Georges Hebbelinck

De laatste dagen van het concentratiekamp Buchenwald


Geschreven: 14 april 1945
Copyright: Erven Georges Hebbelinck
Transcriptie: Luc Lever
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De terreur als systeem
Tolerantie en fascisme
Tegen fascisme, kapitalisme en oorlog

Dit is een korte niet-gepubliceerde tekst over de laatste dagen van het concentratiekamp Buchenwald. Georges was weerstander en na zijn aanhouding in 1943 gevangen genomen, eerst in Breendonk, daarna in Buchenwald. Hij maakte de bevrijding van Buchenwald – door de gevangenen zelf! – op de eerste rij mee. Deze tekst schreef hij drie dagen nadat de gevangenen het kamp hadden overgenomen.

Wie is Georges Hebbelinck?


Begin april dringen de Amerikanen Thüringen, het groene hart van Duitsland, binnen.

Het concentratiekamp Buchenwald ligt acht kilometer ten noorden van Weimar, de stad van Goethe en de Duitse republiek.

Het ligt op de noordzijde van de Ettersberg te midden van beukenwouden waar de sperwer heer en meester is.

In die beukenwouden werd het in 1937 gebouwd, door die beuken draagt het de naam van Buchenwald.

Op 1 april 1945 schrijft de klerk van de Arbeidsstatistiek in sierlijke cijfers op het bord van de gevangenenbarak 5 het getal 80.813.

Dit betekent dat 80.813 gevangenen afhangen van het moederkamp Buchenwald. Daarvan werken 34.000 in buitencommando’s, in ondergrondse fabrieken of in mijnen.

De klerk, de Arbeidsstatistiek, heel de organisatie van het gevangen leven hangt van de gevangenen zelf af. De SS zijn hier om mensenmateriaal op te eisen voor hun ontredderd economisch apparaat. Wat de goede gang van het leven in de prikkeldraadruimte betreft, dat hebben de gevangenen zelf te doen.

Wanneer de Amerikaanse tanks het gewest binnenrukken, verschijnen in de “Thuringer Gauzeitung” vlammende oproepen ondertekend door gauleiter Sauckel. Gauleiter Sauckel bezit de Gustlofffabrieken I, II en III, daar werken voor enige duiten honderden politieke gevangenen. Voor hen betaalt Berlijn net als voor de vrije arbeiders. Gauleiter Sauckel wil zijn fabrieken behouden, hij schrijft dat elk gebaar van lafheid onderdrukt zal worden en dat de overzeese terroristen het onderspit moeten delven in hun strijd tegen de nationaal socialistische moed.

De 3e april vecht men vóór Eisenach en ten noorden van Kassel. De ineenstorting van de weerstand in Thüringen schijnt een feit en het ontruimen van Buchenwald waarschijnlijk.

Zo werden ook Auschwitz, Labein, Custrin ontruimt tijdens het Russische offensief.

Om 11 u 00 roept de SS commandant Pister alle gevangenen, verantwoordelijk voor de opruimingswerken bij de bombardementen samen. Zijn daar eveneens, alle gevangenen die verantwoordelijk zijn voor de orde en de voedselvoorziening in de barakken.

De SS commandant Pister verklaart: “Wij ontruimen Buchenwald niet, gij zijt verantwoordelijk voor de orde en tucht onder de gevangenen.”

Om 16 uur moeten alle gevangenen van het werk terug.

’s Avonds vertrekken 1500 mensen, waarschijnlijk naar Theresienstad in het Protectoraat.

De 4e april gebeurt niets, de 5e vertrekken 3100 joden, niemand weet waarheen.

Doch de 6e april ontploft een bom; 46 Duitse kameraden, allen lid van de KPD, en die het verleden en heden van Buchenwald te goed kennen, worden naar de Gestapoburelen geroepen. 46 strijders voor de vrijheid ontvluchten het nekschot en duiken in de 40.000 koppige massa van het kamp onder.

De SS commandant doet navraag naar hen, hij roept de kampoverste nr. 1 die voor gans het kamp als gevangene verantwoordelijk is, hij doet hen door verschillende barakverantwoordelijken opzoeken, maar geen Rus, geen Belg en Fransman, geen Spanjaard of Duitser, geen Italiaan of Pool, geen Tsjech en geen Hollander hebben de 46 gezien, kennen hen.

