V.I. Lenin
De dreigende catastrofe en hoe die te bestrijden
Er is nog een andere kant aan het verhogen van de vaste prijzen voor graan. Deze verhoging betekent een verdere chaotische toename van de uitgifte van papiergeld, een verdere stap in het proces van de toenemende duurte, een versterkte ontwrichting van de financiën en het dichterbij komen van de financiële ineenstorting. Door iedereen wordt toegegeven dat een vergrote emissie van papiergeld de ergste vorm van een gedwongen lening is, dat juist de toestand van de arbeiders, van het armste deel van de bevolking, er het ergst door verslechterd wordt en dat ze het grootste euvel is van de chaos op het gebied van de financiën.
En dan neemt de door sociaal-revolutionairen en mensjewieken gesteunde regering-Kerenski uitgerekend deze maatregel!
Er is voor een serieuze bestrijding van de financiële ontwrichting en van de onvermijdelijke financiële ineenstorting geen andere weg dan die van het op revolutionaire wijze breken met de belangen van het kapitaal en het organiseren van een werkelijk democratische controle, d.w.z. een controle ‘van onderop’, een controle van de arbeiders en arme boeren op de kapitalisten — de weg, waarvan in onze hele uiteenzetting tot dusverre sprake was.
De onbeperkte emissie van papiergeld werkt speculatie in de hand, maakt het de kapitalisten mogelijk miljoenen aan speculaties te verdienen en legt op die manier aan de noodzakelijke uitbreiding van de productie de grootste moeilijkheden in de weg, want het duurder worden van grondstoffen, machines enz., neemt toe, neemt met sprongen toe. Wat kan daartegen gedaan worden wanneer de door speculatie verworven rijkdommen van de rijken verheimelijkt worden?
Men kan een inkomstenbelasting invoeren met progressief stijgende en zeer hoge tarieven voor de hoge en zeer hoge inkomens. Onze regering heeft deze belasting ingevoerd in navolging van de andere imperialistische regeringen. Deze belasting blijft evenwel in hoge mate een fictie, een dode letter, want in de eerste plaats daalt de waarde van het geld steeds sneller en in de tweede plaats worden er meer inkomsten verzwegen, naarmate speculatie de bron van deze inkomsten vormt en naarmate het zakengeheim beter wordt beschermd.
Om deze belasting effectief te doen zijn en niet fictief te laten blijven is een echte, niet alleen op papier staande controle noodzakelijk. Controle op de kapitalisten is echter onmogelijk wanneer die controle bureaucratisch blijft, want de bureaucratie is zelf met duizenden draden met de bourgeoisie verbonden en vervlochten. Daarom wordt in de West-Europese imperialistische staten, onverschillig of het monarchieën of republieken zijn, de regeling van de financiën uitsluitend bereikt door het instellen van een ‘arbeidsdienstplicht’, die voor de arbeiders een militair tuchthuisregiem of militaire slavernij betekent.
Reactionair-bureaucratische controle — dat is het enige middel dat de imperialistische staten kennen, de democratische republieken Frankrijk en Amerika niet uitgezonderd, om de lasten van de oorlog op het proletariaat en de werkende massa’s of te wentelen.
De fundamentele tegenstrijdigheid in de politiek van onze regering is juist dat men — om niet in onmin te raken met de bourgeoisie en de ‘coalitie’ daarmee geen schipbreuk te laten lijden — een reactionair-bureaucratische controle moet instellen, die men evenwel ‘revolutionair-democratische’ controle noemt, waarbij men het volk onophoudelijk bedriegt en de massa’s, die nog maar net het tsarisme ten val hebben gebracht, ergert en verbittert.
Nochtans zouden slechts revolutionair-democratische maatregelen — waardoor juist de onderdrukte klassen, de arbeiders en boeren, juist de massa’s in bonden aaneengesloten worden — de mogelijkheid bieden een uitermate doeltreffende controle op de rijken in te stellen en met succes strijd te voeren tegen het verheimelijken van inkomsten.
Er wordt getracht het chequeverkeer te bevorderen om daardoor een al te sterke uitgifte van papiergeld in te dammen. Voor de armen is deze maatregel van geen betekenis, want de armen leven toch al van de hand in de tand, hun ‘economische kringloop’ sluit zich toch al elke week en ze geven elke week hun karige, moeizaam verdiende stuivers aan de kapitalisten terug. Het chequeverkeer zou voor de rijken van heel grote betekenis kunnen zijn en het zou de staat, vooral in combinatie met maatregelen als het nationaliseren van de banken en het opheffen van het zakengeheim, de mogelijkheid bieden de inkomsten van de kapitalisten werkelijk te controleren, hun werkelijk belastingen op te leggen en het financiële systeem werkelijk te ‘democratiseren’ (en het tegelijkertijd ook op orde te brengen).
