Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2000, zomer, (nr. 73), jg. 44
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Olympe de Gouges was een tijdgenote van Mary Wollstonecraft, aan wie we aandacht hebben besteed in De Internationale 35.
De Gouges werd in 1748 geboren in het Franse Montauban en verhuisde omstreeks 1766 naar Parijs. Vanaf 1780 trad ze op als politiek activiste en schrijfster. Er zijn 135 titels van haar bekend. Tijdens de Franse Revolutie schreef zij in 1791 haar Verklaring van de rechten van de vrouw en burgeres, die zij aan de koningin en de Nationale Vergadering stuurde. Dat heeft haar niet kunnen redden van de guillotine, die in 1793 een einde maakte aan haar leven. Het terreurbewind legde vrouwen een verbod op om bijeen te komen en de Verklaring werd sindsdien doodgezwegen.
Olympe de Gouges werd in de Languedoc geboren als Marie Gouze, dochter van Anne-Olympe Mouiset en de slager Pierre Gouze. In feite was zij het onwettige en nooit erkende kind van de Marquis Le Franc de Pompignan. In een tijd waarin de meeste meisjes analfabeet waren, leerde Marie tenminste de grondbeginselen van het lezen en schrijven bij de zusters van de orde der Ursulinen. Toen zij zestien was werd ze uitgehuwelijkt aan de officier Louis-Yves Aubry. Omstreeks 1756 werd haar zoon Pierre geboren en een jaar later was de jonge moeder weduwe. Door een relatie met Jacques Biétrix de Rozières komt ze in aanraking met politieke en culturele kringen in Parijs. Aan het eind van de jaren tachtig ontstaat er opschudding over de uitvoering van een toneelstuk over de slavernij, dat De Gouges in verschillende versies en onder verschillende titels schreef.
Vanaf het begin van de Franse Revolutie in 1789 is Olympe de Gouges zeer actief en schrijft en publiceert ze voortdurend over politieke onderwerpen. In de loop van de tijd merkt ze dat de nieuwe grondwet geen vrijheid en gelijkheid aan vrouwen geeft en dan publiceert ze haar Verklaring. In 1792 organiseert ze met andere vrouwen een demonstratie in Parijs om “de openbare mening te doen wennen aan de idee vrouwen te beschouwen als sociaal lichaam”.
In 1793 beseft De Gouges dat ook zij het slachtoffer van de terreur kan worden. In juni van dat jaar schrijft ze daarom haar ‘Politiek Testament’, dat ze eindigt met de woorden: “Mijn hart laat ik na aan het vaderland, mijn rechtschapenheid aan de mannen (die hebben het nodig), mijn ziel aan de vrouwen – dat is niet zo maar een geschenk – mijn creativiteit aan de toneelschrijver. .... mijn filosofie aan de achtervolgden, mijn geest aan de fanatici, mijn geloof aan de ongelovigen...”.
Op 20 juli 1793 wordt ze in hechtenis genomen en na enkele maanden ellendige gevangenisstraf wordt ze, ziek en verzwakt, op 2 november veroordeeld tot de guillotine.
Uit te vaardigen door de Nationale Vergadering aan het eind van deze of in de volgende zittingsperiode
Wij, moeders, dochters, zusters, vertegenwoordigsters van de natie, wij eisen opgenomen te worden in de Nationale Vergadering. Overwegende dat alleen het niet kennen, vergeten of minachten van de rechten van de vrouw de enige oorzaak is van de openbare ellende en de corruptie der regeringen, hebben wij besloten in een plechtige verklaring de natuurlijke, onvervreemdbare en heilige rechten van de vrouw vast te leggen, opdat deze verklaring alle leden van het maatschappelijke lichaam voortdurend voor ogen staat en hen daardoor onophoudelijk herinnert aan hun rechten en plichten; opdat de machtsuitoefening van vrouwen en van mannen te allen tijde gemeten wordt aan het doel van elke politieke instelling en daarmee ook beter gerespecteerd wordt; opdat de eisen van de burgeressen, voortaan gebaseerd op eenvoudige en onbetwistbare principes, altijd het handhaven van de grondwet, de goede zeden en het welzijn van allen bevorderen.
Dientengevolge erkent en verklaart de sekse, welke de andere overtreft in zowel schoonheid als moed, betoond in de lijdensweg van het moederschap, in tegenwoordigheid en onder toezicht van het hoogste Wezen, de volgende Rechten van de Vrouw en Burgeres.
