V.I. Lenin
Over Leo Tolstoj
Hoofdstuk 1


Leo Tolstoj als spiegel van de Russische Revolutie

Gedrukt op 11 (24) september 1908.
Werken, 5de uitgave, deel 17, blz. 206-213.

Op het eerste gezicht kan het vreemd en gezocht lijken de naam van een groot kunstenaar in verband te brengen met een revolutie, die hij duidelijk niet heeft begrepen en waarvan hij duidelijk afstand heeft genomen. Wat bepaalde verschijnselen kennelijk niet juist weerspiegelt kan men immers moeilijk een spiegel noemen! Maar onze revolutie is een uitermate complex verschijnsel; onder de massa van de directe uitvoerders en deelnemers aan de revolutie bevinden zich vele maatschappelijke elementen, die ook geen duidelijk begrip hebben van wat er is gebeurd en die ook afstand hebben genomen van de werkelijke historische taken die de loop van de gebeurtenissen hun had gesteld. Wanneer wij een werkelijk groot kunstenaar voor ons hebben, moeten we toch minstens enkele, zij het ook de meest wezenlijke facetten van de revolutie in zijn werken weerspiegeld zien.

De legale Russische pers heeft, hoewel zij bol staat van de artikelen, brieven en commentaren ter gelegenheid van Tolstoj’s tachtigste verjaardag, allerminst belang bij een analyse van zijn werken vanuit de aard van de Russische revolutie en de bewegende krachten daarachter. Deze hele pers staat tot het misselijk worden toe overvol van schijnheiligheid en wel schijnheiligheid van tweeërlei aard: officieel en liberaal. De eerste soort is de platte schijnheiligheid van de broodschrijvers, die gisteren opdracht hadden Leo Tolstoj als jachthonden te vervolgen en die vanuit zijn patriottisme moeten aantonen en moeten proberen voor de blikken van Europa vooral het fatsoen te bewaren. Dat scribenten van dit slag worden betaald voor hun producten is algemeen bekend en zij kunnen dan ook niemand zand in de ogen strooien. Veel verfijnder en daardoor veel schadelijker en gevaarlijker is de liberale schijnheiligheid. Te oordelen naar de Balalajkin-kadetten in de ‘Retsj’[1] in hun sympathie jegens Tolstoj van de meest volmaakte en vurige soort. In werkelijkheid zijn hun berekende declamaties en hun pompeuze frasen over de ‘grote godzoeker’ van begin tot eind gelogen, want er is geen Russische liberaal die gelooft in Tolstoj’s god of die sympathiseert met Tolstoj’s kritiek op de bestaande maatschappelijke orde. Hij koppelt zich aan een populaire naam om zijn politieke kapitaaltje te vergroten, ten einde zo te kunnen poseren als leider van de hele landelijke oppositie; hij probeert met bliksem- en donderfrasen de vraag naar een rechtstreeks en duidelijk antwoord op de vraag: waaraan zijn de schreeuwende tegenstrijdigheden in het ‘tolstojisme’ te wijten en welke tekortkomingen en zwakheden van onze revolutie drukken zij uit? Te overschreeuwen.

De tegenstellingen in Tolstoj’s werken, zijn standpunten, zijn leerstellingen en zijn school zijn inderdaad schreeuwend. Aan de ene kant zien wij de geniale kunstenaar, die niet alleen onvergelijkelijk beelden heeft geschapen van het Russische leven, maar die ook briljante bijdragen heeft geleverd aan de wereldliteratuur. Aan de andere kant zien we de landheer, die geobsedeerd is door Christus. Aan de ene kant het opvallend krachtige, rechtstreekse en oprechte protest tegen maatschappelijke leugen en schijnheiligheid, maar aan de andere kant de ‘tolstojaan’, d.w.z. de sleetse, hysterische bleeksnoet die de Russische intellectueel wordt genoemd en die zich publiekelijk op de borst slaat en zegt: ‘Ik ben een smerig en slecht mens, maar ik doe aan morele zelfverbetering; ik eet geen vlees meer, ik nuttig tegenwoordig rijstkoteletten’. Aan de ene kant genadeloze kritiek op de kapitalistische uitbuiting, het onthullen van het regeringsgeweld, de komedies van de gerechtshoven en het staatsbestuur en het aan de kaak stellen van de diepgaande tegenstellingen tussen de groei van de rijkdom en de verwerving van beschaving en de groei van de armoede, de verpaupering en de misère van de werkende massa’s. Aan de andere kant de perverse prediking van onderwerping en ‘geweldloos verzet tegen het kwaad’. Aan de ene kant het meest nuchtere realisme en het afrukken van alle mogelijke maskers, maar aan de andere kant de prediking van één der meest perfide zaken op deze aarde: de religie, het streven om de officieel aangestelde priesters te vervangen door priesters uit morele overtuiging, d.w.z. het cultiveren van het meest verfijnde en daardoor des te walgelijker klerikalisme. Het is waar:

‘Je bent arm en toch rijk,
Sterk en zwak tegelijk,
Moedertje Rusland!’[2]

Dat het Tolstoj door deze tegenstellingen absoluut onmogelijk was de arbeidersbeweging en haar rol in de strijd voor het socialisme, noch de Russische revolutie te begrijpen, spreekt vanzelf. Maar de tegenstellingen in Tolstoj’s standpunten en leerstellingen zijn geen toevalligheden; zij geven uitdrukking aan de tegenstrijdige omstandigheden van het Russische leven in de laatste drie decennia van de negentiende eeuw. Het patriarchale platteland, dat pas gisteren uit de lijfeigenschap was bevrijd, werd aan de kapitalist en de fiscus letterlijk gepresenteerd om te worden geplunderd en leeggeroofd. De oude fundamenten van de boereneconomie en van het leven op het platteland, die het eeuwenlang hadden uitgehouden, werden in buitengewoon hoog tempo slooprijp gemaakt. En de tegenstellingen binnen Tolstoj’s standpunten moeten niet worden geëvalueerd vanuit de moderne arbeidersbeweging en het moderne socialisme (zo’n evaluatie is natuurlijk wel nodig, maar onvoldoende), maar vanuit het protest tegen het voortschrijdende kapitalisme, tegen de ruïnering van de massa’s die van hun land werden beroofd, een protest dat wel moest ontstaan op het patriarchale Russische platteland. Als profeet, die nieuwe recepten heeft ontdekt voor de redding van de mensheid, is Tolstoj absurd en daarom zijn de buitenlandse en Russische ‘tolstojanen’, die nu net de zwakste kant van zijn doctrine tot dogma hebben willen verklaren, niet de moeite waard om erover te spreken. Tolstoj is groots als spreker voor de ideeën en de gevoelens, die onder de miljoenen Russische boeren zijn ontstaan toen de burgerlijke revolutie in Rusland naderbij kwam. Tolstoj is origineel omdat het totaal van zijn ideeën, als één geheel opgevat, nu net de specifieke trekken van onze revolutie als een burgerlijke boerenrevolutie uitdrukt. Vanuit dit standpunt vormen de tegenstellingen in Tolstoj’s ideeën inderdaad een spiegel voor de tegenstrijdige voorwaarden waaronder de boeren hun historische rol in onze revolutie moesten spelen. Aan de ene kant hebben eeuwen van feodale onderdrukking en tientallen jaren van versnelde verpaupering na de hervorming van 1861 bergen van haat, ressentiment en wanhopige vastberadenheid opgehoopt. Het streven de officiële kerk, de landheren en hun regering weg te geven, alle oude vormen en wijzen van grondbeheer te vernietigen, het land te zuiveren en de politiestaat te vervangen door een gemeenschap van vrije en gelijkgerechtigde kleine boeren, dit streven loopt als een rode draad door iedere historische stap, die de boeren in onze revolutie hebben genomen, en het staat buiten kijf dat de ideële inhoud van Tolstoj’s geschriften veel dichter staat bij het streven van deze boeren dan bij het abstracte ‘christelijke anarchisme’, zoals het ‘systeem’ van zijn ideeën soms wordt aangeduid.

