Bron: Aktief, ledenblad van het Masereelfonds, nr. 3, 2013
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Als je de lange lijst doorneemt van wat de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum (°1947) tot nog toe heeft gepubliceerd, dan valt alvast één zaak op: haar veelzijdigheid. Zij schrijft met evenveel kennis van zaken over de Griekse filosofie en literatuur[1] als over onderwijs en opvoeding,[2] over recht[3] – ook dierenrechten[4] – of over feminisme.[5] In haar voorlaatste boek begeeft ze zich zelfs op het terrein van de economie. Daarover willen we het trouwens in dit eerste artikel hebben.
Maar welk onderwerp ze ook behandelt, telkens blijkt dat filosofie voor haar uiteindelijk over de praktijk gaat. Hoe staan we in het leven? Volgens welke principes handel je? Hoe gaan we met elkaar om?
Telkens ook merk je dat filosofie voor haar niet alleen correct denken betekent. Ook bestaat ze niet louter uit mooi uitgewerkte en logisch samenhangende – consistente en consequente – ideeën. Er is meer dan de pure rationaliteit en de juiste principes van Kant – de reine Vernunft – merkt ze ergens op. Mensen hebben ook emoties. Die moet je zien als een volwassen vorm van communicatie. En het is niet zozeer met je verstand dan wel met inlevingsvermogen (empathie) dat je de mensen en hun emoties hoort te benaderen.[6]
Over economie dus gaat haar voorlaatste boek.[7] Al uit de titel blijkt dat ze economie veel ruimer opvat dan de klassieke economen. Menselijke ontwikkeling – zie de ondertitel – is waarmee economie zich zou moeten bezighouden.
Dat is niet wat beroepseconomen gewoonlijk denken. Zij geraken moeilijk los van begrippen als bruto binnenlands product (bbp) en groei. En in hun kielzog beweegt zich ook de hele beleidselite en haar hofhouding van allerhande opiniemakers. Behalve verontrustend is dat ook vreemd.
Verontrustend omdat nu stilaan toch voor iedereen duidelijk is dat economische groei niet vol te houden is. Onze planeet kan die gewoon niet blijven dragen. Er is de klimaatopwarming die door 97% van de deskundigen bevestigd wordt. En ook de uitputting van de grondstoffenvoorraad komt in zicht.
Vreemd omdat er zich wel degelijk alternatieven aftekenen. Zo heeft de OESO[8] een Better Life Index uitgedokterd. Die toetst onder meer de sociale samenhang, het onderwijspeil, de collectieve voorzieningen en nog een hele lijst van dergelijke immateriële maar wel onontbeerlijke zaken die een samenleving aan haar leden moet kunnen verschaffen. Anders gesteld: de OESO wil niet zozeer meten hoeveel een land jaarlijks produceert (bbp), maar wat het allemaal realiseert op het vlak van menselijke ontwikkeling. Daar heb je ze weer, de menselijke ontwikkeling. Die Better Life Index is maar een voorbeeld van de richting waarin die alternatieven gaan.
Een ander voorbeeld is de Britse econoom Tim Jackson. In zijn boek Prosperity without Growth (2009) werkt ook hij een alternatief uit. Onze mogelijkheden om op deze planeet tot een maximum – voor iedereen dus – aan menselijke ontwikkeling te komen zijn nu eenmaal beperkt, is zijn uitgangspunt. Hij heeft het dan ook consequent over bounded capabilities (“begrensde mogelijkheden”). Capabilities of mogelijkheden dus. Jackson verwijst daarbij expliciet naar Martha Nussbaum.
Maar Nussbaum is een filosofe, geen econome. Sinds de bankencrisis hebben de economen bakken kritiek over zich heen gekregen. Behalve een flinke dosis leedvermaak bevatte die kritiek veel pertinentie. Ondanks hun econometrische modellen slagen de economen er niet in om ons een eenduidig en samenhangend stel richtlijnen te verschaffen over hoe we met de beperkte hulpmiddelen die onze planeet maar kan leveren, voorspoedig kunnen leven. Economen kennen alleen maar het begrip schaarste. Tijd dus dat de filosofie het overneemt. Wat kan een filosofe ons dan leren?
