Bron: Die Neue Zeit (Stuttgart), 16. Jg. 1897/98, Erster Band, S 164-176
Vertaling: Exclusief uit het Duits door Leendert Erkelens
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Er zijn reeds verscheidene weken verstreken sinds het bezoek van de tsaar[3] aan Warschau en nog steeds zijn de golven van opwinding in de Poolse en Russische pers niet tot bedaren gekomen. “Een Historisch Keerpunt”, “Een Nieuw Tijdperk”, “Een Nieuwe Bladzijde van de Poolse geschiedenis”, met zulke koppen berichten organen van allerlei pluimage over de dagen die de tsaar in Warschau op bezoek is geweest. Het grootst is de opwinding in het kamp van de nationalistische kleinburgers, men heeft het gevoel dat er in Polen belangrijke ontwikkelingen gaande zijn en zij staat daar rade- en redeloos tegenover. Op het eerste gezicht lijkt het hele gedoe ook werkelijk onbegrijpelijk. Wat is er gebeurd? Gaat misschien het wrede Russische regime in Polen een nieuwe koers volgen? De laatste russificeringsdecreten geven daarop een toereikend antwoord. Betekent misschien de loyaliteit van het burgerlijke Polen dit “Nieuwe Tijdperk”? De afgevaardigden uit Warschau bij de laatste kroning van de tsaar wijzen ons verontwaardigd op haar onvergetelijke daden. Maar toch geldt ook deze keer: vox populi – vox Dei. Polen betreedt inderdaad een nieuwe fase in haar politieke bestaan. Alleen is de aard en de betekenis van deze gebeurtenis niet in het kort bestek van dagelijkse gebeurtenissen te bevatten. De grote lijnen van het nieuwe tijdperk worden pas duidelijk zichtbaar vanuit het perspectief van de gehele politieke ontwikkeling van Polen sinds de annexatie door Rusland.
De nationalistische geschiedschrijvers geven de eer in Congres-Polen de moderne industrie gegrondvest te hebben aan de Poolse autonome regering en noemen het zelfs een hoogst vaderlandslievende daad dat zij de zegen van de burgerlijke ontwikkeling over het land hebben verspreid. Wanneer deze patriottische geschiedschrijvers beter de geschiedenis van Polen en speciaal de rol van de bourgeoisie daarin hadden begrepen dan hadden zij met een gerust hart de verdienste haar grootgebracht te hebben overgelaten aan degenen die dat in werkelijkheid toekomt, de Russische regering: de Poolse bourgeoisie was de vleesgeworden gedachte van de geketendheid van Polen aan Rusland.
Het waren de oekazes van de tsaar (1815-1830) die de handwerkers uit het buitenland naar Polen haalden en de oude adellijke verhoudingen doorbraken om de beginvoorwaarden voor een moderne industrie te scheppen. Het waren de regenten en dienaren van de Russen, de Poolse magnaten, die openlijk als autonome regering van Congres-Polen in innige verstandhouding met Rusland de stimulering van de grootindustrie ter hand namen. Het was uiteindelijk Rusland die aan het onwettige kind van knoet en verraad de eerste levenssappen toediende: de afzetmarkt in Rusland verzekerde in het eerste decennium de Poolse industrie van haar hele bestaan.
Het kind heeft zijn herkomst niet verloochend. De Poolse industrie werd een exportsector naar Rusland nog voordat zij zich van een binnenmarkt in Polen had verzekerd en de Poolse bourgeoisie werd de vertegenwoordigster van de versmelting van Polen met Rusland, lang voordat zij een factor van belang kon worden voor het sociale leven in het binnenland van Polen. Haar eerste levenskreet was: “Weg met het Poolse isolement! Weg met de douanetarieven tussen Polen en Rusland! Polen hoort immers bij Rusland en beide landen vormen toch één geheel.”[4]
En Rusland herhaalt als een echo: “De Polen willen de onafhankelijkheid? Wat kunnen ze dan helemaal beginnen zonder een eigen zeehaven, zonder de Russische afzetmarkt voor haar industrie?”[5] Na het neerslaan van de opstand[6] zorgt de protectionistische partij van Kankrin[7] die de blinde woede van Nicolas I benut, voor een verhoging van de Russische douanetarieven ten op zichte van Polen. De industriële uitvoer naar Rusland daalt snel. Maar even snel keren in 1833 gunstige oekazes van de tsaar terug en in 1851 worden de tarieven geheel afgeschaft, “hoofdzakelijk op basis van motieven met een politiek karakter… De regering zocht naar middelen om Polen zo mogelijk vast met Rusland te verbinden”. De historische opdracht van de bourgeoisie om als keten tussen Rusland en Polen te dienen, was zowel voor haarzelf als voor Rusland van het begin af aan duidelijk.
Toch berustte de Russische overheersing van Polen gedurende de eerste vijftig jaar aanvankelijk niet op de bourgeoisie. In de op ruil in natura gebaseerde Poolse economie was zij de vertegenwoordigster van een ondergeschikte vorm van productie zonder enige aanhang bij het volk terwijl er van buiten af een bonte stoet twijfelachtige sujetten van diverse pluimage uit allerlei landen werden ingevoerd en door de regering werden aangetrokken: Duitse ambachtslieden die failliet waren gegaan, joodse woekeraars, Hollandse gelukszoekers, Belgische ‘geniale industriëlen’, Poolse avonturiers van duister komaf, zonder verleden en traditie, vreemd en veracht in het land, speelde de bourgeoisie in het adellijke Polen tot aan de jaren zestig in het geheel geen zelfstandige rol. Het Polen tot aan de landbouwhervormingen was juist de Adel. Zoals de bourgeoisie de afhankelijkheid van Rusland belichaamde en het ‘geen-natie-zijn’, zo was de op eigen grond en bodem, op zijn vroonhof levende adel de belichaming van de afgeslotenheid, de onafhankelijkheid van Polen. Tot haar verhield zich de katholieke clerus en het stedelijk kleinburgerdom, zij beheerste het intellectuele en politieke leven in het land. Bedreigd in haar heerschappij over de boeren door de intriges van de Russische regering, bedreigd door de door Rusland begunstigde burgerlijke orde, werden brede lagen van de adel in de oppositie gedreven. Bij de gegeven verhoudingen moest de binnenlandse strijd tussen de klassen de vorm van een nationale strijd tegen het Russisch tsarisme aannemen. En het gehele geestelijk leven van Polen was van de idee van het separatisme doordrenkt.
