Geschreven: september 1964
Bron:La Ire Internationale et la Commune de Paris, La Gauche nr. 33, september 1964
Vertaling: Valeer Vantyghem
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, februari 2008
Zie ook: Het karakter van de Commune van Parijs Algemene regels en de rede bij oprichting van de Internationale Bakoenin Henriette Roland-Holst Het thema Frankrijk in Engelstalig MIA |
De nederlaag van 1848 had de arbeiderspartijen ten gronde gericht. Een tiental jaren later, begon in de industriële gebieden het proletariaat zich opnieuw te organiseren. Dank zij de wettelijk voorgeschreven tienurendag kregen de Trade Unions in Engeland een nieuwe kans. Toch bewees de economische crisis hoe onzeker de situatie van de arbeiders nog was. Meer nog, de industriëlen dreigden om goedkopere arbeidskrachten uit andere Europese landen aan te trekken. In Frankrijk zocht Napoléon III (waaraan de Gaulle een voorbeeld heeft genomen), om zijn persoonlijke macht te vrijwaren, toenadering tot de arbeiders. Hij stelde hen voor een afvaardiging aan te duiden om op de Wereldtentoonstelling van 1862 inlichtingen te verzamelen die hen voor hun beroep van dienst konden zijn. Te Londen, waar de tentoonstelling doorging, verbroederden de Engelse en Franse arbeiders en uitten de wens om duurzame contacten aan te gaan.
Het volgende jaar zagen de Franse en Engelse arbeiders elkaar terug in Londen ter gelegenheid van een grote bijeenkomst die diende als steun voor de Poolse revolutie. Er werd gedacht aan een groot Internationaal Arbeiders Verbond. Ze lanceerden hiervoor een oproep. Een volgende Franse delegatie stak het Kanaal over. Op 28 september 1846 werden ze ontvangen op een internationale conferentie in St. Martin Hall.
Een van de sprekers, de Fransman Tolain, stelde dat men zich moest verenigen om strijd te leveren tegen de industriële slavernij, een strijd nog harder en meer onverdroten dan de Franse Revolutie had gedaan. Er moest een Internationaal Arbeiders Verbond komen. De bijeenkomst gaf aan een Comité de opdracht om een programma en statuten op te stellen. Die zouden op een volgend Congres aangenomen worden.
Het Comité begon met de aard en het doel van de vooropgestelde bond te omschrijven. Men was het er over eens dat er geen sprake kon zijn om de bestaande nationale partijen en organisaties te ontmantelen noch om nieuwe organisaties te stichten.
De kwesties van het algemeen stemrecht, de republiek en andere gelijkaardige vraagstukken bleven tot de bevoegdheid behoren van de nationale partijen. De kwesties verschilden immers van land tot land. Vervolgens belastte het comité een commissie met het opstellen van een programma. Het voorstel van Marx werd met eenparigheid aanvaard. Het andere voorstel, dat van de Italiaan Mazinni, was een vage socialiserende en bombastische tekst die in 1864 uit de tijd was. Deze burgerlijke republikein had niets van de klassenstrijd begrepen.
In zijn rede stelde Marx dat de ellende van de arbeiders tussen 1849 en 1864 groot was gebleven hoewel tijdens deze periode de aangroei van de industriële activiteiten en de handel hoge toppen scheerde. De vergelijking tussen de officiële statistieken van de ellende van het Engelse proletariaat en de cijfers opgegeven door minister Gladstone[1] over de rijkdommen van het land waren het formele bewijs. Een gelijkaardige toestand vond je terug in de andere geïndustrialiseerd landen, waarvoor Engeland tot voorbeeld diende.
In zijn rede had hij het nog over de nederlaag van de arbeiders tijdens de voorbije jaren maar hij wees tevens op twee gunstige verschijnselen: de wet op de tienurendag en de coöperatieven. Deze bewezen dat het mogelijk was om bedrijven te laten functioneren zonder kapitalisten, het overgrote deel van de mensen echter kon dan pas geholpen worden wanneer dit systeem veralgemeend werd en daarbij kon steunen op de Staat. Daar de kapitalisten hun politieke privileges ter hand namen om zich hiertegen te verzetten moest de arbeidersklasse de macht overnemen. De strijd voor een eerzame internationale politiek was ook een onderdeel van de ontvoogdingsstrijd van de arbeidersklasse. De misdaden van de regeringen moesten aangeklaagd worden en waar mogelijk bestreden.
De statuten openden met een uiterst belangrijke inleiding, willen we het doel en de opvattingen van het Verbond begrijpen. De statuten voorzagen onder meer in een jaarlijks Congres en een Algemene Raad die banden moest leggen met de arbeidersassociaties uit de verschillende landen.
Het eerste congres vond plaats in Genève en nam de volgende beslissing: de statuten van het Verbond werden aanvaard, de Algemene Raad bleef te Londen gevestigd, er zou een strijd gevoerd worden voor de wettelijke inkrimping van de arbeidsduur, die acht uur zou moeten bedragen, vakbondsacties waren nodig om de arbeiders aaneen te smeden, de vakbonden moesten zich verbinden met de politieke en sociale organisaties van hun klasse.
Het tweede Congres stelde vast dat enkel Zwitserland en België vorderingen hadden gemaakt. De bloedige repressie en de staking te Marchienne had de wil tot strijd fel aangewakkerd. Elders kwam de propaganda voor obstakels te staan. Duitsland waar voor 1848 de sociale kwestie het meest naar voor was gekomen had die de rug toegekeerd en was de strijd begonnen voor nationale eenheid.
In Frankrijk belette het gebrek aan vrijheid de uitbouw van het Verbond ondanks de actieve steun aan de stakingen. In Engeland was door de hervorming van het kiesstelsel de economische strijd verwaarloosd.
Op het Congres hadden de aanhangers van Proudhon een volledig programma utopische hervormingen voorgesteld doch Marx behield zijn invloed over de Internationale. Het Congres kreeg een grote weerklank. De volledige Europese pers schreef erover.
Te Parijs liet de justitie , naar aanleiding van een staking, het Bureau van de Internationale sluiten. Een nieuw Bureau werd samengesteld bestaande uit negen leden waaronder Varlin. Ze werden tot drie maanden gevangenisstraf veroordeeld. De volledige breuk met Napoleon bezorgde de Internationale een nieuw elan.
Ten gevolge van de economische toestand braken er in Europa een reeks stakingen uit. Het was niet de Internationale die hier aan de basis lag. Toch hielp ze de arbeiders in hun strijd met raadgevingen en gaf hen een gevoel dat er een internationale solidariteit bestond in de vorm van materiële steun. Ze belette dat er van land tot land onderkruipers werden geronseld. Haar tussenkomst gaf haar een invloed die veel verder ging dan haar reële krachten.
Te Genève gingen de bouwvakkers in staking terwijl de wevers van zijden linnen in lock-out werden geplaatst. Hun lidmaatschap van de Internationale werd telkens weer als oorzaak aangegeven doch de arbeiders gesteund door de internationale solidariteit behaalden de overwinning.
In Duitsland werd de Internationale almaar sterker doch Marx slaagde er maar niet in om de twee partijen dichter tot elkaar te brengen.
De grotere bedrijvigheid van de Internationale werd op dit Congres duidelijk. De aanhangers van Proudhon verzetten zich niet langer tegen de vakbonden en de stakingen zoals ze hadden gedaan op de congressen van Genève en Lausanne. Ze werden volledig verslagen in de kwestie over “Het vraagstuk van de Eigendom”.
César de Paepe[2] liet een resolutie stemmen waarin stond dat de steengroeven, de mijnen, de spoorwegen moesten toebehoren aan een nieuwe Staat die gehoorzaamde aan het gelijkheidsprincipe. In afwachting moesten die toegewezen worden aan arbeidersassociaties die aan de gemeenschap waarborg verschuldigd waren.
De aanhangers van Proudhon protesteerden heftig tegen dit soort “grof communisme” en bekwamen dat de kwestie naar een volgend Congres werd verschoven.
Anderzijds verwierp het Congres een aanvraag tot lidmaatschap vanwege de burgerlijke Liga voor Vrede en Vrijheid. Deze aanvraag was gesteund door Bakoenin.
Na deze nederlaag probeerde Bakoenin dat de Liga een programma zou aanvaarden dat de vernietiging van alle staten voorstelde en hij trachtte de Liga te vervangen door een Federatie van vrije productie gemeenschappen. Dit voorstel werd verworpen. Bakoenin, aan het hoofd van de minderheid, stichtte de Internationale Alliantie van de Democratische Socialisten, die afdelingen zou oprichten waar het kon, maar binnen de Internationale zou blijven ageren. In december 1868 werd een aanvraag tot lidmaatschap ingediend
Enkele dagen later schreef Bakoenin aan Marx, zeker ter goeder trouw, een brief waarin hij zei: “Meer dan ook begrijp ik hoezeer u gelijk hebt wanneer ge de weg naar de economische revolutie volgt en als je ons uitnodigt om die te betreden”. Het zou onrechtvaardig zijn om de verhouding tussen beide mannen enkel te zien in het licht van de diepe meningsverschillen die hen uiteindelijk hebben gescheiden. Ze hadden achting voor elkaar, en, dertig jaar lang werden ze tot elkaar aangetrokken, en dit van beide zijden, maar telkenmale liep het uit op een botsing. Bakoenin beschouwde Marx als superieur aan Proudhon, die, voegde hij eraan toe, over een echt revolutionair instinct beschikte en de voorbode was van de anarchistische samenleving.