Het beletsel is hier nu juist de angst om de privileges van de bourgeoisie aan te tasten, de ‘coalitie’ met haar te laten springen. Want zonder waarlijk revolutionaire maatregelen, zonder de meest serieuze dwang zullen de kapitalisten zich aan geen enkele controle onderwerpen, zullen ze hun budgetten niet bekendmaken en zullen ze hun voorraden papiergeld niet ‘ter verrekening’ aan de democratische staat ter beschikking stellen.
In bonden aaneengesloten zouden de arbeiders en boeren, door het nationaliseren van de banken, door het instellen van een voor alle rijken wettelijk voorgeschreven chequeverkeer, door het opheffen van het zakengeheim en door het bestraffen van het verheimelijken van inkomsten met inbeslagneming van het vermogen en dergelijke meer, van de controle uiterst gemakkelijk een doeltreffende en universele zaak kunnen maken, er een controle juist op de rijken van kunnen maken, een controle die bewerkstelligt dat het door de staatskas uitgegeven papiergeld weer daarheen terugvloeit, en wel uit de handen van hen die het hebben, van hen die het verstoppen.
Daarvoor is een revolutionaire dictatuur van de democratie nodig, die geleid wordt door het revolutionaire proletariaat, d.w.z. daartoe moet de democratie daadwerkelijk revolutionair worden. Daar gaat het helemaal om. Maar dit nu willen onze sociaal-revolutionairen en mensjewieken niet die het volk bedriegen onder de vlag van de ‘revolutionaire democratie’ en in werkelijkheid steun verlenen aan de reactionair-bureaucratische politick van de bourgeoisie, die zich zoals altijd laat leiden door de stelregel ‘après nous le déluge’ — na ons de zondvloed!
We hebben gewoonlijk niet eens in de gaten hoe diep bij ons de antidemocratische gewoonten en vooroordelen met betrekking tot de ‘heiligheid’ van de burgerlijke eigendom ingekankerd zijn. Wanneer een ingenieur of een bankier de inkomsten en uitgaven van een arbeider, gegevens over diens inkomsten en over diens arbeidsproductiviteit openbaar maakt, geldt dat als uitermate gewettigd en gerechtvaardigd. Het komt bij geen mens op daarin een ingreep in het ‘particuliere leven’ van de arbeider te zien, daarin ‘bespioneren of aanbrengen’ door de ingenieur te zien. De burgerlijke maatschappij beschouwt de arbeid en de verdienste van de loonarbeiders als haar open boek, dat elke bourgeois te allen tijde gerechtigd is in te zien om de een of andere ‘luxe’ van de arbeider, zijn vermeende ‘luiheid’enz. te onthullen.
En wat te zeggen van de omgekeerde controle? Hoe zou het zijn als de democratische staat de vakbonden van employees, kantoorbedienden en dienstpersoneel zou oproepen de inkomsten en uitgaven van de kapitalisten te controleren, er gegevens over openbaar te maken en de regering in de strijd tegen het verheimelijken van inkomsten te ondersteunen?
Wat zou de bourgeoisie dan een wild gekrijs aanheffen over ‘gespioneer’, over ‘aanbrengerspraktijken’! Als de ‘mevrouwen’ de dienstboden controleren, als de kapitalisten de arbeiders controleren acht men dat volkomen in orde, het particuliere leven van de werkende en uitgebuite mensen geldt niet als onaantastbaar, de bourgeoisie heeft het recht van elke ‘loonslaaf’ rekenschap te eisen, zijn inkomsten en uitgaven te allen tijde aan de openbaarheid prijs te geven. Maar een poging van de onderdrukten om de onderdrukker te controleren, diens inkomsten en uitgaven aan het licht te brengen, diens luxe, zij het zelfs in tijden van oorlog, te onthullen, wanneer deze luxe direct tot hongersnood en tot het te gronde gaan van de legers aan het front leidt — o neen, ‘gespioneer’ en ‘aanbrengerspraktijken’ zal de bourgeoisie niet tolereren!
Het komt steeds weer op hetzelfde veer: de heerschappij van de bourgeoisie is onverenigbaar met waarachtig revolutionaire, echte democratie. Men kan in de twintigste eeuw in een kapitalistisch land geen revolutionaire democraat zijn wanneer men bevreesd is naar het socialisme te gaan.