De adel en de bourgeoisie waren in elk opzicht antipoden. Voor de bourgeoisie vormde de versmelting met Rusland en de opheffing van de adellijke ruileconomie de positieve en de negatieve voorwaarde voor haar verdere ontwikkeling. Voor de adel betekende elke stap in de ontwikkeling van de bourgeoisie een materiële en politieke ramp. “Wat betreft de materiële goede vooruitzichten”, roept de adel in 1831 uit, “die Nicolas I ons beloofd heeft, waar is zij? Het schitterende Warschau dient slechts om nog schriller de ellende in de provincie te tonen… De boeren die de massa van het volk vertegenwoordigen, gaan gebukt onder allerlei lasten ten gronde en in haar plaats verheft zich een door de regering ondersteunde klasse van fabrikanten!” Drieëntwintig jaar later roept zij in doodsangst: “Wij leven in een tijd waarin men niet weet of onze kinderen nog bedienden zullen hebben of zelf bedienden zullen worden…”[8]
En inderdaad zal de vreemde indringer, de bourgeois, heerser over Polen worden, en dus moet de stamhouder van Polen, de adel, tot de rang van bediende afdalen. Maar totdat de adel definitief is gevallen, tot het moment waarop de Russische bajonet hem op de grond heeft gesmeten, moest de bourgeoisie in Polen haar leven in de schaduw leiden.
De Russische regering heeft de boom van het nationalisme van de adel omgehakt, het leiderschap in het land viel zodoende de Poolse bourgeoisie als een rijpe vrucht in de schoot. De landbouwhervormingen van 1864, de daarbij ingevoerde geldeconomie en de voor de Poolse massaproductie geopende afzetmarkt in Rusland hebben de voorwaarden geschapen waaronder de industrie tot heersende vorm van productie en de bourgeoisie tot leidende klasse in Polen kon uitgroeien. Deze intussen getalsmatig en materieel versterkte, maar nog half vreemde bende ongeregeld is geroepen zich te installeren als de toonaangevende klasse en als zodanig een politiek programma op te stellen waarmee alle andere klassen zich kunnen verbinden. De bourgeoisie durfde echter met haar eigenlijke, op de belangen van haar klasse gebaseerde, programma waarin onomwonden wordt vastgehouden aan de Russische heerschappij, niet openlijk voor de dag te komen. Het hele wereldbeeld van de tot die tijd heersende klasse is weliswaar een eclatant fiasco geworden en de adel is bereid zich te voegen naar de nieuwe stand van zaken maar de herinneringen waren nog vers, de echo van haar strijd klonk nog na en de hele maatschappelijke ideologie tot die tijd laat zich niet van de ene op de andere dag over boord zetten. Het was daarom zaak voor de bourgeoisie om bij het formuleren van de nieuwe burgerlijke werkelijkheid zowel aan te knopen bij de idealen van de adel, dat betekende een programma in elkaar te zetten waarbij de nationalistische strijd zowel wordt voortgezet als ook dat de weg gebaand wordt voor een verzoening met Rusland. Een programma waarbij uitdrukking wordt gegeven aan de ideële behoeften van een onderdrukte samenleving en tegelijkertijd de cultus van de pure winstmakerij wordt verkondigd, kortom een programma waarbij de nationale onafhankelijkheid en de Russische annexatie met elkaar zijn verenigd.
Deze politieke kwadratuur van de cirkel werd gevonden: in de jaren zeventig verschijnt het zogenaamde Programma van de organische of fundamentele arbeid.[9] De gewapende strijd voor de nationale onafhankelijkheid, zegt de nieuwe leer, heeft tot niets geleid en zij heeft in het land alleen wonden geslagen. Het land moest wel de onderliggende partij zijn omdat het zwak en verdeeld was. Polen kan alleen gered worden door een nieuwe weg in te slaan. Allereerst moeten er zowel materieel als geestelijk de krachten worden gebundeld om de natie intern te versterken: nationale rijkdom, de verzoening van alle klassen onderling, dat is het eerstvolgende doel. De gezondheid van het “sociale organisme” is echter eenvoudigweg het resultaat van het regelmatige functioneren van alle organen en cellen. Daarom moet elk afzonderlijk “maatschappelijk orgaan” in alle rust op zijn eigen terrein, hetzij als handelaar of arts, landbouwer of schrijver, advocaat of leraar, zijn werk doen. Dan zal de materiële en cultureel nationalistische wedergeboorte van Polen, een eerste voorwaarde voor haar politieke opstanding, als vanzelf volgen. Van begin af aan was het einddoel van het programma, de eigenlijke onafhankelijkheid van Polen, veranderd in een overgang op onbepaalde termijn, de realisering waarvan ieder zich al naar gelang de eigen situatie en temperament, naar believen in de nabije toekomst of oneindig ver weg een beeld kon vormen. Des te helderder en duidelijker waren daarvoor echter de directe opgaven in het programma geformuleerd. De kern bestond uit de aanbeveling om vreedzaam samen te werken op economische en cultureel gebied in plaats van de gewapende nationale conflicten en de aanbeveling om los van elkaar, afzonderlijke activiteiten van een ieder in zijn of haar beroep te verrichten in plaats van een eensgezinde politieke wil van de natie of van een klasse. Dat was het in het nationale program ingebrachte ‘manchesterdom’, het politieke ‘laissez faire, laissez passer’, de vrije concurrentie als middel om het vaderland te redden. Deze vorm van vrije concurrentie in de concrete verhoudingen van het Polen van de jaren zeventig betekent echter niets anders dan de burgerlijke vrije concurrentie van het kapitalisme. Maar de bevordering van het kapitalisme vertoonde zich nu als middel voor de wedergeboorte van Polen. Het gevolg van dit programma was het volledig afzien van elke politieke actie. Maar dit afzien van elke politieke actie werd in het belang van de politieke bevrijding verkondigd. Het resultaat was de verzoening met de Russische overheersing maar het doel van deze verzoening heette de onafhankelijkheid van Polen te zijn.
