V.I. Lenin
De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden
Het kapitalisme onderscheidt zich van het oude, voorkapitalistische systeem van volkshuishouding doordat het de verschillende takken van economie zeer nauw met elkaar heeft verbonden en wederzijds van elkaar afhankelijk heeft gemaakt. Als dat niet het geval was, zou, terloops gezegd, geen enkele stap in de richting van het socialisme technisch uitvoerbaar zijn. Het moderne kapitalisme evenwel heeft met zijn heerschappij van de banken over de productie deze wederzijdse afhankelijkheid van de verschillende takken van economie tot een zeer hoge graad opgevoerd. De banken en de belangrijkste takken van industrie en handel zijn onscheidbaar met elkaar vergroeid. Dat betekent aan de ene kant dat het niet mogelijk is alleen de banken te nationaliseren zonder tegelijkertijd stappen te ondernemen om uit de handels- en industriesyndicaten (suiker-, kolen-, ijzer-, petroleumsyndicaat enz.) een staatsmonopolie te vormen, zonder deze syndicaten te nationaliseren. Dit betekent aan de andere kant dat het reguleren van het economische leven, als dit serieus moet worden aangepakt, tegelijkertijd het nationaliseren van de banken zowel als van de syndicaten vereist.
Laten we als voorbeeld het suikersyndicaat nemen. Dit werd nog onder het tsarisme gevormd; het leidde in die tijd tot een grootscheepse kapitalistische vereniging van voortreffelijk uitgeruste fabrieken en bedrijven, waarbij deze vereniging vanzelfsprekend geheel en al doordrongen was van een aartsreactionaire en bureaucratische geest, de kapitalisten van schandelijk hoge winsten verzekerde, maar de employees en arbeiders in de positie plaatste van volstrekt rechteloze, vernederde, geknechte, als slaven behandelde mensen. De staat controleerde en reguleerde toentertijd reeds de productie — ten bate van de geldmagnaten, de rijken.
Men behoeft hier slechts de reactionair-bureaucratische regulering om te zetten in een revolutionair-democratische, en wel door simpele beschikkingen over het bijeenroepen van een conferentie van employees, ingenieurs, directeuren en aandeelhouders over het invoeren van een uniforme boekhouding, over de controle door de arbeidersbonden enz. Dit is de meest eenvoudige zaak die men zich denken kan — en die juist blijft ongedaan!! In de democratische republiek blijft in werkelijkheid de reactionair-bureaucratische regulering van de suikerindustrie bestaan, blijft alles bij het oude: het uitbuiten van de arbeid van het volk, de routine, de stagnatie en verrijking van de Bobrinski’s en Teresjtsjenko’s. Het tot zelfstandig initiatief oproepen van de democratie en niet van de bureaucratie, van de arbeiders en employees en niet van de ‘suikerkoningen’ — dat zou in een paar dagen tijd, met een slag gedaan kunnen en moeten worden, als de sociaal-revolutionairen en mensjewieken het bewustzijn van het volk niet vertroebeld hadden met hun plannen voor een ‘coalitie’ juist met deze suikerkoningen, juist die coalitie met de geldzakken, waaruit noodzakelijkerwijs de absolute ‘dadenloosheid’ van de regering t.a.v. het reguleren van het economische leven voortvloeit.[9]
Nemen we de aardolie-industrie. Door de ontwikkeling die het kapitalisme tot nog toe heeft doorgemaakt is deze industrie al in een reusachtige omvang ‘vermaatschappelijkt’. Het zijn een paar petroleumkoningen die de beschikking hebben over honderden en nog eens honderden miljoenen, zich bezighouden met couponnetjes knippen en met het opstrijken van fantastisch hoge winsten uit een ‘zaak’, die in wezen technisch reeds op nationale schaal maatschappelijk is georganiseerd en reeds door honderden en duizenden employees, ingenieurs enz. wordt geleid. Het nationaliseren van de aardolie-industrie is onmiddellijk mogelijk en voor een revolutionair-democratische staat een plicht, vooral wanneer deze een zeer zware crisis doormaakt, waarbij het zaak is tot elke prijs spaarzaam met de arbeid van het volk om te springen en de productie van brandstof op te voeren. Het is duidelijk dat een bureaucratische controle hier niets kan uitrichten en niets zal veranderen, want de ‘petroleumkoningen’ spelen het met de Teresjtsjenko’s en Kerenski’s, met de Avksentjevs en Skobeljevs net zo gemakkelijk klaar als zij het met de ministers van de tsaar hebben klaargespeeld — met behulp van herhaald uitstel, uitvluchten en beloften, en daarna met behulp van directe en indirecte omkoping van de burgerlijke pers (dat noemt men de ‘openbare mening’ en daarmee ‘houden de Kerenski’s en Avksentjevs rekening’) en door het omkopen van ambtenaren (die de Kerenski’s en Avksentjevs op hun oude posten in het oude, onaangetaste staatsapparaat laten zitten).
Als er iets serieus gedaan moet worden, moet men van de bureaucratie overgaan naar de democratie, en wel op een werkelijk revolutionaire manier, d.w.z. men moet de petroleumkoningen en -aandeelhouders de oorlog verklaren, men moet per decreet vastleggen dat op het traineren van de nationalisatie van de aardolie-industrie, op het verheimelijken van inkomsten of afrekeningen, op het saboteren van de productie en op het achterwege laten van maatregelen ter wijs de absolute dadenloosheid’ van de regering t.a.v. het reguleren van het economische leven voortvloeit.