Aan de andere kant hadden de boeren, die streefden naar nieuwe vormen van samenleving, een zeer primitief, patriarchaal en halfreligieus idee over wat voor samenleving dit zou moeten zijn, door welke strijd de vrijheid kon worden gewonnen, welke leiders zij in deze strijd konden hebben, wat de houding van de bourgeoisie en de burgerlijke intellectuelen tegenover de belangen van de boerenrevolutie was en over de vraag waarom er een gewelddadige omverwerping van de tsarenmacht nodig was om het beheer over de grond door de landheren te kunnen afschaffen. Het hele verleden had de boeren geleerd de landheer en de ambtenaar te haten, maar niet — en dat was ook onmogelijk — waar zij het antwoord op al deze vragen konden vinden. In onze revolutie heeft een minderheid van de boeren echt gevochten of zich voor dit doel op de een of andere wijze georganiseerd én slechts een zeer klein gedeelte is met de wapens in de hand opgekomen voor de vernietiging van hun vijanden en de liquidatie van de tsarenknechten en de beschermers van de landheren. Het grootste deel van de boeren weende en bad, moraliseerde en droomde, schreef verzoekschriften en stuurde ‘pleiters’ op pad — helemaal in de geest van Leo Nikolajevitsj Tolstoj! En zoals altijd in dit soort gevallen gebeurt was het effect van deze tolstojaanse terughoudendheid jegens de politiek, van deze tolstojaanse afwijzing van de politiek en het gebrek aan belangstelling en begrip voor de politiek, dat slechts een minderheid het bewuste en revolutionaire proletariaat volgde en dat de meerderheid ten prooi viel aan die beginselloze, serviele burgerlijke intellectuelen, die onder de naam van kadetten van een vergadering van de trudoviken[3] naar de salon van Stolypin renden om te smeken, te sjacheren, te beslechten en om te beloven te beslechten, totdat zij er met de hulp van een soldatenkistje werden uitgeschopt. Tolstoj’s ideeën vormen een spiegel voor de zwakheid en de tekortkomingen van onze boerenrevolte, een spiegel voor de slapheid van het patriarchale platteland, een spiegel voor de hebberige lafheid van het ‘ondernemende boertje’.

Neem nu de opstanden onder de soldaten van de jaren 1905-1906. De maatschappelijke samenstelling van deze strijders in onze revolutie lag tussen boer en proletariër in. De proletariërs waren in de minderheid. Daarom vertoont de beweging onder de strijdkrachten zelfs niet bij benadering dezelfde landelijke solidariteit en hetzelfde partijbewustzijn als onder het proletariaat, dat als door een simpel handgebaar sociaaldemocratisch werd. Aan de andere kant is niets minder juist dan het idee, dat het mislukken van de soldatenrevoltes te wijten zou zijn aan het ontbreken van leiders uit het officierencorps. Integendeel, de enorme vooruitgang die, de revolutie had geboekt sinds de tijden van de ‘Narodnaja Wolja’[4] kwam juist tot uitdrukking door het feit, dat ‘Jan Soldaat’ de wapens in de hand nam tegen de leiding en dat zijn zelfstandigheid de liberale landheren en de liberale officieren zo’n schrik bezorgde. De soldaat stond vol sympathie tegenover de zaak van de boeren; zijn ogen begonnen al te glimmen als het woord ‘land’ maar werd genoemd. In meer dan één geval is de macht in de strijdkrachten in handen gekomen van de massa’s der soldaten, maar er werd van deze macht nauwelijks enig vastberaden gebruik gemaakt; de soldaten weifelden; na enkele dagen, in sommige gevallen na een paar uur, bevrijdden zij na de executie van een of andere gehate officier de andere arrestanten; zij onderhandelden met de autoriteiten en stonden toen oog in oog met het vuurpeloton of zij ondergingen met ontblote rug de geseling of zeulden weer onder het juk — geheel in de geest van Leo Nikolajevitsj Tolstoj.

Tolstoj weerspiegelde de opgekropte haat, het gerijpte streven naar een beter levenslot, het verlangen om met het verleden af te rekenen, maar ook het onrijpe gedroom, de politieke onervarenheid en revolutionaire slapheid. De historische en economische omstandigheden verklaren zowel de noodzaak van het ontstaan van de revolutionaire massastrijd, als het gebrek aan voorbereiding op die strijd en de tolstojaanse geweldloosheid tegenover het kwaad, die een van de meest ernstige oorzaken was voor de nederlaag van de eerste revolutionaire campagne.