De kamppolitie, gevangen aller naties, doen alsof ze van de zaak niets af weten; de zoekers verliezen hun weg in een kamp dat ze sinds jaar en dag kennen.

De kampoverste nr. 1 meldt aan SS commandant Pisters; “46 gevangenen zijn uit het concentratiekamp Buchenwald verdwenen.”

In de namiddag roept de luidspreker over het kamp “Alle joden treden aan op de appelplaats.”

Uit het kleine kamp waar zieken, invaliden, van transport teruggekeerden en gedesinfecteerden verblijven, komt geen jood boven, de joden uit het grote kamp verlaten hun eigen blokken en vinden verblijf bij vrienden; de keuken zorgt in het geheim voor eten.

De dag gaat voorbij, de luidspreker verstomt, de SS posten lopen heen en weer. In de wachttoren stampen de posten met de voeten, de avond is koud en vol mist.

Zijn de SS kerels het beu, voelt men daarbuiten het broeiend verzet? De militaire toestand is niet meer zo gunstig voor ons. Eisenach houdt stand, de opmars schijnt in het onmetelijke Thüringenwoud zelf opgevangen.

Dan verschijnt om 22 uur in sommige barakken een SS dokter, haalt de slapers uit bed en schrijft enkele “voetkranken” op. De ontruiming schijnt een feit, gaat het naar Dachau bij Nürnberg of naar Schlosberg bij Praag?

Op zaterdag 7 april beginnen de jodentransporten.
Men drijft joden uit het kleine kamp naar de appelplaats. Doodvermoeide stervende mensen rukken naar hun dood toe, sommigen zijn teruggekomen van uitroeiingscommando’s of legden te voet in 3 dagen 150 km af zonder een brood. Met die mensen kan geen weerstand geboden worden, zij worden nog alleen bewogen door enkele zenuwreflexen.

Zij verdwijnen door de grote poort en waarheen weet niemand.

Zondag 8 april om 4 uur in de morgen worden 4 barakken leeggehaald. De gevangenen voelen de greep. Sommigen kwamen hier rustig sterven, Polen, Russen en Fransen. Velen deden de reis van Custrin naar Weimar in afgesloten beestenwagens, 150 in de enge ruimte, de lijken stonden recht naast de levenden. Nu wenen de overblijvenden klagelijk en laten zich vallen. Langzaam rukken sommigen naar een verzamelbarak, uit hun gescheurde broeken lopen etter, bloed en uitwerpsels, de meeste hebben dysenterie: hun monden zijn zwart want zij eten houtskool om de darmen te kolen. De meeste plukken gras en vreten alles wat op de grond ligt; zij hebben honger.

Om 7 uur liggen lijken langs de weg, een kar voert hen weg, eindelijk vonden velen rust en vermeden de folteringen van de ontruiming.

Wilde geruchten doen de ronde, graag geloofde leugens worden aangenomen voor heilige waarheden: Men vecht in de straten van Weimar. De waarheid is anders: de nazi’s verdedigen zich taai in het Thüringenwoud, de bevrijders naderen langzaam. 30.000 man wachten op de bevrijding, willen strijden en nochtans, nu de gewapende opstand ontketenen ware een bloedbad, een zelfvernietiging tegemoet gaan.

En dan komt om 11 uur het bevel:
Om 12 uur staat iedereen op de appelplaats, het kamp wordt ontruimd. De barakoversten komen bij hun mensen terug, het zijn oude Duitse kameraden, sinds 12 jaar gevangen. Hun woorden worden onmiddellijk in alle talen vertaald; “Strijd om strijd, dood om dood, wij laten geen ontruiming toe.”

Geen enkele gevangene trekt naar de appelplaats. Dan komt de SS commandant en drijft sommige gevangenen naar buiten. Zij verspreiden zich in het kamp en worden in andere blokken overal met open armen ontvangen. 7.000 moeten vandaag gaan. Om 14 uur stappen 200 zwaar bewapende SS lieden het appelplein op. Een geweldige stilte ligt over het kamp, ver weg dreunt het kanon, 35 kilometer hier vandaan.

Uit noord en zuid rukken de geallieerden op. Ordruf in het zuiden valt. De SS schieten in het kamp, schimmen uit het kleine kamp worden met stokslagen opgedreven, vallen neer, worden nogmaals met stokslagen opgedreven, vallen terug ...