Nemen we de aardolie-industrie. Door de ontwikkeling die het kapitalisme tot nog toe heeft doorgemaakt is deze industrie al in een reusachtige omvang ‘vermaatschappelijkt’. Het zijn een paar petroleumkoningen die de beschikking hebben over honderden en nog eens honderden miljoenen, zich bezighouden met couponnetjes knippen en met het opstrijken van fantastisch hoge winsten uit een ‘zaak’, die in wezen technisch reeds op nationale schaal maatschappelijk is georganiseerd en reeds door honderden en duizenden employees, ingenieurs enz. wordt geleid. Het nationaliseren van de aardolie-industrie is onmiddellijk mogelijk en voor een revolutionair-democratische staat een plicht, vooral wanneer deze een zeer zware crisis doormaakt, waarbij het zaak is tot elke prijs spaarzaam met de arbeid van het volk om te springen en de productie van brandstof op te voeren. Het is duidelijk dat een bureaucratische controle hier niets kan uitrichten en niets zal veranderen, want de ‘petroleumkoningen’ spelen het met de Teresjtsjenko’s en Kerenski’s, met de Avksentjevs en Skobeljevs net zo gemakkelijk klaar als zij het met de ministers van de tsaar hebben klaargespeeld — met behulp van herhaald uitstel, uitvluchten en beloften, en daarna met behulp van directe en indirecte omkoping van de burgerlijke pers (dat noemt men de ‘openbare mening’ en daarmee ‘houden de Kerenski’s en Avksentjevs rekening’) en door het omkopen van ambtenaren (die de Kerenski’s en Avksentjevs op hun oude posten in het oude, onaangetaste staatsapparaat laten zitten).
Als er iets serieus gedaan moet worden, moet men van de bureaucratie overgaan naar de democratie, en wel op een werkelijk revolutionaire manier, d.w.z. men moet de petroleumkoningen en -aandeelhouders de oorlog verklaren, men moet per decreet vastleggen dat op het traineren van de nationalisatie van de aardolie-industrie, op het verheimelijken van inkomsten of afrekeningen, op het saboteren van de productie en op het achterwege laten van maatregelen ter verhoging van de productie inbeslagneming van hun vermogen en gevangenisstraf zullen staan. Men moet een beroep doen op het initiatief van de arbeiders en employees, hen dadelijk bijeenroepen voor conferenties en bijeenkomsten en hun een bepaald aandeel in de winst toekennen onder voorwaarde dat zij een alzijdige controle instellen en de productie opvoeren. Als zulke revolutionair-democratische stappen onmiddellijk, zonder dralen in april 1917 genomen zouden zijn, dan had Rusland, dat wat de voorraden vloeibare brandstof betreft tot de rijkste landen ter wereld behoort, in de loop van de zomer, gebruikmakend van de waterwegen, bijzonder veel kunnen doen om het volk van de nodige hoeveelheden brandstof te voorzien.
Noch de burgerlijke regering, noch de coalitieregering van sociaal-revolutionairen, mensjewieken en kadetten heeft ook maar het geringste gedaan; beide stelden ze zich tevreden met het op bureaucratische wijze spelen met hervormingen. Ze hebben het niet gewaagd ook maar een revolutionair-democratische stap te doen. Dezelfde petroleumkoningen, dezelfde stagnatie, dezelfde haat van de arbeiders en employees tegen de uitbuiters, hetzelfde verval dat op deze bodem welig tiert, dezelfde uitbuiting van arbeid van bet volk — alles net als onder het tsarisme, veranderd is alleen het hoofd van de brieven die van de ‘republikeinse’ kanselarijen uitgaan en er binnenkomen!
Van de kolenindustrie, die technisch en cultureel niet minder ‘rijp’ is voor nationalisatie en die door degenen, die het volk uitplunderen, de kolenbaronnen, niet minder schandalig beheerd wordt, is ons een reeks bijzonder aanschouwelijke feiten bekend van directe sabotage, van het direct berokkenen van schade en van het stilleggen van de productie door de industriëlen. Zelfs de ministeriële mensjewistische ‘Rabotsjaja Gazeta’[10] heeft deze feiten toegegeven. En wat verder? Men heeft absoluut niets gedaan, behalve dat men weer op de proppen kwam met de oude, reactionair-bureaucratische ‘half-om-half'-conferenties, die voor de helft uit arbeiders en voor de helft uit de rovers van het kolensyndicaat bestaan! Geen enkele revolutionair-democratische stap, geen spoor van een poging tot het instellen van de enige reële controle, die van onderop ondernomen wordt, door de vakbonden van employees, door de arbeiders, met behulp van terreur tegen de mijnbaronnen die het land in het verderf storten en de productie stilleggen! Hoe zou men ook — we zijn immers ‘allen’ voor de ‘coalitie’, zo niet met de kadetten dan toch met de handels- en industriële kringen. Maar een coalitie wil nu eenmaal zeggen de kapitalisten macht in handen te laten, hen ongestraft hun gang te laten gaan, hun te veroorloven de zaak te traineren, alles op de arbeiders of te wentelen, de ontwrichting te versterken en op deze manier een nieuwe Kornilov-putsch voor te bereiden!
_______________
[9] Deze regels waren al geschreven, toen ik in de kranten las dat de regering-Kerenski het suikermonopolie instelt; ze doet dat vanzelfsprekend op een reactionair-bureaucratische manier, zonder bijeenkomsten van employees en arbeiders, met uitsluiting van de openbaarheid, zonder de kapitalisten te beteugelen!! — Noot van Lenin
[10] ‘Rabotsjaja Gazeta’ (Arbeiderskrant): centraal orgaan van de mensjewieken, dat van maart tot november 1917 in Petrograd als dagblad verscheen. — Noot van de redactie