De leer van de “organische arbeid” bevrijdde als een toverwoord de samenleving uit de verstarring waarin zij zich de laatste tijden na de crisis van de jaren zestig, te midden van de ruïnes van oude altaren en goden bevond. Er werd weer een manier gevonden om het wrede juk van de onderdrukker te trotseren en tegelijk een idealistisch voorwendsel te hebben om voor de burgerlijke ontwikkeling alle deuren te openen. De adel kon met een gerust hart gelijk met de burgerlijke winst de Russische knoet accepteren want beide kwamen nu samen onder de vlag “Voor het Vaderland”. De intelligentsia kon zich wijden aan de liberale beroepen die nu werktuigen van de “nationale culturele arbeid” waren geworden. De “arbeid aan de basis”, dat wil zeggen de bewustwording van de boerenstand werd deels een uitlaatklep voor de dadendrang van ‘onrustige elementen’. De tijd van de jaren zeventig en de eerste helft van de jaren tachtig is een periode van enthousiaste beoefening van de wetenschap in Polen, in het bijzonder het darwinisme, het positivisme en de sociologische theorieën van Spencer, een tijdperk van harmonische zwijmelerij met de “boertjes”, het gold als een eer om zich te laten kiezen in gemeentelijke ambten, en het regende roerende “boerenverhalen”, een tijdperk van sterke opbloei en bij dat alles, de tijd van een koortsachtige vestiging van industriële bedrijvigheid.
Het werk was gedaan. De bourgeoisie had het leiderschap in de maatschappij, de literatuur, de pers veroverd en geloofde bovendien ook nog oprecht in de eigen idealen. Het eens vreemde addergebroed werd hoofdpersoon in het land. En als een echte parvenu kon de bourgeoisie zich de kleine vreugde niet laten ontgaan om haar overwinning op de arrogante adellijke heren te vieren: een aan lager wal geraakte edelman, die zich in het nieuwe, burgerlijke Polen niet thuis voelt en bij elke stap de lachlust opwekt, wordt een vaste verschijning en hoofdrolspeler in de moppenblaadjes van de jaren zeventig en tachtig. Hij wordt tenslotte door een Poolse Offenbach in de operette “Reis door Warschau” onder vreugdevol schaterlachen van de stedelingen gehoond en bespogen. Er waren maar weinig jaren voor nodig of het programma van de “organische arbeid” was tot evangelie van de gehele bezittende klasse van Polen geworden. Maar ook slechts anderhalf decennium was voldoende om het naar de rommelzolder te doen verhuizen. Nauwelijks was namelijk door deze vorm van concessie aan het nationalisme de kapitalistische ontwikkeling in het zadel geholpen of deze smeltkroes veranderde reeds het wezen van alle klassen en maakte deze concessie zelfs geheel overbodig. De adelstand kwam snel met beide voeten op de grond van de burgerlijke verhoudingen te staan en de brug die haar met het verleden verbond viel in stukken uiteen. Het toenmalige elitecorps van het nationale leger, de adel, werd de grondbezittende bourgeois. “Zijn opvattingen”, kan men nu in de Poolse kranten lezen, “hebben een ongelooflijke ontwikkeling doorgemaakt … Het is een voor de hand liggende waarheid geworden dat de machtigste, zegenrijke beschermer van de Poolse landbouw niemand anders is als de nog een halve eeuw geleden verachtte en als iets vreemds en onheilspellend gehate industrie” en is deze eenmaal sterk genoeg, “dan zal men”, en hier worden de oorlogsplannen tegen Rusland verraden, “aan de verovering … van buitenlandse afzetmarkten, aan de zaad- en veehandel met verder afgelegen gebieden van het rijk kunnen denken.”
De kleinburgerij, eens de staart van het nationale leger, werd voor zover het de levensvatbare elementen betreft door de bourgeoisie in haar gelederen opgenomen en dat in toenemende mate. Het deel dat het niet redde bleef het nationalisme trouw. Omdat de staart van het nationale leger het geheel was geworden moest het nationalistische programma zelf, overeenkomstig de krachtsverhoudingen in de nieuwe situatie, wel tot een armzalig staartje ineenschrompelen. Het verwordt steeds meer tot een passieve oppositie waarin een geheel nieuw en modern element de overhand krijgt, het antisemitisme. Niet in staat om een eigen actieprogramma op te stellen, roept de kleinburgerij de katholieke kerk te hulp. De katholieke kerk antwoordt haar spottend met de encycliek van Leo XII (1894),[10] dat men ook in de hemel alle hoop op de wederopstanding van Polen reeds heeft opgegeven en dat van nu af aan de Russische knoet de ware vertegenwoordiger van God in Polen is. Nog minder aandacht hoeft de bourgeoisie te besteden aan de nationalistische gevoelens van een deel van de burgerlijke intelligentsia. Deze laag, vlees van haar vlees en bloed van haar bloed, had het snel klaar gespeeld om het nationalistisch separatisme van het eerdere tijdperk in haar directe tegendeel om te zetten. Dat doet zij door deze gevoelens terug te brengen tot de oppositie tegen de russificering en verdringing van de Poolse elementen in de overheidsdiensten en te verklaren dat het haar niet te doen is om de Russische heerschappij omver te werpen, maar dat het gaat om de binnenlandse verhoudingen onder Russisch gezag, dat betekent het ongehinderd kunnen benutten van de mogelijkheden die de burgerlijke ontwikkeling in Polen biedt.
