Rob Gerretsen

Twaalf jaar en geen toekomst meer
Kinderarbeid in de wereld


Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1994, voorjaar, (nr. 49), jg. 38
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Qr-MIA

       
Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De vrouw en de opvoeding van de kinderen
De socialistische opvoeding der jeugd
De arbeiderstoestanden van 1876 tot 1914

Op 20 november 1989 hebben de Verenigde Naties – na dertig jaar voorbereiding – een Conventie over de rechten van het kind aangenomen. Volgens die conventie hebben kinderen ondermeer het recht om beschermd te worden tegen economische uitbuiting. Artikel 32 zegt dat: “Het kind het recht heeft beschermd te worden tegen elke arbeid die schadelijk is voor de gezondheid of die zijn of haar onderwijs en ontwikkeling hindert.” Afgezien van de Verklaring over de rechten van de mens is geen enkele VN-conventie door meer staten ondertekend dan deze.
De werkelijkheid van honderden miljoenen kinderen in deze wereld is een cynisch bewijs van de holle retoriek van de papierwinkel van de VN. Die werkelijkheid is dat er 200 miljoen (of zijn het er 800 miljoen?) kinderen in de wereld slavenarbeid verrichten onder de meest verschrikkelijke omstandigheden. De werkelijkheid van honderden miljoenen verminkte, vertrapte kinderlevens is een graadmeter voor het beschavingspeil van de nieuwe wereldorde.


De bedoeling van dit artikel is niet meer dan met enige cijfers, feiten en voorbeelden de aandacht te vestigen op een wereldwijd probleem dat niet genoeg aandacht kan krijgen. Dit artikel is dus geen geschiedenis van kinderarbeid door de eeuwen heen. Het gaat er uitsluitend om de aandacht te vestigen op de uitbuiting van kinderen, die onder de meest erbarmelijke omstandigheden moeten werken.[1]

Dit is natuurlijk nog maar een deel van de vele verschrikkingen die kinderen in de wereld ondergaan. Niet ingegaan wordt op de 40.000 kinderen die per dag omkomen door onnodige honger en ziektes (iedere drie maanden een kinder-Auschwitz!). Het gaat hier niet over de miljoenen kinderen die op de vlucht zijn voor oorlog en honger. Buiten dit artikel blijven de 50.000 kinderen die tussen 1979 en 1991 in de Verenigde Staten door kogels om het leven kwamen (bijna evenveel als het aantal gesneuvelde Amerikanen in Vietnam). Geen aandacht wordt in dit verhaal besteed aan de kinderen in de dodencellen in Amerikaanse gevangenissen. Geen feiten in dit artikel over incest en kindermishandeling en geen aandacht voor de kinderen van Sellafield en Tsjernobyl, voor de kinderen van Sarajevo en Tuzla en voor de vermoorde straatkinderen van Brazilië...

Niet alleen Derde wereld


Kinderarbeid komt verreweg het meest voor in de ‘Derde Wereld’ (vooral in Azië). Daar is immers de armoede het grootst en daar vormen kinderen een veel groter deel van de bevolking (40 procent) dan in de rijke landen (20 procent). Alleen al in India werken naar schatting 55 miljoen kinderen.

Maar kinderarbeid komt ook voor in Oost-Europa en China en door de economische crisis ook weer steeds meer in het rijke Westen. Naar schatting 200.000 kinderen onder de veertien jaar moeten werken in Portugal. Soms vijftien uur per dag en voor een loon van 100 gulden in de maand. Het is toepasselijk dat deze cijfers afkomstig zijn van de Britse Anti-Slavery Society, die nu 150 jaar bestaat.


Cijfers over kinderarbeid zijn in de hele wereld erg onbetrouwbaar. Vrijwel overal is kinderarbeid onwettig en verboden en regeringen zitten niet te springen om openheid en nauwkeurig onderzoek. Dat geldt niet alleen voor landen in de ‘Derde Wereld’. De Childrens Society in Engeland vermoedt dat er in dat land zo’n 75.000 van huis weggelopen kinderen rondzwerven – waarvan een deel in de door de crisis sterk gegroeide prostitutie belandt – maar geeft toe dat de statistieken van weggelopen honden waarschijnlijk betrouwbaarder zijn dan die van weggelopen kinderen.