Bakoenin koesterde illusies toen hij geloofde dat hij de anarchistische concepten van Proudhon verder had uitgewerkt en alle idealistische en metafysische overwegingen had vervangen door een materialistische ondergrond op gebied van wetenschap, economie en geschiedenis.
Hij had niet de nodige achtergrond voor zulk een omvangrijke onderneming. Hij erkende bovendien heel openlijk de leemten die hij toeschreef aan de tijd die hij verloren had in de kerkers waarheen zijn politieke activiteiten hem hadden gebracht. De man was tweemaal ter dood veroordeeld geweest. Door zijn onrustige geest beging hij zowel goede als kwade zaken. Hij was een revolutionair in hart en nieren. Zonder middelen legde hij de eerste contacten van de internationale arbeidersbeweging in Spanje, Italië en Rusland.
In vele landen in Europa moesten de revolutionairen strijd leveren tegen de feodale aristocratie en tegelijkertijd tegen de burgerij die ermee een bondgenootschap had gesloten of in de plaats was gekomen. Terwijl in die landen de bevolking in een ellendige materiële en morele toestand verkeerde. Marx stelde dat het industriële proletariaat dat hij had bestudeerd in Engeland, Frankrijk en Duitsland de stoottroepen moest leveren voor de revolutie. Bakoenin daarentegen steunde op een ervaring in minder ontwikkelde landen en hij rekende vooral op de boeren, de aan lager wal geraakte jongeren en zelfs op clochards. Zo verviel hij telkenmale weer in de vergissingen uit de vorige generatie.
De Algemene Raad had de aansluiting van de Alliantie niet om principiële redenen verworpen want het was juist de taak van de Internationale om een gemeenschappelijk programma te ontwikkelen dat zijn wortels vond in acties in verschillende landen.
Maar had de Alliantie zich aangesloten dan zouden er twee Algemene Raden geweest zijn, in elk land twee nationale Bureaus en internationale congressen die gedeeltelijk gescheiden verliepen. De Algemene Raad stelde een individueel lidmaatschap voor aan beide associaties en het lidmaatschap van volledige afdelingen die hun opvattingen binnen de Internationale konden handhaven. Bakoenin liet de Alliantie ontbinden en de afdelingen konden lid worden.
Bakoenin stelde er voor om het erfrecht af te schaffen terwijl Marx oordeelde dat dit onmogelijk was zolang het privaateigendom niet was afgeschaft. Er konden enkel belastingen op erfenissen in overweging genomen worden. Bij de stemming was er geen meerderheid.
De bezittende klassen waren ervan overtuigd dat de stakingen niet te wijten waren aan de ellende van de arbeiders maar aan de kuiperijen van de Internationale en ze besloten de wapens in te zetten. Zelfs in Engeland waren er bloedige botsingen. In Frankrijk, te Ricamane, in de Loire vielen er twintig doden en talrijke gewonden. Het meest afschuwelijke gebeurde opnieuw in België waar er slachtoffers waren te Seraing en in de Borinage.
Na de capitulatie van Napoleon III te Sedan nam de Internationale, incluis de beide Duitse socialistische partijen, het op voor Frankrijk. Deze organisaties steunden vervolgens de Commune. En na de val gingen bijna alle regeringen in de aanval tegen de Internationale. Elk om beurt vroegen de ministers van buitenlandse zaken van Frankrijk en Spanje dat er algemene maatregelen zouden genomen worden. Zelfs Bismarck[3] weigerde en ook de Engelse regering bekrachtigde het recht op asiel.
De val van de Commune bracht de Internationale een verschrikkelijke slag toe. In Frankrijk waren de arbeidersorganisaties van de kaart geveegd. De Duitse socialisten streden in moeilijke omstandigheden tegen de annexatie van Elzas-Lotharingen. In Engeland tenslotte verloor de Internationale de steun van de Trade Unions die zich meer en meer gingen toeleggen op de verbetering van de arbeidsvoorwaarden.