I.
De Vrouw is vrij geboren en behoudt dezelfde rechten als de Man. De sociale verschillen kunnen slechts gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk nut.
II.
Het doel van ieder politiek verbond is het behoud van de natuurlijke en onaantastbare rechten zowel van de Vrouw als de Man. Deze zijn: het recht op vrijheid, eigendom, rechtszekerheid en bovenal het recht op verzet tegen onderdrukking.
III.
De soevereiniteit berust in beginsel bij de Natie, die niets anders is dan een vereniging van vrouwen en mannen. Geen enkel bestuurscollege, geen enkel individu kan macht uitoefenen die daar niet uitdrukkelijk uit voort komt.
IV.
Vrijheid en gerechtigheid bestaan in het teruggeven wat een ander toebehoort. Zo wordt de vrouw in het uitoefenen van haar natuurlijke rechten alleen beperkt door de voortdurende tirannie waarmee de man zich tegenover haar opstelt. Deze belemmeringen moeten door de wetten van de natuur en van de rede weggenomen worden.
V.
De wetten van de natuur en van de rede verbieden iedere handelwijze die de maatschappij schade kan berokkenen: alles wat door deze wijze en goddelijke wetten niet verboden is mag niet verhinderd worden en geen mens mag gedwongen worden te doen wat zij niet gebieden.
VI.
De wet moet de uitdrukking zijn van de algemene wil. Alle burgeressen en burgers moeten persoonlijk of via hun vertegenwoordigers meewerken aan de totstandkoming daarvan. De wet moet voor iedereen gelijk zijn: alle burgeressen en burgers, gelijkberechtigd in de ogen van de Wet, moeten evenveel kans hebben om toegelaten te worden tot alle ambten, openbare posten en betrekkingen al naar gelang hun bekwaamheden en alleen op grond van hun deugden en talenten.
VII.
Geen enkele vrouw is daarvan uitgezonderd: ze wordt aangeklaagd, gearresteerd en vastgehouden in door de wet bepaalde gevallen. Vrouwen zijn aan dezelfde strafwet onderworpen als mannen.
VIII.
De wet mag slechts straffen opleggen die strikt en duidelijk noodzakelijk zijn en men kan slechts gestraft worden op grond van een rechtsgeldige wet die reeds vóór de overtreding van kracht was en die legaal op vrouwen toegepast kan worden.
IX.
Iedere vrouw die schuldig bevonden wordt, zal alleen overeenkomstig de strengheid van de wet worden veroordeeld.
X.
Niemand mag vervolgd worden wegens zijn/haar mening, al is die nog zo radicaal. De vrouw heeft het recht het schavot op te gaan; ze moet eveneens het recht hebben het spreekgestoelte te beklimmen, mits de openbare orde, zoals die door de wet is vastgelegd, niet verstoord wordt.
XI.
Vrije uitwisseling van gedachten en meningen is één van de meest kostbare rechten van de vrouw, aangezien die vrijheid een garantie is voor het wettige vaderschap ten opzichte van hun kinderen. Iedere Burgeres kan dus in alle vrijheid zeggen: ‘Ik ben de moeder van een kind dat U verwekt hebt’, zonder dat een barbaars vooroordeel haar dwingt de waarheid te verbloemen. Onder beding dat zij in geval van misbruik van deze vrijheid zich moet verantwoorden in door de wet bepaalde gevallen.
XII.
Het waarborgen van de rechten van de vrouw en van de burgeres moet het algemeen belang dienen. Deze garantie moet in ieders voordeel zijn en niet in het persoonlijke belang van degenen aan wie deze garantie is toevertrouwd.
XIII.
Voor de instandhouding van de openbare orde en bestuursuitgaven worden van man en vrouw dezelfde bijdragen geëist. Heeft de vrouw haar aandeel in alle lasten en plichten, dan moet zij ook deel hebben aan de verdeling van functies en werk in de ambtenarij en de ambachtssfeer.
XIV.
Burgeressen hebben het recht zelf of via hun vertegenwoordigers de noodzaak van belastingheffing vast te stellen. Burgeressen kunnen daarin hun stem pas laten gelden als een gelijke verdeling plaatsvindt, niet alleen wat het vermogen betreft, maar ook wat betreft hun deelname in het openbaar bestuur en wanneer ze mede kunnen beslissen over belastingzaken, besteding, invordering en de duur van de belasting.