De omwenteling van de binnenlandse klassenverhoudingen was daarmee voltooid. Het program van de “organische arbeid” had zijn werk gedaan, het kon gaan. Vanaf nu hoefde de kapitalistische verrijking middels afzet op Russische markten niet meer te dienen als middel voor de wedergeboorte van Polen maar als doel op zichzelf. De voederbiet en de borrel zijn nu op zichzelf al verleidelijk genoeg. Pas nu, tegen het einde van de jaren tachtig, is verrijking sans gene et sans phrase de oplossing. En daarmee is heel het gezicht van de samenleving veranderd. Door conflicten rond erfdienstbaarheden spitsen de verhoudingen op het land zich toe en maken korte metten met de farce van een klassenverzoening. De begeestering die uitging van het positivisme en darwinisme heeft plaats gemaakt voor de stupide, zelfgenoegzame onverschilligheid ten opzichte van alle wetenschap die niet die van de winstmakerij is. De samenleving heeft haar verandering van de ene geaardheid in de andere doorlopen en hoeft zich niet meer voor het “ontstaan van de geaardheden” te interesseren. Van de cultuurdragers van de burgerlijke intelligentsia is alleen de pure streber overgebleven. Alle symbolische taal waarmee men de dingen probeerde te verhullen werd terzijde geschoven. De Fabriek is nu alleen nog maar fabriek en niet meer “Weldadigheidsinstelling voor arme medeburgers”. De Arts is arts en niet meer “vaandeldrager van de vooruitgang”. En de boer heet vandaag de dag uitschot en niet meer “boertje”. Heel het elan van de bourgeoisie van de jaren zeventig, die nog iets wilde bereiken, de omvorming van de samenleving naar haar eigen beeld, is spoorloos verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor de bourgeoisie van de jaren negentig die haar grote schepping heeft volbracht en nu op de zevende dag van haar rust kan genieten.
Ook de bourgeoisie van de West-Europese landen is op deze wijze overal aan lager wal geraakt. Door de gaten in haar politieke idealen blaast de wind het lied van de vergankelijkheid van al het aardse. Maar zij heeft een geweldige strijd achter de rug en kan op het verleden teren. De Poolse bourgeoisie verkeerde in de gelukkige omstandigheid de strijd in Polen aan de vreemde veroveraar over te kunnen laten en zelf kon zij achter de “aardse goederen” aanjagen. De tijd van de “organische arbeid” was de enige, korte periode waarin zij zoiets als een ideologie heeft opgesteld. Maar ook dit was niet de ideologie van een emanciperende klasse die aanspoort tot heldenmoed in de strijd maar een heersende klasse die zich zelf en de rest van de maatschappij over de nadelige gevolgen van haar zege een rad voor de ogen moet draaien. Nadat de laatste illusies zijn verdwenen lijkt het geestelijk leven van de bezittende klasse in Polen op “het lied van het triomfantelijke varken”. En dit is het niveau waartoe het burgerlijke Polen moest afdalen opdat een vertoning zoals de ontvangst van de tsaar op de eerste september binnen de muren van Warschau kon plaatsvinden.
Met de acceptatie van het onschuldige program van de “organische arbeid” heeft de Poolse samenleving haar ziel aan de duivel verkocht. De verwachte “wedergeboorte” van Polen heeft zich ontpopt als een meest banale kapitalistische ontwikkeling, de voorbereidende acties voor een Poolse onafhankelijkheid zijn teruggebracht tot een meest eenvoudige vorm van politieke afzijdigheid. En nu, op het moment waarop de samenleving haar verandering al leek te hebben volbracht, verklaart de duivel, dat wil zeggen de bourgeoisie, met een heimelijk lachje: vereerde landgenoten, wanneer jullie geloven dat dit hele gedoe voor mij nodig was om me in uw aangename gezelschap in een moeras van politiek afzijdighouden te ruste te leggen, dan vergist u zich geweldig. Dit was goed voor zolang u nog die oude nationalistische domheden in het hoofd had maar nu bent u daarvan genezen. Wie A zegt moet ook B zeggen. Nu u met de economische kant van de kapitalistische ontwikkeling akkoord bent gegaan, moet u nu ook vanzelfsprekend de politieke gevolgen daarvan accepteren. Welke zijn deze politieke gevolgen? Wat wordt er dan nu van de Poolse gemeenschap verwacht? Het antwoord daarop werd gegeven middels de ontvangst van de tsaar in Warschau.
Het kan de opmerkzame lezer van de Poolse pers de laatste jaren niet zijn ontgaan dat de Poolse bourgeoisie zich op nieuwe acties voorbereidde. In de loop van de afgelopen tien jaar hebben de grote industriële bedrijven in Polen weer een kolossale vooruitgang geboekt. Sinds 1885 heeft de afzet van de Poolse industrie stap voor stap de ronde gedaan door het gehele rijk en is van Litouwen tot centraal Rusland, het Wolga district, Siberië en Midden Azië doorgedrongen. Het zwaartepunt van de burgerlijke belangen verschoof daarom steeds meer naar het oosten tot diep in Rusland aan toe. De Trans-Siberische spoorlijn heeft bij de Poolse bourgeoisie enorme honger en hoop wakker gemaakt. Er wordt zelfs al in de Poolse pers gefluisterd dat de “Duitsers” een deel van de verwachte winsten voor onze neus kunnen wegkapen en ze zwijmelt al in haar dromerijen om Warschau tot middelpunt te maken van de nieuwe wereldhandelsroute tussen twee oceanen. In Midden-Azië, Perzië, is de Poolse afzet op weg de grootste van de Russische handel te worden. Aan de andere kant is de Poolse industrie tengevolge van de Russische handelstarievenpolitiek in een reeks bedrijfstakken van het gebruik van buitenlandse grondstoffen overgestapt op het gebruik van Russische grondstoffen. Met andere woorden, de economische vergroeiing van Polen met Rusland die in de jaren zeventig een doorslaggevende factor was, is in de jaren negentig een allesbepalend gegeven geworden. Vandaar de enorme belangstelling van de Poolse bourgeoisie voor elke verordening, elk overleg, elk project die de economie van het hele rijk betreft.