Mustangs en Mosquito’s hangen over het kamp, vallen in diepvlucht SS nesten aan.

Tijd moet er gewonnen worden. Men voert de ongelukkigen naar een grote verzamelplaats. Gaan zij naar het Protectoraat? Gaan zij naar de dood?

En dan komen velen terug in hun barakken. Waarschijnlijk heeft men geen soldeniers genoeg om het mensenvee weg te slepen.

’s Maandags vluchten uit de verzamelplaatsen velen naar het grote kamp.

Dreigende stilte hangt over het lot van duizenden.
Dan slaat de SS leiding toe.

Het is dinsdag geworden. Men drijft 1.000 Russische krijgsgevangenen op, men neemt de meeste kinderen uit het kamp weg.

Om 16 uur moet een tweede transport gaan.

Niemand gaat, op zekere plaatsen staan de besten uit elke natie gereed, zij wachten rustig op bevelen.

De avond nadert, men maakt de balans op, alle transporten zijn te laat vertrokken, van de 12.000 gingen er slechts 4.400. Het slenteren, het saboteren van de orders heeft vruchten gedragen. Nu komt het op enkele uren aan.

In een radiocommentaar spreekt men over “Eisenach de meest verwoeste stad uit deze strijddagen”. De Amerikanen rukken beiderzijds Erfurt op, naar Weimar, op hun baan ligt Buchenwald. Het kanon dondert, rookzuilen bevlekken de hemel, overal denkt men tanks te zien.

In de wachttoren liggen Panzerfausten op ons gericht, de posten zijn vertienvoudigd. Tijdens de nacht waken gevangenenpiketten over de slaap van duizenden, elke verrassing is uitgesloten.

Woensdag, de 11e april brengt zon over de Ettersberg. Aan zijn voorzijde, als een nest, hangt het kamp. 21.000 gevangen gaan een strijddag tegemoet.

In de keuken moet men 5.000 rantsoenen meer koken, dus komen nieuwen toe.

Om 13 uur 05 huilt een sirene; Pantzerspitzen naderen.

Om 13 uur 30 moeten alle SS lieden het kamp verlaten. Binnen de onder stroom staande prikkeldraad bevindt zich geen SS meer.

Om 15 uur hoort men vanaf het noordelijke deel van de Ettersberg duidelijk het mitrailleursvuur. De Amerikaanse tanks rukken naar ons toe. Men vuurt in de omgeving van de zwijnenstal, achter het hospitaal, bij de steengroeven, te noorden en ten westen stijgen rookwolken op.

Om 15 uur 56 worden de eerste wapens in het kamp uitgedeeld. Sinds maanden zijn zij verstopt, sinds 10 maanden staat het militair comité gereed, (met) de beste communisten uit iedere in Buchenwald vertegenwoordigde natie worden de gewapende groepen gevormd en met hen rukken alle patriotten en vrijheidsstrijders (op) naar hun verzamelplaatsen.

150 Belgen verzamelen zich voor blok 40, hun stoottroepen zijn reeds uit het kamp. Op 8 kilometer van het kamp nemen ze SS en Gestapoagenten gevangen.

Mijnwerkers van Oviedo, patriotten uit Praag, spoorwegarbeiders uit Warschau, Franse Partisanen, Duitse Roter Front groepen, allen trekken in orde op, nemen hun wapens en bezetten belangrijke punten. 150 SS kerels zijn reeds ingerekend.

Om 16 uur wordt de hoofdingang bestormd, de witte vlag gehesen.

Om 16 uur 45 komen 2 Amerikaanse onder luide toejuichingen bij de hoofdingang aan.

Om 17 uur kondigt het Provisorisch Internationaal Comité van het concentratiekamp Buchenwald aan dat het de toestand beheerst en de rust overal moet intreden. Alles behoort aan de gemeenschap. Plunderaars worden zwaar bestraft.

Om 19 uur wordt het Provisorisch Internationaal Comité in aanwezigheid van de Amerikaanse officieren officieel erkend en omgedoopt in “Internationaal Comité”

Laat in de nacht brengt men nog gevangenen binnen. Bewapende kameraden bewaken het kamp.

Buchenwald heeft opgehouden een concentratiekamp te zijn.

14 april 1945
Georges Hebbelinck