slechts de ene vorm van onderdrukking (door de met de kleinburgerlijke intelligentsia verbonden bureaucratie) kunnen vervangen door een andere.
Het dient gezegd dat alle premissen tamelijk goed stand houden in het licht van latere historische ontwikkelingen. En de analyse brengt onvermijdelijk mee dat de hoofdzaak erin bestaat een nieuwe revolutionaire voorhoede op te bouwen, het klassenbewustzijn en de klassenleiding van het proletariaat op te voeren tot een kwalitatief hoger niveau. Indien dit niet gebeurt zullen de volgende golven van de wereldrevolutie, die ongetwijfeld zullen verschijnen, niet leiden tot het wereldsocialisme.
(Toen Trotski de opbouw van de IVe Internationale nauw verweefde in het zogenaamde Overgangsprogramma (het document getiteld: De doodstrijd van het kapitalisme en de taken van de IVe Internationale)) was hij zich scherp bewust van het dubbele aspect van de “crisis van de subjectieve factor": Crisis van leiding en crisis van klassenbewustzijn van het proletariaat. Aangezien hij voortkwam uit een marxistische traditie waarin de twee elementen dialectisch met elkaar waren vervlochten, kon Trotski de gedachte dat een arbeidersklasse, die totaal werd beheerst door reformistische gedachten, door een list ertoe kan gebracht worden een revolutie tot stand te brengen zonder het echt te proberen, slechts als absurd van de hand wijzen. De strijd voor de overgangseisen heeft als voornaamste functie de arbeiders door hun eigen ervaring tot de conclusie te brengen dat het noodzakelijk is dat zij de macht grijpen. Het programma is een brug tussen hun gegeven niveau van bewustzijn en het niveau dat noodzakelijk is voor een zegevierende socialistische revolutie. Maar deze brug kan gebouwd worden op zeer stevige pijlers: de bewuste noden en bekommernissen van de arbeidersklasse, die voortvloeien uit de tegenstrijdigheden en de opeenvolgende crisissen van de laatkapitalistische maatschappij, en waaraan de maatschappij in toenemende mate niet vermag te voldoen. De strijd om hen te voldoen via massamobilisatie, actie en zelforganisatie van de arbeidersklasse: dit is de volgende pijler, die de brug stevige grondslagen geeft. Het “menselijke”, “numerieke” of, indien men wil, “technische” aspect van het probleem wordt voortdurend benadrukt door Trotski in zijn commentaren op de opbouw van de partij in de periode 1933-40. In de loop van de klassenstrijd treden geleidelijk voorhoede-elementen naar voren, die gepolitiseerd worden binnen de rangen van het proletariaat. In periodes van geweldige massa-explosies treedt vaak een nieuwe voorhoede van de arbeidersklasse naar voren om de klasse te leiden op het niveau van de fabriek. Maar deze elementen komen niet spontaan tot een globaal juist revolutionair programma. Hun versmelting met de kaders, die vooraf in dit programma zijn geschoold en die voldoende ervaren en actief zijn om het vertrouwen van deze brede voorhoede te winnen, is onmisbaar opdat deze laatste het niveau van bewustzijn bereikt dat noodzakelijk is voor de overwinning van de wereldrevolutie.
Een dergelijke versmelting die de kern is van de opbouw van de IVe Internationale — vereist o.a. een juiste tactische tussenkomst door de revolutionaire kern in de massastrijd en in discussie van de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse. Zij vereist ook dat de “primitieve kaderaccumulatie” de kritieke drempel heeft overschreden, waaronder de revolutionaire groepen door de klasse eenvoudig gezien worden als critici van de reformistische massapartijen, en waarboven zij hen beginnen te zien als geloofwaardige alternatieven. Deze analyse is gebaseerd op het functionele karakter van arbeidersorganisaties in de ogen van de klasse. Zij zal een gedeeltelijk gebroken en ondoeltreffend werktuig niet laten vallen voor een piepklein pennenmes. Een minimum aan doeltreffendheid moet gewaarborgd zijn eer het nieuwe werktuig het oude doeltreffend kan vervangen. Wanneer een dergelijk geloofwaardig alternatief zich niet aanbiedt — een alternatief met niet slechts een juist programma en een juiste politieke lijn, maar ook met voldoende organisatorische kracht — zal het geweldige potentieel kritisch militantisme in tot de voorhoede behorende lagen van de arbeidersklasse grotendeels verstrooid zijn na elke golf van strijd. En dit zal op zijn beurt bijkomende moeilijkheden scheppen voor de opbouw van nieuwe revolutionaire partijen en een nieuwe revolutionaire Internationale.
Vreemd genoeg vergiste Trotski zich op een paar minder belangrijke punten in zijn projectie voor de toekomst van de Vierde Internationale. Wij zeggen “vreemd genoeg”, omdat zijn algemene analyse het voor hem mogelijk maakte deze vergissingen te vermijden en zelfs de tegengestelde conclusie inhield van die waartoe hij kwam. Trotski’s voornaamste vergissing was te geloven dat de Vierde Internationale snel zou groeien op het einde van de Tweede Wereldoorlog — een voorspelling die geen rekening hield met de verwoestende weerslag die twintig jaren van vrijwel ononderbroken nederlagen van de revolutie op het gemiddelde niveau van klassenbewustzijn hadden. Hij voorspelde terecht dat het lange tijd zou duren eer deze gevolgen overwonnen waren in Italië, Duitsland, Rusland en Spanje. Maar op een of andere manier liet hij deze landen tijdelijk buiten beschouwing wanneer hij zich bezighield met het wereldproletariaat in zijn geheel. Op dit punt vergiste hij zich duidelijk. Het was objectief onmogelijk voor de IVe Internationale om na de Tweede Wereldoorlog de snelle groei door te maken die de Komintern had gekend na de Eerste Wereldoorlog. Het proces zou veel langduriger en tegenstrijdiger blijken te zijn. Een andere vergissing was Trotski’s overtuiging dat het stalinistische regime de oorlog niet zou overleven. In strijd met een verraderlijke legende was hij niet pessimistisch aangaande de wijze waarop de Sovjet-Unie de Tweede Wereldoorlog zou doorstaan.[9] Hij was ervan overtuigd dat zij sterker zou blijken dan tsaristisch Rusland en dan haar imperialistische tegenstrevers, zowel wat betreft de sociaal-politieke cohesie als wat betreft de soepele mobilisatie van industriële hulpbronnen voor de zelfverdediging. Terwijl hij vreesde dat het wanbeheer, de willekeur en de terreur van de bureaucratie die superioriteit gestadig zouden ondermijnen — een oordeel dat elke subjectieve analyse van wat in feite gebeurde in Rusland in de jaren 1941-42 slechts kan bevestigen[10] — neigde hij terecht tot de conclusie dat het superieure sociale systeem op lange termijn de overhand zou halen. In fundamentele tegenstelling tot sommige elementen die de hoeksteen van zijn ganse analyse vormden, verweefde Trotski echter twee gedachtegangen tot een enkele.
Precies omdat de onvermijdelijke opgang van de wereldrevolutie na de wereldoorlog niet snel en spontaan kon leiden tot een overwinning, zou het slechts een gedeeltelijke revolutionaire opgang zijn. En precies om die reden zou het geenszins zeker zijn dat de omverwerping van de Russische dictatuur, d.w.z. de nieuwe opgang van het Russische proletariaat, snel zou plaatshebben.
Wat werkelijk gebeurde na de Tweede Wereldoorlog zou dus een veel complexer proces zijn dan Trotski suggereerde in enkele boude voorspellingen. Het zou inhouden: gedeeltelijke overwinningen en gedeeltelijke nederlagen van de wereldrevolutie; tijdelijke stabilisering van het kapitalisme in de imperialistische landen, en van bureaucratische heerschappij in de Sovjet-Unie en haar nieuwe “bufferzones”, de ondermijning van die stabiliteit door de uitwendige tegenstellingen en de gedeeltelijke overwinningen van de wereldrevolutie (waarvan er een, de overwinning van de Chinese revolutie, een wereldschokkende ervaring was, zelfs al was zij gebureaucratiseerd van bij het begin) en de groeiende gecombineerde crisis van de burgerlijke maatschappij en het stalinisme die, vanaf mei 1968 en de Praagse Lente, zou leiden tot een nieuwe, versnelde opgang van de wereldrevolutie. Wij overschrijden hier echter reeds de grenzen van de analyse van Trotski’s marxisme in de strikte zin.[11]