XV.
Het vrouwelijke deel van de bevolking dat evenals het mannelijke deel belastingen betaalt, heeft het recht aan iedere Openbare instantie rekenschap te vragen over haar beleid.
XVI.
Een maatschappij waarin de rechten niet gewaarborgd zijn en waarin geen scheiding van machten is vastgelegd, heeft helemaal geen grondwet. De grondwet is nietig als de meerderheid van de individuen waaruit de Natie bestaat niet heeft meegewerkt aan de totstandkoming ervan.
XVII.
Eigendom behoort aan beide seksen, tezamen of aan elk afzonderlijk. Voor iedere persoon is dit een onschendbaar en heilig recht. Het kan niemand onthouden worden, als zijnde een waar erfdeel van de natuur, tenzij een openbare en wettig vastgestelde noodzaak dat eist, en onder voorwaarde van een rechtvaardige en vooraf vastgestelde schadeloosstelling.
Vrouwen, ontwaakt! De alarmklok van de rede laat zich horen over de hele wereld. Erken jullie rechten. (...)
O vrouwen! Vrouwen, wanneer houden jullie op blind te zijn? Welk voordeel hebben jullie getrokken uit de revolutie? Jullie worden nog erger veracht, nog erger bespot. In eeuwen van corruptie hebben jullie slechts over de zwakheden van de man geregeerd. Jullie rijk is nu vernietigd. Wat rest jullie nog? De overtuiging dat de man onrechtvaardig is, het opeisen van jullie eigen erfdeel, gebaseerd op de wijze wetten van de natuur. (...)
Welke hindernissen men ook op jullie pad legt, het ligt in jullie macht die uit de weg te ruimen, jullie hoeven het alleen maar te willen.
Laten we nu het verschrikkelijke beeld schetsen van jullie toestand in de maatschappij. Aangezien er op dit ogenblik sprake is van een nationale opvoeding willen we bezien of onze wijze wetgevers op gezonde wijze zullen nadenken over de opvoeding van vrouwen. (...)
De vrouwenhandel was een soort van onderneming die ingang vond in de hoogste kringen, welke van nu af aan niet meer in aanzien zijn.
Als dat wel zo was, zou de revolutie verloren zijn en zouden wij onder nieuwe voortekenen nog steeds verdorven zijn. Kan de rede echter verbergen dat elke andere weg om welstand te verwerven de vrouw ontzegd wordt? Zij wordt door de man gekocht als een slaaf aan de kust van Afrika. Het verschil is natuurlijk groot. De slavin beveelt haar meester. Maar als de meester haar zonder beloning de vrijheid geeft, of op een leeftijd dat, bij een slavin, zij al haar bekoorlijkheden is kwijtgeraakt, wat gebeurt er dan met zo’n ongelukkige? Zij wordt voorwerp van verachting. Zelfs de deuren van het armenhuis worden voor haar gesloten. (...) Welke wetten kunnen nog worden gemaakt om het kwaad bij de wortel aan te pakken? Die welke de vermogensverdeling tussen mannen en vrouwen regelen en de handhaving daarvan garanderen. Allicht is zij, die van rijke komaf is, voordelig uit bij gelijke verdeling van het vermogen. Maar wat is het lot van een verdienstelijke, deugdzame dochter uit een arm gezin? Ze ondervindt armoede en smaad. Blinkt ze niet uit in muziek of schilderkunst, dan wordt ze tot geen enkele openbare functie toegelaten, al heeft ze er alle capaciteiten voor.
Dit is slechts een overzicht van hoe de zaken er voor staan. In de nieuwe uitgave van mijn verzamelde politieke werken die ik, voorzien van opmerkingen over enige dagen openbaar hoop te maken, zal ik dieper op de situatie ingaan.
Literatuur:
Olympe de Gouges, Verklaring van de rechten van de vrouw en de burgeres. Kok Agora, Kampen, 1989.
O. Blanc, Olympe de Gouges. Edition Syrons, Paris, 1981.
Olympe de Gouges, Oeuvres, ed. Benoîte Groult. Mercure de France, Paris, 1986.
Rob Gerretsen is lid van de redactie van De Internationale