De interne crisis was begonnen in Franstalig Zwitserland waar de Algemene Raad had gebroken met de federale Raad in de Jura die onder invloed stond van J. Guillaume. De crisis breidde zich uit naar een groot aantal landen waaronder Italië, Spanje en België. De Algemene Raad stelde dat dit in de hand gewerkt werd door de kuiperijen van Bakoenin.
Dit was niet juist. De oppositie kreeg verkeerdelijk zijn naam toebedacht. De Russische agitator was op een ander domein aan de slag.
Een jonge Russische vluchteling, Netschajew, die beweerde dat hij een zeer invloedrijk comité vertegenwoordigde — dat enkel in verbeelding bestond — kwam Bakoenin vragen om voor zijn land agitatie pamfletten te schrijven. Hij stelde Bakoenin voor om te stoppen met de vertaling van Het Kapitaal waarvoor deze laatste 300 roebel had ontvangen. Netschajew zei dat hij de zaak met de uitgever wel ging regelen. Bakoenin die in het bestaan van het comité geloofde aanvaardde het aanbod.
De jonge Rus zond enkel een brief met doodsbedreigingen aan de uitgever. Deze laatste schreef aan Bakoenin die aldus vernam hoe de vork in de steel zat en een schuldbekentenis overmaakte. Bakoenin brak volledig met Netschajew.
Overal in Europa waren er vervolgingen en arrestaties en het jaarlijks Congres werd vervangen door een conferentie achter gesloten deuren. Gehouden te Londen, bekrachtigde het, aan het adres van zijn vijanden, alle opvattingen en de politiek van de Internationale. Het gaf nog de weg aan die de landen moesten volgen. De Internationale had opgehouden te bestaan.
Te Genève in de Jura werd nog heel wat kritiek geleverd op de Algemene Raad die steeds meer macht in handen had gekregen. “Zoveel macht kan enkel tot verval leiden”. De Algemene Raad zou zich moeten beperken tot haar oorspronkelijke taak: een inlichtingenbureau dat de statistieken bijhield. Het standpunt werd in België overgenomen. Dit betekende het begin van een aantal conflicten tussen sommige nationale comités en de Algemene Raad.
Echter, de tijden waren veranderd. Er ontstonden autonome socialistische partijen die zich op een veel bredere basis uitbouwden. De voortrekkersrol van de Internationale was ten einde. Toen braken er ruzies uit tussen de leden van de Algemene Raad. Verschillende fracties die niets met Bakoenin van doen hadden kwamen met elkaar in botsing. Op voorstel van Marx en Engels werd de Algemene Raad naar New York overgebracht.
Op het congres van Den Haag (1872) werden Bakoenin en Guillaume op een weinig fraaie manier uitgesloten. Aan de eerste werden zijn banden met Netschajew verweten evenals zijn sektarisme. Die beschuldigingen waren vals. Dit betekende de genadeslag. De Internationale verdween in 1876. Het opzet is niet dood.
_______________
Voetnoten van de vertaler
[1] William Gladstone (1809-1898): Brits liberaal staatsman, was minister van financiën van 1859 tot 1866. Werd later premier.
[2] César de Paepe (1841-1890): studeerde eerst rechten, later geneeskunde. Speelde een grote rol in de opkomst van het Belgische socialisme. Hij trachtte het collectivisme te verzoenen met de theorieën van Pierre-Joseph Proudhon. In 1863 verklaarde de Paepe zich openlijk anarchist en werd hij een centrale figuur in de congressen van de Internationale. Daarna evolueerde hij steeds meer naar de standpunten van Marx.
In 1874 gooide hij het over een andere boeg en koos voor een politiek actief socialisme. Hij stichtte de Brabantse Socialistische Partij, die zou opgaan in de Belgische Werklieden Partij (BWP) en zette zich in voor de vernederlandsing van de rechtspraak, de verplichte tweetaligheid van openbare diensten en de vernederlandsing van het middelbaar en hoger onderwijs in Vlaanderen.
[3] Otto von Bismarck (1815-1898): Pruisisch kanselier onder Wilhelm I, werd ook de “IJzeren kanselier” genoemd. Gedurende de kwart eeuw tussen 1865 en 1890 beheerste hij een belangrijk deel van het politieke toneel in Europa en had een vereniging van de Duitse staten hoog in zijn vaandel geschreven. In 1871, na de Frans-Duitse oorlog, had hij een lappendeken van veelal achtergebleven gebieden met weinig betekenis aaneengesmeed tot de machtigste staat van Europa, het Duitse keizerrijk.