De capability-benadering van Nussbaum[9] moet begrepen worden als ervoor zorgen dat mensen een aantal essentiële mogelijkheden krijgen. Alweer de idee van menselijke ontwikkeling als alternatief voor het bbp. Eigenlijk pakt Nussbaum het probleem van menselijke ontwikkeling in een vroeger stadium aan dan de economen hun beperkte notie van schaarste. De helft van de economen begint bij wijze van spreken met te produceren om dan uit te kijken naar afzetmogelijkheden. De rest doet het omgekeerde. Maar hoe dan ook, voor allebei komt het erop aan met schaarse middelen zaken te produceren om ze aan de man of vrouw te brengen. Voor Nussbaum echter gaat daar een absolute voorwaarde aan vooraf. Eerst moet je nagaan of de mensen optimaal beschikken over alle mogelijkheden die nodig zijn om een fatsoenlijk en waardig leven te leiden.
Typisch voor de praktische filosofe die Nussbaum is: ze begint haar boek met het ware verhaal van een Indische vrouw, Visanti. Die heeft het ongeluk getrouwd te zijn met een man die het weinige geld dat het huishouden binnenkomt, opdoet aan drank en gokken. Bovendien mishandelt die man haar. Ze vlucht terug naar haar familie. Die vangt haar zo goed en zo kwaad als het kan weer op. Daar hoopt ze wat bij te verdienen met occasioneel naaiwerk. “Ze mocht van geluk spreken dat een van de beste ngo’s in India zich toevallig min of meer in haar achtertuin bevond.” Van die ngo krijgt ze een kleine lening (“microkrediet”) zodat ze zich kan vestigen als een zelfstandige naaister. Weldra kan ze ook haar schulden afbetalen. Nog wat later komt ze in aanmerking voor de scholingsprogramma’s van die ngo en leert ze lezen en schrijven, “en zich de vaardigheden eigen te maken die noodzakelijk zijn voor een grotere sociale en economische onafhankelijkheid en politieke participatie.”
Dit verhaal moet illustreren dat er altijd een instantie – hier de ngo – nodig is of toch minstens de juiste omstandigheden aanwezig moeten zijn om de mensen de ‘mogelijkheden’ te bezorgen om van hun leven iets te maken. Bij ons noemen samenlevingsopbouwerkers dat ‘empowerment’.
Heel concreet heeft Nussbaum een handig lijstje opgesteld met de tien essentiële capabilities waarover elk individu volgens haar zou moeten beschikken om een menswaardig bestaan op te bouwen. Nogmaals: menselijke ontwikkeling, daarover gaat het, niet over wat onze economen bezighoudt. Inderdaad, die capabilities hebben betrekking op sociale rechtvaardigheid en menselijke waardigheid.
Nussbaum vindt dat een “fatsoenlijk politiek bestel” – het “beleid” zouden wij zeggen – zijn burgers “dient te voorzien van op zijn minst een drempelwaarde” van die tien essentiële capabilities. Wegens plaatsgebrek citeer ik alleen maar de kortst geformuleerde capability: “Lichamelijke gezondheid. In staat zijn om een goede gezondheid te hebben, inclusief gezondheid met betrekking tot voortplanting. In staat zijn geschikt voedsel en onderdak te verwerven.”
Op het eerste gezicht kan een redelijk lezer niet anders dan het er roerend mee eens zijn met alle tien capablities. Bij nader toezien blijken het allemaal aspecten van de individuele vrijheid. Over die capabilities kunnen beschikken en er iets mee realiseren komt uiteindelijk neer op vrijheid van handelen. De individuele vrijheid dus, een van de drie fundamentele mensenrechten die we aan de Verlichting te danken hebben, naast gelijkheid en broederlijkheid ofte solidariteit.
Volstaat dat? Zodra de overheid je “voorzien” heeft van een bepaalde “drempelwaarde”, sta je er immers verder alleen voor. Nog iets: waar komt die overheid vandaan? Wat voor een overheid is dat? Een paternalistische zoals sommige oliesjeiks aan de Perzische Golf? Een autocratische zoals die van Cuba of Rusland? Een meritocratische zoals onze westerse democratieën? Wie of wat zet een overheid in beweging?
