Ernest Mandel

Wie was Roman Rosdolsky (1898-1967)


Geschreven: 1968
Bron: Quatrième Internationale, nummer 33, april 1968, pp. 70-72
Deze versie: Verscheen in het Nederlands in De Internationale, februari 1998, nummer 63, jaargang 42, pp. 26-28
Transcriptie: Fréderic
HTML: Frederic, voor het Marxists Internet Archive, april 2005


Met Roman Rosdolsky, die in november 1967 in Detroit in de Verenigde Staten is overleden, verdween de laatste overlevende van de oprichters van de communistische beweging in westelijke Oekraïne en een van de meest opmerkelijke marxisten van de laatste decennia.

Het lot van Rosdolsky is karakteristiek voor een hele generatie Europese revolutionairen. Zijn enige bijzonderheid was dat Rosdolsky de reeks vervolgingen van zowel het autochtone fascisme als van het nazisme en het stalinisme heeft overleefd.

Hij werd in 1898 geboren in Lvov (Lemberg). Die Oekraïense stad hoorde toen bij het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Na 1918 werd de stad geannexeerd door Polen, in september 1939 veroverd door het Sovjetleger, in 1941 bezet door de nazi’s, in 1944 bevrijd door het Sovjetleger en sindsdien ingelijfd in de Sovjetrepubliek Oekraïne.

De vader van Rosdolsky was een zeer bekende Oekraïense filoloog, die op zijn zoon een nationaal bewustzijn overbracht dat werd gekenmerkt door een gevoel van nationale onderdrukking. Toen hij nog op de middelbare school zat, werd hij socialist en internationalist. In 1915 werd hij ingelijfd in het keizerlijk leger en daar nam hij deel aan de oprichting van een clandestiene socialistische organisatie die vocht tegen de imperialistische oorlog en die solidair was met de Oostenrijkse socialisten als Adler, die zich verzetten tegen het sociaalpatriottisme. Hij gaf een kleine krant uit en gaf van meet of aan zijn enthousiaste steun aan de Oktoberrevolutie.

Rosdolsky werd vanaf het begin lid van de internationale communistische beweging en werd een van de eerste organisatoren van de Communistische Partij van de westelijke Oekraïne, waarvan het hele Centrale Comité door Stalin werd vermoord tijdens de beruchte zuiveringen van de jaren dertig. In 1925 weigerde hij te stemmen voor een veroordeling van Trotski en de Linkse Oppositie in de Sovjet-Unie, omdat hij niet over de nodige informatie beschikte om een oordeel te vellen. Hij was toen nog geen trotskist, hij sympathiseerde veeleer met de stroming van Boecharin. Hij werd eind jaren twintig uit de Communistische Partij gezet.

In tussentijd was hij in Wenen gaan wonen, waar hij correspondent werd van het Marx-Engels Instituut in Moskou, dat belast was met de voorbereiding van de wetenschappelijke uitgave van het verzameld werk van Marx en Engels (MEGA), onder leiding van Rjazanov.[1] Hij had opdracht om in Oostenrijkse archieven te zoeken naar documenten die verband hielden met Marx en Engels en met het begin van de socialistische beweging. Tijdens zijn verblijf in Wenen raakte hij overtuigd door de kritiek van Trotski op zowel de stalinistische politiek in de Sovjet-Unie als op de catastrofale koers van de Derde Internationale, die zou leiden tot het aan de macht komen van Hitler in Duitsland. De repressie van de Oostenrijkse arbeidersbeweging in februari 1934 door Dolfuss dwong hem Wenen te verlaten en terug te keren naar Lvov. Hij sloot zich daar aan bij de trotskistische beweging en werd een van de redactieleden van een trotskistisch blad in de Oekraïense taal, dat vooral werd verspreid onder de oliearbeiders in oostelijk Galicië.

Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog dwong hem tot een lange en tragische zwerftocht, waarbij hij geïnterneerd werd in de concentratiekampen van Auschwitz, Ravensbrück en Oranienburg.

Na de oorlog komt hij in de Verenigde Staten terecht. Hoewel hij gepromoveerd is en aan de vooravond van de oorlog hoogleraar was aan de Universiteit van Lvov, blijven in de atmosfeer van de koude oorlog de deuren van de Amerikaanse universiteiten voor hem gesloten. Hij werkt vooral als publicist en krijgt enkele beurzen voor zijn wetenschappelijke studies.