Verbonden met Trotski’s marxisme en met zijn strijd voor de IVe Internationale is het samenvoegen van alle draden van zijn historische visie tijdens het laatste deel van zijn leven; de wil de strijd verder te zetten omdat de historische uitslag ervan nog onbeslist is. Het is nog onbeslist of de barbarij of het socialisme de overhand zullen halen. Het is nog onbeslist of de wereldrevolutie telkens opnieuw verslagen zal worden of dat zij uiteindelijk zal zegevieren. Het is nog onbeslist of de Sovjetmaatschappij, die halverwege tussen kapitalisme en socialisme is geblokkeerd, een nieuwe, historisch reproduceerbare vorm van uitbuiting zal doen ontstaan of dat het sovjetproletariaat, met de hulp van het strijdende wereldproletariaat, haar zal zuiveren van alle walgelijke resten van het stalinisme. Het is nog onbeslist of de stalinistische degeneratie van de Sovjet-Unie zichzelf zal herhalen in alle nieuwe zegevierende revoluties (tenminste zo lang als zij zegevieren in relatief achtergebleven landen), of socialistische revoluties al dan niet het vermogen aan de dag zullen leggen tot zelfkritiek en zelfverbetering, waarop Marx zoveel hoop stelde. Het is nog onbeslist of het proletariaat in staat zal zijn een klassenloze maatschappij op te bouwen, waarin de menselijke beschaving en de vrijheid een niveau bereiken dat alles wat het kapitalisme in zijn meest roemrijke dagen voortbracht ver overtreft. Strijden voor de IVe Internationale betekende voor Trotski: zich actief mengen in de aan de gang zijnde klassenstrijd en politieke strijd, teneinde bij te dragen tot de oplossing van deze dilemma’s in het voordeel van de arbeidende klasse, menselijke vooruitgang en de belangen van de mensheid in de breedste zin van het woord. Of dit een realistisch of een utopisch streven was, zal slechts de toekomst kunnen uitwijzen. Maar het zou beter een realistisch streven zijn, zoniet zal de toekomst van het menselijk ras werkelijk somber zijn.
_______________
[1] “Fighting against the Stream”, in Writings of Leon Trotsky 1938-1939, New York 1974, pp. 251 e. v.
[2] Trotsky, Diary in Exile, London 1958, pp. 45-46.
[3] L. Kolakowski, Main Currents of Marxism, Vol. 3, Oxford 1978, p. 213; en J. Carmichael, Trotsky: An Appreciation of his Life, p. 460-61.
[4] Isaac Deutscher, The Prophet Outcast, pp. 208, 211-12; Irving Howe, Trotsky, pp. 132-3; en Rapone, Trotskij e Il Fascismo, p. 278. Carmichael besluit zijn negatief oordeel echter met een vreemde conclusie waartegen Trotski niets in te brengen zou gehad hebben: “Zodoende is het lot van de Vierde Internationale verbonden met de toekomst van het marxisme”. (Op. cit., p. 462).
[5] Jean Baechler, Politique de Trotsky, Paris 1968, pp. 22, 91, 307. Zie ook B. Knei-Paz, The Social and Political Thought of Leon Trotsky, p. 426.
[6] Trotski’s artikel in “De USSR en de oorlog” zou de indruk kunnen wekken van een verkeerde timing: “Indien deze oorlog geen revolutie, maar het verval van het proletariaat veroorzaakt... ” Maar in zijn eigenlijk politiek testament, Manifesto of the Emergency Conference of the Fourth International, maakt hij duidelijk dat het dilemma verwijst naar de komende decennia.
[7] Zie E. Mandel, Revolutionary Marxism Today, NLB London 1979.
[8] Pierre Naville, Trotsky Vivant, Paris 1962, pp. 118-9.
[9] Leo Figueres, Le Trotskysme, cet antileninisme, Paris 1969, p. 170. Hiertegenover zou men Trotski’s verklaringen moeten plaatsen in The Case of Leon Trotsky, New York 1968, p. 311 ; Writings of Leon Trotsky 1939-1940, New York 1974, p. 164 ; en, meer in het algemeen, The Revolution Betrayed, New York 1965, pp. 206-208, 225-6, 229-32.
[10] Zie in het bijzonder Roy Medvedev, Let History Judge, London 1976, pp. 442-467.
[11] In tegenstelling tot de beweringen van Baechler (op. cit., p. 57), Mavrakis (On Trotskyisrn, pp. 144-151) en anderen, verwierp Trotski geenszins de mogelijkheid van een guerrillaoorlog op grote schaal in China. Hij was slechts sceptisch aangaande het succes ervan in periodes van scherp verval van de revolutie — zoals het geval was in de late twintiger jaren en het begin van de dertiger jaren. Zie voetnoot 9, hoofdstuk 9. In het Manifest van de bijzondere conferentie van de Vierde Internationale gebruikt hij zelfs uitdrukkelijk de term “echte volksoorlog” om te verwijzen naar de tactieken die men zou dienen te gebruiken tijdens de Chinees-Japanse oorlog (Writings of Leon Trotsky 1939-1940, New York 1973, p. 203.).