Al heel lang speelde zij een belangrijke rol bij de besluitvorming in allerlei kwesties van economische politiek die Polen direct aangingen en haar vertegenwoordigers werden dan ook uitgenodigd om zitting te nemen in alle comités, commissies en departementen etc. die daarmee te maken hadden. Onder de huidige omstandigheden is dat echter niet meer voldoende. De kapitalistische belangen van Polen vormen nu geen afzonderlijk verhaal meer maar worden door alle ontwikkelingen beïnvloed. En nu is het voor de bourgeoisie van belang om een nieuwe positie te veroveren, om een invloed te kunnen uitoefenen op de totale economische politiek van het rijk, om druk uit te kunnen oefenen niet alleen op de ontwikkelingen in Polen maar ook op die in Rusland. Aan de andere kant heeft ook de adel geenszins het gevoel dat zij wat haar verlangens betreft het hoogste doel heeft bereikt. Zij heeft weliswaar haar verleden volledig afgezworen maar wat zij daarvoor in ruil heeft teruggekregen is wanneer haar situatie vergeleken wordt met die van de Russische adel, belachelijk weinig. Terwijl in Rusland de redding van het ondergaande grondbezit van de adel hoog op de agenda van de Russische regering stond en door middel van een reeks speciale maatregelen zoals de bank voor de adel, de waarborg van krediet ten opzichte van de oogst, steun om de graanprijzen op peil te houden, etc., etc. op kosten van de staatskas en de belastingbetaler werden genomen, terwijl de Russische adel een belangenvertegenwoordiging van de eigen stand bezat, een zelfbeschikkingrecht over het land en zelfs in de persoon van de districtsbestuurder over een juridisch politieapparaat beschikte tegenover de boerenstand, moest de adel zich in Polen slechts met “zelfhulp” tevreden stellen. Zij had niet alleen te lijden onder haar eigen reactionaire regentendom maar ook onder de ontoereikendheid daarvan. Want terwijl zij aan de ene kant de hoop op de steun van de Poolse regering reeds had opgegeven, kon zij anderzijds de Russische regering nog niet de hare noemen. De laatste jaren klonk in Polen steeds luider de roep van de adel om overheidssteun. Om echter de vruchten van haar onthouding ten volle en totaal te kunnen plukken moest zij een volgende stap zetten, toenadering zoeken tot de regering van de tsaar en naast de Russische adel een plaats zoeken binnen het rijk.
Maar de verovering van deze nieuwe positie was aan voorwaarden gebonden. Niet slechts door staatsrechtelijke rebellie kon burgerlijk Polen het voor elkaar krijgen om mee te regeren en de staatskas te plunderen in Rusland. Integendeel, om onder een absoluut regime te kunnen heersen betekent ook moeten kruipen en een maatschappelijke klasse kan zich dienstbaar maken aan een absoluut regime wanneer zij van meet af aan dienaar van het absolutisme wordt. Zo stond de Poolse bourgeoisie en de adel ervoor, de verhouding van Polen tot Rusland zou in die richting fundamenteel herzien moeten worden. Tot op heden vormde Polen ondanks alle economische banden met Rusland toch politiek en cultureel een op zichzelf staand geheel. De separatistische tendensen werden weliswaar uitgebannen en omgezet in politieke afzijdigheid maar de politieke abstinentie kende twee kanten. Zij was tegelijkertijd aan de ene kant een afzien van nationalisme maar anderzijds tegelijkertijd ook afzien van deelname aan het politieke leven van het rijk. Terwijl in Rusland de gehele pers en de bestaande klassen door het benutten van de specifieke mogelijkheden van het apparaat waarmee het Russische absolutisme zich aanpaste aan de behoeften van het kapitalisme, door middel van overleg, petities, belangenvertegenwoordigingen, directe relaties van organisaties met ministeries, actieve deelname aan het beleid van de regering, werden in Polen deze verhoudingen tot de politiek van het rijk gekenmerkt door passiviteit en onverschilligheid. Alleen de bourgeoisie vormde politiek gezien een levendige verbinding tussen de Poolse gemeenschap en de Russische regering, maar zij regelde haar zaakjes in zekere zin zonder deelname van de samenleving. Van het maatschappelijk leven in Rusland kreeg men in de Poolse pers maar zeer weinig te lezen en in het algemeen bleef juist door het geheel ontbreken van elke politieke activiteit en een zekere respectvolle terughoudendheid van de pers altijd nog een schijntje van de Poolse onafhankelijkheid bestaan. Eenzelfde terughoudendheid van Polen gaf aan de andere kant Russische persmuskieten de mogelijkheid onvermoeibaar “Poolse samenzweringen” te bespeuren en de bourgeoisie voor te houden dat Polen alleen uit nood en niet uit innerlijke overtuiging de Russische heerschappij verdraagt.
Daar moet nu een einde aan komen. Wanneer de bourgeoisie helemaal een bepalende factor in de Russische politiek wil worden en de adel een begunstigde van de regering dan moet Polen zich tot een actief deel van het Russische Rijk ontwikkelen. Wanneer Rusland de Poolse bourgeoisie invloed wil geven op rijksaangelegenheden dan moet Polen tonen dat het deze zaken als haar eigen aangelegenheid beschouwt. Wanneer aan de andere kant het tsarisme de Poolse bourgeoisie niet langer ziet als haar handlanger in Polen maar als macht in Rusland met haar rekening houdt dan moet de bourgeoisie tonen dat zij haar betekenis in Polen niet meer ontleent aan de Russen maar dat zij op eigen benen staat, dat zij als dat nodig is tegenover het tsarisme op steun van de Poolse samenleving kan rekenen. Al sinds de troonsbestijging van Nicolas II hebben de beide heersende klassen van Polen uit alle macht in deze richting druk uitgeoefend. Het enige dat nog overbleef na dit voorbereidende werk was haar de kroon op te zetten. De politieke identiteit van Polen met die van de bourgeoisie en de bereidheid van beide om actief het absolutisme tot steun te zijn, moest Rusland in één klap gedemonstreerd worden. De ontvangst van de tsaar in Warschau op 1 en 2 september diende dit doel. Een nog nooit bij een bezoek van de tsaar bij elkaar samengebracht gezelschap, een smaakvol uitgedacht arrangement van ontmoetingen, alle standen in hun klederdracht met emblemen en orkest, ieder rond de eigen triomfboog verzameld, Poolse vorsten, joodse beurshandelaren en Duitse zeepzieders, bourgeois in frak, landadel in nationaal uniform met degen, alle gilden met hun vaandels, rabbijnen in zwart satijnen mantels, katholieke pastoors in wit ornaat, boeren in landelijke klederdracht, de burgerlijke en kleinburgerlijke intelligentsia gegroepeerd als zangvereniging, spoorwegbeambten, jachtclubs, bergbeklimmers, allen keurige in vierkanten rijvormig opgesteld, urenlang geduldig zwetend en wachtend in de straten van Warschau, alle orkesten eenstemmig in oorverdovend tsarenritme, de stad in feeërieke belichting, bloemen, vlaggen en obelisken, vijfduizend figuren in frak als erehaag, twee maal honderdduizend mensen uit de provincie die voor deze demonstratie naar Warschau zijn gereisd, Poolse liederen zingend voor de ramen van het tsarenpaleis, “God bescherme de tsaar” in Poolse vertaling, een inzameling waaraan honderdduizend mensen hadden deelgenomen met als opbrengst een miljoen roebel voor de oprichting van een historisch monument, geestdriftige welkomstartikelen in de gezamenlijke Poolse pers, dit alles opvlammend als sissend vuurwerk van lakeien voor Nicolas II.