Door zijn opleiding en zijn persoonlijke belangstelling was Rosdolsky in de eerste plaats marxistisch historicus. Hij combineerde een grondige kennis van de marxistische methodologie — zoals die was toegepast door de meesters van de marxistische historiografie, Marx zelf, Mehring en Trotski — met een beheersing van de universitaire technieken en daarmee was hij in staat om verscheidene boeken te schrijven die steeds meer als klassieken in hun genre werden beschouwd.

In de loop van de jaren dertig schreef hij een studie over de dorpsgemeenschap in Galicië en ook een boek in twee delen over de geschiedenis van de lijfeigenschap in datzelfde gebied. Dat laatste boek werd pas in 1959 in Polen gepubliceerd. In de loop van de jaren veertig schreef hij een diepgaande studie over de verkeerde opvattingen van Engels en de Neue Rheinische Zeitung met betrekking tot de kleine Slavische volkeren tijdens de revolutie van 1848. Dat boek verscheen pas in 1964. In de jaren vijftig schreef hij een boek over de grote fiscale- en agrarische hervorming van de Oostenrijkse keizer Jozef II. Dat boek werd in 1961 uitgegeven door de Academie van Wetenschappen in Warschau. Tijdens de laatste jaren van zijn leven verzamelde hij materiaal voor een boek van groot historisch belang, namelijk over de reacties van de Oostenrijkse arbeiders op de oproepen die Trotski lanceerde tijdens de vredesonderhandelingen van Brest-Litovsk (waarin hij opriep tot de wereldrevolutie) en de redenen waarom de revolutie niet uitbrak in Oostenrijk en Duitsland in januari en februari 1918.

Het boek “Friedrich Engels en het probleem van de geschiedloze volkeren” is zeker het meest briljante dat hij geschreven heeft. Hierin past hij de marxistische analysemethode toe op het werk van Marx en Engels zelf. En hij toont op overtuigende wijze aan dat de twee grondleggers van het wetenschappelijk socialisme een vergissing hebben begaan door een onvolledige analyse van de sociale krachten die actief waren in de revolutie van 1848. Daardoor hebben zij negatieve oordelen geveld over de nationaliteiten als de Tsjechen, de Kroaten, de Oekraïners en de Slowaken, die en bloc als ‘contrarevolutionairen’ werden bestempeld. Rosdolsky laat zien dat de politieke verdeling tussen aan de ene kant de ‘revolutionaire’ Polen en Hongaren en aan de andere kant de ‘contrarevolutionaire’ Kroaten, Tsjechen, Slowaken of Oekraïners in sommige gebieden, zoals Galicië, samenviel met een klassenverdeling tussen de adellijke grootgrondbezitters en de boeren. Die boeren waren niet gepredestineerd om in het contrarevolutionaire kamp terecht te komen. Integendeel, zij hadden revolutionaire vertegenwoordigers gestuurd naar de grondwetgevende vergadering in Wenen en zij waren bereid zich aan de kant van de revolutie te scharen op voorwaarde dat hun belangrijkste eis “de grond aan de boeren” ingewilligd zou worden. Maar de ‘revolutionaire’ adel weigerde dat hardnekkig. Daardoor werden de boeren uit wanhoop in de armen van de keizer gedreven. Dit boek zou in vele talen vertaald moeten worden als klassiek voorbeeld van eerlijke en diepgaande marxistische historiografie.

Hoewel Rosdolsky opgeleid was als historicus, ging zijn wetenschappelijke belangstelling de laatste twee decennia van zijn leven uit naar de politieke economie. Toen hij na de Tweede Wereldoorlog als emigrant voet aan wal zette in New York, ontdekte hij daar bij toeval een van de drie of vier exemplaren van de Grundrisse van Marx die tot dan toe in het Westen waren verschenen.[2] Deze monumentale “voorlopige schets” van het Kapitaal, die in die tijd bij geen van de Marx-specialisten bekend was, bleef Rosdolsky tot het eind van zijn leven fascineren. Zoals hij zelf zou schrijven bood dit boek hem een blik in het laboratorium waarin Marx zijn ontdekkingen voorbereidde die de wereld zouden doen wankelen.

De analyse van de Grundrisse en het populariseren van de belangrijkste thema’s daaruit werden toen een van de taken die Rosdolsky als essentieel beschouwde. Hij schreef hierover veel artikelen, die verschenen in tijdschriften als Kyklos (Zwitserland), Arbeit and Wirtschaft (het blad van de Oostenrijkse vakbonden), Science and Society (USA), etc. Onder het pseudoniem Lerner schreef hij over ditzelfde onderwerp begin 1954 ook een artikel in Quatrième Internationale.