Als ik het heb over kinderarbeid bedoel ik niet een enkele krantenwijk na schooltijd, een zaterdagmiddag auto wassen of een beetje hulp in de huishouding als nuttig onderdeel van de socialisatie van kinderen. Niet iedere vorm van werk door kinderen gaat ten koste van hun ontwikkeling en ontplooiing, soms is het tegendeel het geval. Marx spreekt in zijn Kritiek op het program van Gotha er zelfs over dat “(...) bij strenge regeling van de arbeidstijd naar de verschillende leeftijden en andere voorzorgsmaatregelen ter bescherming van de kinderen, een vroegtijdige verbinding van de productieve arbeid met het onderwijs een van de machtigste omvormingsmiddelen van de huidige maatschappij is.”

Arbeidsdwang


Ik heb het hier over arbeidsdwang, die kinderen een gezonde en vrije jeugd ontneemt, hun verhindert naar school te gaan, die hun gezondheid verwoest en hun ontwikkeling remt of knakt. Dit soort kinderarbeid is niet alleen een ramp voor die kinderen. Het gaat samen met werkloosheid en armoede van ouders en verwanten. Het gaat samen met een niet functionerend onderwijssysteem. Het houdt de explosieve bevolkingsgroei in stand. Oorzaak wordt gevolg en gevolg wordt weer oorzaak. Ook als we proberen om niet teveel met onze eigen waarden en normen over jeugd en opvoeding naar de rest van de wereld te kijken, is het overduidelijk dat de huidige kinderarbeid een plaag is die niet snel genoeg kan worden uitgeroeid.

Tachtig procent van alle tapijten in Pakistan worden geknoopt door de fijne vingers van kneedbare en weerloze kinderen onder de vijftien jaar. Hetzelfde geldt voor India, Afghanistan en Nepal. Niet alleen zijn de lonen zeer laag, ook worden veel kinderen ziek van het stof. Kinderen plukken thee in Sri Lanka, tabak in Indonesië en sinaasappels in Brazilië. De lonen van de ouders zijn niet voldoende om meer dan twee personen te voeden. Dus moeten de kinderen wel meewerken om de familie in leven te houden.

De meeste kinderarbeid vindt plaats op het platteland. In India werken veel kinderen voor een landeigenaar of woekeraar om de schulden van hun ouders of grootouders af te betalen. Vaak moeten ze zelf ook weer schulden maken en zo erft de ene generatie de schuldslavernij van de vorige. Omdat ze analfabeet zijn – volgens de Unesco telt de wereld een miljard analfabeten – en slecht kunnen rekenen kunnen ze hun verdiensten en afbetaling op schulden moeilijk controleren.

Kinderen in de ‘Derde Wereld’ plukken cacaobonen, zonder ooit chocola te proeven. Kinderen werken in giftige potlodenfabriekjes, waar ze potloden maken, die door andere kinderen op school worden gebruikt. Kinderen wassen goud in het oerwoud van Peru of slijpen diamanten in de sloppen van India. Het Duitse tijdschrift Der Spiegel spreekt zeer toepasselijk van een Goelag van manufacturen, mijnen en plantages. De mensenrechtenorganisatie Anti-Slavery International spreekt van een zwijgcomplot van ouders, vakbonden, consumenten, producenten en politici. Het is cynisch dat onder druk van de economische crisis de laatste tijd in het Westen soms puur om protectionistische redenen de kinderarbeid uit andere landen aan de kaak wordt gesteld.


Kinderen werken in stoffige en gevaarlijke mijnen. Kinderen werken onbeschermd met landbouwgif. Kinderen vormen de helft van de arbeidskracht op de suikerplantages in Brazilië. Ondervoede kinderen van zes jaar werken op de palmolieplantages in Maleisië. Zestig procent van de kinderen op die plantages is tussen de zes en tien jaar; 56 procent van de kinderen op de rubberplantages is tussen de tien en twaalf. Op minder dan twintig procent van de plantages is een school.