De bourgeoisie liet voor zijn ogen het hele bezit Polen in defilé voorbij komen en riep hem toe: La Pologne c’est moi! Geheel Polen volgt mij en heel Polen is bereid om op mijn verzoek voor de trappen van uw troon te knielen. “Aanvaard het geschenk van miljoenen die u hun hart schenken” waren de woorden van de Poolse deputatie bij de begroeting van de tsaar, “heel Polen ziet in uw grootmoedige alleenheerschappij (!), in de innerlijke rust (!) en de uiterlijke macht van het Rijk een stralende toekomst(!) voor zich en is bereid, in voor- en tegenspoed u, zijn geliefde monarch, trouw te dienen ...”
“Zijn geliefde monarch” zuchtte de echo van de muren van de voorstad Praga, waar nu bij het station de tsaar ontvangen wordt en waar honderd jaar eerder het bloedbad, aangericht door Soevorov, plaatsvond.[11] “Stralende toekomst”, “Grootmoedigheid van de alleenheerschappij”, dat was de officiële taal van een klasse die haar eisen in de wetmatige vorm van het absolute regime wist in te kleden. Dat was de officiële poëzie. In eenvoudiger proza had dezelfde vertegenwoordiging de dag ervoor aan de gouverneur-generaal het doel van de demonstratie kort en bondig als volgt geformuleerd: “Wij hopen dat nu voor ons de tijd gekomen is om een nog nuttiger factor van het organisch verenigde hele rijk te kunnen worden”. De ontvangst van de tsaar was daarvan slechts de illustratie in levende beelden. Het elan van deze fantasie was zo overweldigend dat het alle verwachtingen zowel van haar Poolse initiatiefnemers als van het Russische publiek verre overtrof. Heel het officiële en burgerlijke Rusland, dat op het belang van dit moment was voorbereid en die het verloop van de demonstratie gespannen volgde, raakte in opperste verbazing. “Een nieuwe pagina wordt omgeslagen in het leven van Polen” riep de “Nowosti”. “Het huidige moment is een keerpunt in de Pools-Russische verhoudingen.” herhaalde de “Nedelja” De Polen “willen de bevestiging van de banden die haar met het rijk verenigen” voegde de “St. Petersburgse Nieuwsberichten” daar aan toe. “De Polen zijn er klaar voor om in politiek opzicht Russen te worden”, besloot uiteindelijk met nauwelijks verholen tegenzin ook Katkows schandaalblad het “Moskou’s Nieuws”. Zelfs de meest onverzoenlijke reptielen waren ontwapend. Wat het politieke apparaat betreft ontbrak nu alleen nog de sanctie van de alleenheerser. Die volgde, “het verlangde woord viel”. Nicolas II gaf het burgerlijk Warschau ten antwoord: “Ik geloof volledig de oprechtheid van uw gevoelens”. De knoet is grootmoedig op het aanzoek ingegaan, Polen van een “stralende toekomst” te verzekeren en de Poolse gemeenschap werd het getuigschrift uitgereikt dat zij volledig rijp is om steunpilaar te worden van het tsarisme. Dat was de slotsom van deze historische gebeurtenis.
Met het bezoek van de tsaar begint in Polen een nieuwe fase in de politieke ontwikkeling. Aanvankelijk voert de adel in naam van Polen strijd met Rusland terwijl de bourgeoisie, vreemd en gering in aantal, openlijk blijk geeft van vriendschappelijke gevoelens ten opzichte van de Russen. In de volgende fase neemt zij de leiding in de natie over, verandert nationalistisch separatisme in een politiek van afzijdighouden en laat het adellijk deel van de gemeenschap onder nationalistische leuzen het kapitalisme accepteren. Nadat deze fase in rook is opgegaan en het kapitalisme op eigen kracht politieke doelen heeft gerealiseerd, keert de bourgeoisie terug naar haar oorspronkelijke programma maar in een verder uitgewerkte vorm, niet alleen ter ondersteuning van een annexatie maar ook van het absolutisme, dit keer niet in tegenstelling met de belangen van Polen maar in naam van Polen. De tegenstrijdige verhouding van de beide heersende klassen van Polen ondervindt daardoor een belangrijke verschuiving omdat de sinds de jaren zestig in de schaduw levende adel weer op de voorgrond treedt. Terwijl voor de bourgeoisie het Russisch absolutisme slechts een historisch bepaald, hoewel voor het moment een volkomen toereikend surrogaat voor haar politieke heerschappij vormt, is de adel in de burgerlijke samenleving een naar haar aard een klasse die in de wieg is gelegd om het absolutisme te ondersteunen. Het was echter noodzakelijk dat de adel in de strijd met het absolutisme in eerste instantie de onderliggende partij vormde, dat zij vervolgens haar eigen historisch gegeven karakter verloochende welke dan door haar tegenstanders kon worden overgenomen, zich in politieke zin verburgerlijkte om dan nu weer in de adellijke huid terug te keren om haar sociale functie als steun van de troon te vervullen. Reeds eist het reactionaire Russische officieuze krantje het “Moskou’s Nieuws” dat bij het geplande landelijke zelfbestuur (Semstwos) dit instituut in Polen in handen moet worden gegeven van de adel als meest betrouwbare partij. En het project van de afschaffing van de slavernij in de landbouw op de heerlijke goederen bewijst dat het absolutisme het nu niet meer nodig vindt om de adel door middel van de boeren onder druk te zetten omdat de adel op haar beurt aangetoond heeft dat zij in naam van het absolutisme de boeren eventueel wel onder de duim kan houden.
De geschiedenis van de politieke aspiraties van Polen is tegelijk de geschiedenis van het Poolse nationalisme. Het was op 1 september de eerste keer dat de heersende klasse het aandurfde om uit naam van heel Polen met de Russische alleenheerser in gesprek te gaan. Nog maar zeven jaar geleden zou een dergelijk optreden ondenkbaar zijn geweest, het kon pas plaatsvinden na de laatste krachtproeven van het kleinburgerlijk nationalisme: het eeuwfeest van de grondwet op 3 mei 1891, de “nationale rouw” in 1893 en de Kościuszko-viering in 1894. Een hoopje besluiteloze studenten die zelf nog het meest van de eigen waaghalzerij waren geschrokken, was alles wat er van het nationale leger was overgebleven. Het beeld dat de laatste Mohikanen van het patriottisme lieten zien was zo deerniswekkend dat de gezamenlijke Poolse pers het zich kon veroorloven om hen af te schilderen als “leeghoofdige straatjongens”. Vervolgens konden bourgeoisie en adel elke terughoudendheid laten varen. En de nationalisten hebben hen weer gelijk gegeven. Bij de ontvangst van de tsaar waarbij alle aanhangers over de wederopbouw van Polen in termen van de laatste fase spraken en zelfs de kleinste nationalistische wanklank de hele ceremonie in kattengejank had kunnen doen veranderen, werd geen onvertogen woord gehoord. Ja nog sterker zelfs, het patriottisch deel van de kleinburgerij en de intelligentsia keek zwijgend toe hoe uit hun naam alle gildes en bekende vertegenwoordigers van de pers aan de demonstratie deelnamen.
Het lijkt erop dat de geschiedenis nog een pregnante uitdrukking wilde geven aan de ondergang van het kleinburgerlijk nationalisme. Al voor het bezoek van de tsaar begon Rusland Polen kleine concessies te doen: de boetes die sinds de laatste opstand het land waren opgelegd, werden opgeheven, de pers kreeg toestemming om over de Russisch-Poolse betrekkingen te debatteren en om dit te bekronen heeft de regering van de tsaar het toegestaan om voor de grootste zanger van de Poolse vrijheidsstrijd, Mickiewicz, een monument in Warschau op te richten. Polen mag de dichter Mickiewicz alle eer bewijzen nadat de patriot en revolutionair Mickiewicz alle invloed verloren heeft. En nu roept de Poolse bourgeoisie met de vinger naar het monument wijzend: dat is te danken aan de door mij gevoerde politiek! Wanneer wij politiek gezien Russen worden dan zal men ons toestaan om cultureel Polen te blijven. “Je kunt een goede Pool en tegelijk ook een goed Russisch onderdaan zijn”, herhalen de Poolse kranten in alle toonaarden na het bezoek van de tsaar. Zo heeft de historische ontwikkeling het Poolse vraagstuk in allebei haar bestanddelen, wat betreft de kwestie van de politieke onafhankelijkheid en wat betreft de nationale cultuur, opgelost en beiden met elkaar in tegenspraak gebracht. In de eerste fase zijn ze nog in een harmonisch geheel verenigd. De adel verdedigt de Poolse cultuur door de strijd tegen de politieke knechting. In de tweede fase heet het: laat ons vreedzaam samenwerken en onze eigen cultuur koesteren ondanks dat we politiek geknecht worden. Tegenwoordig betekent het: alleen een bedachtzame onderwerping kan ons concessies op nationaal gebied van de Russen opleveren. De nationale cultuur kan gered worden door politieke knechting. De Russische gendarme als schildwacht van de Poolse cultuur, dat is het laatste woord van het burgerlijk nationalisme.[12]
Van grotere betekenis op de langere termijn is deze wending der dingen in Polen voor de strijd van de arbeidersklasse. De overstap van heel burgerlijk Polen naar actieve Russische politiek draagt om zo te zeggen allereerst het absolute regime op Polen over. Tot nu toe kon dankzij de politiek van afzijdigheid en het passieve gedrag van de Poolse samenleving het absolutisme in Polen als iets zuiver toevalligs, slechts door annexatie bepaald, gezien worden. Omdat burgerlijk Polen in politiek opzicht Russisch wordt en de Poolse samenleving om zo te zeggen in het absolutisme ingroeit, houdt het absolutisme op alleen maar een Russisch fenomeen te zijn, het wordt nu ook het Poolse absolutisme. Daarmee wordt de agitatie waarvoor de sociaaldemocratie zich gesteld ziet met betrekking tot de politieke strijd aanzienlijk lichter: de noodzaak van een gemeenschappelijke strijd van het Poolse en Russische proletariaat om het absolutisme waar beiden onder gebukt gaan ten val te brengen en grondrechtelijke vrijheden in het rijk te bevechten, wordt hierdoor duidelijk bewezen. De omarming van Poolse adel en tsarendom zal nog andere belangrijke gevolgen met zich meebrengen. De regering kan niet ook maar de kleinste gunst aan de adel verlenen zonder, zoals de projecten die nu reeds op stapel staan dat doen, de boerenstand tegelijkertijd in het vlees te snijden. Wanneer de adel eenmaal in naam van het tsarisme de boerenrechten gaat schenden dan is het uit met de oude fabel van de “tsaar als bevrijder der boeren” in Polen. Er zijn dan nog maar weinig jaren van de nieuwe economie van de adel voor nodig om de hele grap van het geschonden geloof in een fanatieke haat tegen de tsaar te doen omslaan en de huidige steun aan de alleenheerschappij eventueel in een krachtige steun voor het strijdende proletariaat te veranderen.