Het schrijven van deze artikelen was een voorbereiding op zijn magnum opus: ‘Zur Entstehungsgeschichte des Marxschen Kapitals[3] het gaat om de tweede analyse van de Grundrisse (de eerste verscheen van de hand van een Japanse professor). Maar het gaat om meer dan een analyse. Het betreft tevens een minutieus onderzoek naar de ontwikkeling van het denken van Marx in de jaren 1850 en het is tegelijkertijd een coherente en effectieve verdediging van de fundamentele elementen van de marxistische economische theorie tegen pogingen om die te herzien, zowel in de arbeidersbeweging als in academische milieus. Rosdolsky noemt zichzelf bescheiden “filoloog van Marx”, dat wil zeggen gespecialiseerd onderzoeker en beoordelaar van wat Marx had willen zeggen en van wat hij niet had willen zeggen met dit of dat begrip of in deze of gene passage van zijn geschriften. Maar met deze zelfdefinitie doet hij zich geen recht. Er zijn weinig marxisten die zo diep in het denken van Karl Marx zijn doorgedrongen als Rosdolsky. Zijn commentaar op de Grundrisse beperkt zich met tot hier en daar een filologische precisering, maar verschaft werkelijke opheldering over de algemene methode van Marx en de algemene richting van zijn theorie.

Sinds zijn emigratie naar de Verenigde Staten was Rosdolsky niet meer politiek actief, maar hij beschouwde zich nog steeds als sympathisant van de internationale trotskistische beweging. Hoewel hij een hartsvriend werd van Isaac Deutscher, deelde hij niet de hoop van Deutscher op een graduele overgang van de bureaucratische dictatuur in de Sovjet-Unie naar een socialistische democratie. Zijn meningsverschillen met de Vierde Internationale betroffen vooral de beoordeling van gebeurtenissen als de oorlog in Korea en de Hongaarse revolutie van 1956. Maar in de laatste jaren van zijn leven spitsten deze meningsverschillen zich toe op de juiste definitie van de staten waar het kapitalisme omver was geworpen, maar waar de arbeidersklasse niet direct de macht uitoefende. Hij was van mening dat de formule gedegenereerde arbeidersstaat, die 35 jaar geleden door Trotski werd ontwikkeld, niet meer overeenstemde met de realiteit en dat men niet kon uitsluiten dat de bureaucratie zich zou kunnen ontwikkelen tot klasse, als de socialistische revolutie in de ontwikkelde imperialistische landen op zich zou laten wachten. Soms gebruikte hij de formule ‘staatssocialisme’ om deze staten te karakteriseren, maar met veel terughoudendheid en omschrijvingen.

Hoewel zijn dwingende verlangen om zijn wetenschappelijk werk te voltooien bij Rosdolsky de overhand had gekregen op zijn belangstelling voor de dagelijkse politieke gang van zaken, heeft hij voor zijn dood nog met grote vreugde twee ontwikkelingen meegemaakt die hem sterkten in zijn volle vertrouwen in de uiteindelijke overwinning van de ideeën van Lenin en Trotski, waarvoor hij een halve eeuw heeft gestreden: het opnieuw ontstaan van een linkse communistische oppositie in Polen, rond de ‘open brief’ van Modzelevsky en Kuron en het massakarakter van het studentenverzet tegen de oorlog in Vietnam in de Verenigde Staten. Zijn reacties op deze gebeurtenissen bevestigen dat hij gestorven is zoals hij heeft geleefd: als revolutionair van de klassieke school van het internationalistische marxisme.

Een laatste genoegdoening is hem postuum nog ten deel gevallen. De nationale onderdrukking waaronder de Oekraïense nationaliteit onder het stalinistische regime heeft geleden, wordt nu impliciet erkend door verscheidene officiële communistische partijen, met voorop die van Canada, die onder haar leden velen van Oekraïense afkomst telt. In de Sovjet-Oekraïne zelf is de strijd ontbrand over het opnieuw instellen van de Oekraïense taal als officiële taal van de Socialistische Sovjet Republiek Oekraïne, ondanks alle openlijke of geniepige pogingen tot russificatie. Ook op dit vlak heeft Roman Rosdolsky niet vergeefs gestreden.

_______________
[1] Een geschiedenis van de uitgave van de MEGA hebben we gepubliceerd in De Internationale nummer 57.
[2] De eerste Duitse uitgave van de Grundrisse verscheen kort voor de inval van de nazi’s in Moskou. Slechts enkele exemplaren vonden hun weg naar het Westen. De tweede uitgave in 1953 kende een betere verspreiding.
[3] Dit boek verscheen in mei 1968 bij de Europaeische Verlagsanstalt in Frankfurt.