Kinderen werken zestig uur per week in de tapijtindustrie voor drie dollar per week. In Uttar Pradesh in India vormen kinderen bijna een kwart van de arbeidskracht in de glasnijverheid. Kinderen krijgen door oververmoeidheid ongelukken met onbeschermde machines. Zo’n 50.000 kinderen werken in de lucifer- en vuurwerkindustrie in Sivakasi in Tamil Nadu, waar zij 40 tot 45 procent van de arbeidskracht uitmaken. Er werken drie keer zoveel meisjes als jongens. De minimumleeftijd is vijf of zes jaar, maar onderzoekers kwamen ook een meisje van drie tegen, dat lucifers inpakte.

Dickens


Kinderen ademen de hele dag uitlaatgassen in als zij in ‘de informele sector’ op straat kranten of sigaretten of loten verkopen. Kinderen moeten stelen of bedelen. Kinderen maken op hun twaalfde al geen toekomstplannen meer, omdat “het daarvoor te laat is”. Voor veel kinderen is de tijd van Dickens de dagelijkse realiteit. Kinderen komen in de prostitutie of in de drughandel en dat zeker niet alleen in de Derde Wereld. Drugsbazen proberen risico’s te vermijden door het werk te laten doen door minderjarige kinderen, die nog niet in de gevangenis kunnen komen.

Het inkomen van de kinderen is absoluut noodzakelijk voor hun families en geeft de ouders weinig keus. Soms is het niet alleen de armoede, die de ouders aanspoort om hun kinderen te laten werken. Door de crisis van het schoolsysteem en de algemene chaos in veel steden achten ouders hun kinderen soms veiliger op het werk dan zwervend door de stad.

Italië is vermoedelijk in West-Europa het land met de meeste kinderarbeid, van naar schatting anderhalf miljoen kinderen. Dat komt niet alleen door de armoede, maar ook door de structuur van de economie, met z’n vele kleine onderaannemers. In Napels werkt waarschijnlijk een op de vier kinderen, in totaal zo’n vijftien duizend kinderen onder de veertien jaar. De jongens werken het meest in de openbaarheid, de meisjes thuis of in kleine werkplaatsen. De helft van de bevolking in Napels werkt in het zwarte of grijze circuit. Veel kinderen werken in de kleine toeleveringsbedrijfjes van de leerindustrie, waar hun gezondheid kapot gaat door de lijmlucht. Andere kinderen worden door de Camorra gebruikt om moorden te plegen. Of kinderen verongelukken in de maffiose bouwsector. Michele Colonna werd op zijn elfde jaar verkocht op de markt van Altamura. Na vier jaar werk als herder pleegde hij in 1976 zelfmoord. In Milaan werken naar schatting 55.000 kinderen, maar de rechtbanken behandelen maar twee zaken van illegale kinderarbeid per week. In Napels beginnen de meeste kinderen tussen hun tiende en veertiende te werken. De meesten maken de lagere school niet af. Bijna al die kinderen werken zes dagen per week, zes uur per dag. Ze verdienen ongeveer een derde van het loon van de volwassenen, zonder verzekering, pensioen of vakantiegeld.

In Spanje is de toestand niet veel beter dan in Italië, vooral op het platteland en in de toeristenindustrie.

In Afrika hoeden zeer jonge kinderen vanaf hun vierde jaar vee of halen water. Ze melken, plukken vruchten, koken en houden de hutten schoon of sprokkelen hout. School wordt door de nomaden niet gezien als iets van belang. Kinderen in Kenia kwamen pas met school in aanraking toen hun families door een ernstige droogte naar een vluchtelingenkamp werden gedreven. Kinderen in de Sahel werken vanaf hun vijfde of zesde jaar vaak harder dan de volwassenen.


Hoogstwaarschijnlijk neemt met de algehele maatschappelijke crisis de kinderarbeid ook toe in Oost-Europa. Een speciale groep vormen hier de ‘zigeunerkinderen’, de Roma. In China vormen kinderen in sommige gebieden meer dan twintig procent van de arbeidskracht op het platteland. Die trend is versterkt door de privatisering in de jaren tachtig. Vooral meisjes gaan hier door minder naar school en worden meer thuis gehouden en ingezet om te werken.

Niet alleen in Oost-Europa werken veel Roma-kinderen, ook in West-Europa, vooral in Spanje en Italië, maar ook op het Engelse platteland. Onderzoekers komen tot cijfers over analfabetisme van 65 tot 95 procent onder Roma. Vanuit voormalig Joegoslavië bestond een ware slavenhandel van Roma-kinderen naar Italië, waar ze als dieven aan het werk werden gezet.