Men zegt wel dat verslagen legers snel leren. Natuurlijk kunnen revolutionaire klassen slechts in zeer beperkte zin worden vergeleken met legers. De ontwikkeling van het kapitalisme verandert en verscherpt met ieder uur de voorwaarden waaronder de miljoenen boeren — verenigd in hun haat jegens de feodale landheren en hun regering — opkwamen voor de revolutionair-democratische strijd. Onder de boeren zelf verdringt de groei van de ruilhandel, de heerschappij van de markt en de macht van het geld steeds meer de patriarchale tijden van vroeger en de patriarchale tolstojaanse ideologie. Maar één winstpunt uit de eerste revolutiejaren en de eerste nederlagen in de revolutionaire massastrijd is onbetwistbaar en dat is de fatale slag, die werd toegebracht aan de vroegere zachtheid en slapheid van de massa’s. De scheidingslijnen hebben zich scherper afgetekend. Klassen en partijen hebben zich van elkaar afgegrensd. Onder de mokerslagen van de lessen die Stolypin hun heeft geleerd en door de niet aflatende, volhardende agitatie van de revolutionaire sociaaldemocraten zal niet alleen het socialistische proletariaat, maar zullen ook de democratische boerenmassa’s onvermijdelijk uit hun midden steeds meer geharde strijders voortbrengen, die steeds minder geneigd zullen zijn voor het tolstojisme — onze nationale zonde — te vallen.

_______________
[1] Balalajkin — een figuur uit ‘Een moderne idylle’, een werk van de satirische Russische schrijver Saltykov (Sjtsjedrin). Prototype van het liberale leeghoofd, avonturier en oplichter.
‘Retsj’ (‘Spraak’) — dagblad en centraal orgaan van de kadettenpartij, verscheen in St.-Petersburg tussen februari 1906 en oktober 1917.
[2] Lenin citeert hier een deel van ‘Wie leeft goed in Rusland?’, een lang gedicht van de Russische schrijver N. A. Nekrasov
[3] ‘Trudoviken’ — leden van de ‘Troedovaija gruppa’ (‘Arbeidsgroep’) — een groep van kleinburgerlijke democraten in de Staatsdoema’s, bestaande uit boeren en intellectuelen uit de narodistische hoek. De fractie van de trudoviken werd in april 1906 gevormd uit de boerenafgevaardigden naar de Eerste Staatsdoema.
In de Doema weifelden de trudoviken tussen de kadetten en de sociaaldemocraten. Gezien het feit dat de trudoviken in zekere zin de boerenmassa’s vertegenwoordigden voerden de bolsjewieken in de Doema een politiek van overeenstemming met hen betreffende bepaalde vraagstukken in het belang van de algemene strijd tegen tsarisme en kadetten.
[4] ‘Narodnaja Wolja’ (‘Volksvrijheid’) — een geheime politieke organisatie van terroristische narodniki, die in augustus 1879 opkwam als gevolg van een scheuring in de narodistische organisatie ‘Grond en Vrijheid’.
De ‘Narodovoltsy’ voerden een heldhaftige strijd tegen de tsaristische autocratie, maar zij gingen uit van de onjuiste theorie van ‘actieve’ helden en een ‘passieve’ massa, waardoor zij erop rekenden de maatschappij te kunnen hervormen zonder deelneming van het volk, en wel op eigen kracht, via individuele terreur, intimidatie en desorganisatie van de regering. Na 1 maart 1881 (de moord op Alexander II) verpletterde de regering via wrede vervolgingen, executies en provocaties de organisatie van de ‘Volksvrijheid’.
Hoewel hij het onjuiste en utopische program van de Narodovoltsy bekritiseerde uitte Lenin zich met grote achting over de zelfopofferende strijd van de leden van de ‘Narodnaja Wolja’ tegen het tsarisme en had hij grote waardering voor hun conspiratieve techniek en hun streng gecentraliseerde organisatie.