Het treurige einde van het kleinburgerlijk nationalisme komt in ieder geval de arbeidersklasse ten goede. Het is altijd voor de door en door moderne en jeugdige klassenstrijd van het proletariaat van doorslaggevend belang wanneer het in de ideologie van de maatschappij op overblijfselen van oude gevechten, op allerlei erfenissen van grootvaders en oudtantes stuit, die niet leven en niet sterven kunnen. Na de dodelijke wonden die de laatste gebeurtenissen aan het nationalisme in Polen hebben toegebracht, zullen de betere elementen uit de kleinburgerlijke gelederen en de intelligentsia, die tot nu toe slachtoffer waren van oude overleveringen, daarvan afzien en zich aansluiten bij de strijd van het proletariaat. Het nationalisme van de ondergang redden en het door de kapitalistische ontwikkeling nu nog aan Rusland geketende Polen bevrijden kan de arbeidersklasse onder de gegeven omstandigheden net zo min als dat zij bijvoorbeeld de ondergang van het kleinbedrijf en de andere gevolgen van het kapitalistische proces kan tegenhouden. Wanneer zij echter voor autonome vrijheden voor Polen strijdt, verdedigt zij tegelijkertijd de Poolse cultuur en redt op die manier uit de historische vloed wat er te redden valt. Het proletariaat kan alleen op die manier de nieuwste omwentelingen in Polen rustig aanschouwen. De gang der ontwikkelingen tegenhouden kan zij niet. Maar wat het wel kan en moet doen is de revolutionaire kant van de gebeurtenissen eruit halen en die in de klassenstrijd verwezenlijken.
Die Neue Zeit (Stuttgart)
16. Jg. 1897/98, Ertser Band, S 164-176.
_______________
[1] Vertaling van “Von Stufe zu Stufe”, Rosa Luxumburg, Gesammelte Werke, Band 1 . 1893 - 1905, Erster Halbband. Dietz Verlag Berlin 1974. vert. L. Erkelens, oktober 2015.
[2] We delen het standpunt van de schrijfster niet geheel en schatten de levenskracht van de Poolse natie hoger in dan dat zij dat doet. De tegenargumenten van ons tegenover haar standpunt hebben we reeds in de 14de jaargang, tweede deel van de “Neue Zeit” in het artikel “Finis Poloniae?” (bldz 484 ev, 513 ev) uiteengezet. Het lijkt ons echter onweerlegbaar dat de fundamenten van het denken over de eigen nationaliteit in Polen volledig aan het verschuiven zijn en dat de traditionele nationale politiek zich daar heeft overleeft. En wat men van het standpunt van mevrouw Luxemburg ook mag denken, voor het beschouwen en begrijpen van dit proces kan haar werk in ieder geval zeer veel bijdragen.
Het spreekt van zelf dat de “Neue Zeit” ook artikelen publiceert die niet de standpunten van de redactie vertegenwoordigen en dat zij iedere medewerker de volledige vrije hand laat om zijn of haar mening naar voren te brengen voor zover deze handen en voeten heeft en bijdraagt aan het doel dat wij ons gesteld hebben. We vinden het niet nodig om dit hier nog weer eens te moeten benadrukken ware het niet dat veel van onze Poolse vrienden in nationale aangelegenheden zeer gevoelig zijn hetgeen bij de onderdanen van een onderdrukt, om haar bestaan strijdende natie alleen maar heel begrijpelijk is. De redactie.
[3] Op 30 augustus was de Russische tsaar Nicolas II voor militaire gevechtsoefeningen naar Warschau gereisd.
[4] Verzoekschrift van de Poolse minister van financiën Lubecki aan de Russische regering in 1826 betreffende de belangen van de Poolse industrie. Beschreven door K.Lodyshenski: Geschichte des russischen Zolltarifs, St.Petersburg 1886, p. 220.
[5] Woorden van Nicolas I aan graaf Jezierski. Dagblad “Merkur”, nr 54 van 9 februari 1831.
[6] Een soldatenopstand op 29 november 1830 in Warschau sloeg om in een volksopstand tegen de vreemde heerschappij van de tsaar. Met de inname van Warschau op 7 september 1831 door troepen van de tsaar werd de opstand neergeslagen.
[7] J.F. Kankrin, van 1823 tot 1844 de Russisch minister van financiën, vertegenwoordigt in de belastingpolitiek het protectionisme, die het chronisch tekort in de begroting van de feodale staat moet dekken en de ontwikkeling van een kapitalistische industrie moet tegenwerken.
[8] K. Kozmian: Memoires, Krakau 1865, III p. 623
[9] Het Programma van de organische arbeid werd in juli 1876 door vertegenwoordigers van de intelligentsia en de liberale bourgeoisie gepubliceerd.
[10] In de encycliek “Caritatis Providentiaeque Nostrae” van paus Leo XIII van 19 maart 1894 neemt de katholieke kerk stelling in het nationale vraagstuk van Polen. Het Poolse volk wordt opgedragen zijn overheersers, in het bijzonder de Russische tsaren, eerbied, liefde en trouw te betuigen, in plaats van te strijden voor nationale onafhankelijkheid.
[11] A.V.Soevorov was vanaf 1794 hoofdcommandant van de troepen van de tsaar bij het neerslaan van de Poolse vrijheidsopstanden en nam op 24 oktober 1794 met een massale aanval de voorstad van Warschau, Praga, in.
[12] Een deel van de burgerlijke pers in Galicië, overladen door mateloze uitweidingen van byzantinisme tijdens het bezoek van de tsaar in Warschau, probeert dit terug te voeren op de vermeende miserabele concessies van Rusland aan de nationale gevoelens van Polen. Het op de meest eclatante manier prijsgeven van het nationalisme zou volgens die redenering een uitvloeisel zijn van dat nationale gevoel zelf! Deze nationalisten hebben zelf niet door dat hierbij de accessoires die slechts het voorwendsel kunnen zijn voor deze oprispingen van loyaliteit, de Russische concessies, voor de dieper liggende maatschappelijke oorzaken houden en op die manier het nationalisme dat ze met hun uitleg willen redden in plaats daarvan, zoals in feite door een langdurig historisch proces is gebeurd, door een pennenstreek van de Russische overheidsbureaucratie teloor laten gaan. Ja nog sterker zelfs. Ze beseffen niet dat de concessies aan het nationale gevoel zelfs alleen daarop zijn terug te voeren dat Rusland reeds is opgehouden om aan het “nationale gevoel” ook maar enige politieke betekenis toe te schrijven.