Er wringt daar iets. Het punt waar Nussbaum ons in het ongewisse laat, blijkt onze hoedanigheid van burger. Meer zelfs: onze essentie als burger. Sinds zowat twee eeuwen Verlichting zijn we toch in de eerste plaats burgers? Akkoord, in Nussbaums tiende capability staat: “Daadwerkelijk kunnen participeren in politieke keuzes die je leven sturen. In staat zijn tot uitoefening van het recht op politieke participatie, bescherming van vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering.” Maar als burger participeren aan het beleid kan niet beperkt blijven tot een individuele aangelegenheid. De burgerlijke vrijheden krijgen maar pas al hun inhoud als je ze samen met de andere burgers uitoefent.
Nussbaum blijkt hier duidelijk het product van het Amerikaanse liberalisme. Liberalisme heeft daar twee betekenissen. Een liberaal is vooreerst iemand met een open en 100 % democratische geest. Zo iemand is Nussbaum ongetwijfeld. Ze staat ondubbelzinnig en uitdrukkelijk achter de ideeën van de Verlichting: vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid. Dat komt trouwens ook naar voor in haar laatste boek.[10] Meer daarover in een volgend artikel. Maar liberaal kan ook de politieke en maatschappelijke betekenis hebben die dat begrip bij ons heeft: jij, als individu, moet beginnen met je verantwoordelijkheid op te nemen. Merk op dat de Verlichting de individuele vrijheid als eerste vermeldt. Broederlijkheid staat maar op de laatste plaats.
Willen we een “fatsoenlijk politiek bestel” dat ons die tien capabilities bezorgt, dan moeten we eerst zelf onze eigen overheid maken. Wij moeten dat doen, niet jij. Daarvoor heb je dus in de allereerste plaats nog een andere capability nodig, namelijk in staat zijn samen het heft in handen te nemen. Dat is een capability die geen enkele overheid je vandaag zomaar in de schoot zal gooien. Je zult ze zelf moeten grijpen. Op de keper beschouwd hebben we dan geen tien maar slechts één capability nodig: samen politiek handelen. Een soort capability nummer 0 dus.
Dat betekent niet dat Nussbaums lijstje met 10 capabilities een slag in het water is. Het is vooral een uitstekend ijkingmiddel. Een meetlat waartegen je een samenlevingsmodel moet kunnen houden. Niet hoeveel nieuwe auto’s er dat jaar van de band zijn gelopen noch het aantal scheepsladingen graan (bbp) er dat jaar de haven hebben verlaten, valt daarvan af te lezen. En zeker niet de miljarden dollars er op één dag versast zijn geworden. Wel de graad van menselijke ontwikkeling. Economen, ga daar maar eens tegen aan staan.
_______________
[1] Aristotle’s De Motu Animalium (1978),The Fragility of Goodness: Luck and Ethics in Greek Tragedy and Pbilosophy (1986), The Therapy of Desire: Theory and Practice in Hellenistic Ethics (1994)
[2] Cultivating Humanity: A Classical Defense of Reform in Liberal Education (1997), ‘Leerscholen in menselijkheid. Liberaal onderwijs en burgerschap’. In: Krisis Tijdschrift voor actuele filosofie, 1999, issue 4, Not For Profit: Why Democracy Needs the Humanities (2010) Ned. vertaling 2011: Niet voor de winst, Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft.
[3] Frontiers of Justice: Disability, Nationality, Species Membership (2005)
[4] Animal Rights: Current Debates and New Directions (editor samen met Cass Sunstein) (2004)
[5] Women and Human Development (2000)
[6] Over het belang van emoties heeft Nussbaum het onder meer in een gesprek dat ze met Jean-Pierre Rondas had en dat gepubliceerd is in Rondas’ Wereldbeeldenboek, uitg. Pelkmans-Klement, Kapellen/Kampen, 2006.
[7] Martha Nussbaum, Mogelijkheden scheppen, Een nieuwe benadering van de menselijke ontwikkeling, uitg. Ambo, Amsterdam 2012 (oorspronkelijk: Creating Capabilities, The Human Development Approach, 2011)
[8] Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, een internationale organisatie waar 34 geïndustrialiseerde landen bij zijn aangesloten. Zij bestuderen de economische ontwikkeling in de wereld en trachten antwoorden te vinden voor allerlei economische problemen.
[9] Nussbaum heeft lang samengewerkt met de Indiase econoom Amartya Sen (°1933, Nobelprijs economie in 1998). Diens capabality-idee heeft ze verder uitgewerkt.
[10] Martha Nussbaum, De nieuwe religieuze intolerantie, Een uitweg uit de politiek van de angst, uitg. Ambo, 2013