Meisjes


Een van de ergste vormen van slavenarbeid van kinderen is het huishoudelijk werk van meisjes. Vaak worden zij van het platteland gehaald onder het mom van een familierelatie. Zij zitten geïsoleerd in een voor hun vreemde omgeving en kunnen geen kant op. Ze zijn volkomen overgeleverd aan de grillen van het huishouden waarin zij terecht komen. Niet alleen wat betreft werk, werktijden en betaling (of het ontbreken van betaling), maar ook zijn zij niet zelden het slachtoffer van seksuele agressie. En als ze zwanger raken lopen ze kans op straat gezet te worden, waar de prostitutie om de hoek ligt, al dan niet in de vorm van georganiseerd sekstoerisme. In sommige landen, zoals Zuid-Afrika, gaat het dienstbodenbestaan (maar ook het werk in andere economische sectoren) samen met racistische onderdrukking. En in een land als India gaan economische onderdrukking en uitbuiting samen met kasteonderdrukking. Ook etnische en religieuze onderdrukking spelen een rol.

In de Verenigde Staten worden veel kinderen – vooral van migranten – aan het werk gezet in de landbouw en op plantages. In de jaren zeventig werd gesproken van 800.000 werkende kinderen in die sector. Families moeten hun kinderen wel mee laten werken om te kunnen overleven. Cijfers voor ondervoeding liggen bij deze migrantenkinderen tien keer zo hoog als het landelijk gemiddelde, de kindersterfte ligt 25 procent hoger. Een van de organisaties die de kinderarbeid op het platteland van de Verenigde Staten bestrijdt is de United Farm Workers van César Chávez.

Een van de meest sinistere vormen van kinderarbeid is hun inschakeling in oorlogen. Bekend zijn de lugubere beelden van jongetjes die in de oorlog tussen Iran en Irak aan het front de mijnenvelden werden ingestuurd, nadat zij onder dwang geronseld waren. Alleen al gedurende de eerste twee jaar van de oorlog zijn naar schatting 50.000 kinderen in het zuidwesten van Iran als soldaat om het leven gekomen. In veel landen mogen jongeren eerder soldaat worden, dan dat ze mogen stemmen.

Oorzaken aanpakken


Onder leiding van Tinbergen zijn vele Nobelprijswinnaars (waaronder Gorbatsjov) zich de laatste tijd bezig gaan houden met kinderarbeid. Die aandacht is mooi, maar hun voorstellen om de kinderarbeid uit te bannen door middel van hun goede contacten met de machtigen der aarde, zullen niets uithalen.

De recente protectionistische geluiden uit ondernemers- en regeringskringen tegen kinderarbeid in andere landen dan hun eigen zijn cynisch. Maar er is wel sprake van een echt dilemma. Kinderarbeid verbieden, zonder iets aan de algemene oorzaken van armoede en onderdrukking te doen, is geen oplossing. Toch moet kinderarbeid overal worden aangeklaagd en bestreden.

In sommige landen zijn kinderen ertoe overgegaan zichzelf te organiseren en hun situatie aan te klagen. In Brazilië werd in 1986 zelfs een nationale conferentie van straatkinderen georganiseerd, met 432 straatkinderen uit verschillende regio’s van het land. Deze afgevaardigden waren tussen de acht en zestien jaar en waren door andere straatkinderen gekozen. Dat is natuurlijk zeer positief. Maar kinderen kunnen door hun zwakke positie in hun eentje de strijd niet winnen. Alleen een programma voor een totale reorganisatie van de maatschappij, zoals bijvoorbeeld dat van de Braziliaanse PT (zie elders in dit nummer van De Internationale) biedt een perspectief. De bevrijding van honderden miljoenen kinderen uit hun slavenbestaan en hun inschakeling in een goed systeem van onderwijs is niet alleen een direct en legitiem doel op zich. Het zal ook een rem betekenen op de snel groeiende overbevolking. En het zal een ongekende creativiteit en energie losmaken voor de opbouw van een nieuwe maatschappij.

_______________
[1] Meer informatie over kinderarbeid in de wereld zal binnenkort ook komen uit het vorig jaar opgerichte Irewoc (Amsterdam Foundation for International Research on the Exploitation of Working Children), een samenwerkingsverband van de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis.