Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2001, zomer, (nr. 77), jg. 45
Vertaling: Saskia Boumans
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Mijn vriend, Daniel Singer, schreef in een artikel voor The Nation dat hij zich voelde als een deserteur van het leger der doden omdat hij de razzia’s in Parijs was ontvlucht door naar Zwitserland te lopen. Vijf jaar geleden draaide Daniel de dood weer een loer door te genezen van een levensbedreigende ziekte. Dit keer redde een dokter zijn leven.
Met het einde van het millennium, is ook Daniels geluk aan zijn eind gekomen: in december 2000 stierf hij na een lang gevecht tegen kanker. We zullen onze eigen weg moeten vinden in het komende millennium, zonder hem. Hij liet ons echter wel zijn laatste boek achter als een soort vademecum om ons een leidraad te geven. Passend luidt de titel Whose Millennium? Theirs or Ours?
Daniel werd in 1926 geboren in het Getto van Warschau. Zijn vader, Bernard Singer, was poëet, journalist en arm. Zijn moeder Esther was de trots van een traditioneel en welgestelde joodse familie, die zeer gekant waren tegen haar huwelijk met Bernard. Hij was tenslotte een dromer: hoe kon hij genoeg zloty’s verdienen om hun dochter te onderhouden? Ze trouwden evengoed.
Daniel werd thuis geboren, zoals het gebruik was. In hetzelfde appartement op de bovenverdieping woonde Isaac Deutscher. Daniel schertste vaak dat hij Deutscher kende vanaf zijn geboorte tot diens dood. Deutscher was als een vader voor hem.
Esther was de intellectueel van de Singer familie. Ze was serieus en filosofisch in haar werk, en koesterde de herinnering aan de ene keer dat ze Rosa Luxemburg heeft horen spreken. Tijdens haar studies werd ze gegrepen door het marxisme. Zij is ook degene geweest die Deutscher aanspoorde om Marx te lezen. Die op zijn beurt Daniel weer heeft aangemoedigd en geïnspireerd.
Na verloop van tijd bracht Bernards schrijverij genoeg op om uit het getto te verhuizen. In Daniels nieuwe klas was hij de enige jood en, ondanks een duidelijk aanwezig antisemitisme, zeer geliefd. Op zijn twaalfde ontwikkelde Daniel een sinusitis. Om erger te voorkomen, nam Esther Daniel en zijn zusje mee naar de warmte van Zuid-Frankrijk. Een paar weken na hun vertrek, op 24 augustus 1939, werd het Nazi-Sovjetpact gesloten. Deutscher spoedde zich naar Frankrijk om de Singers op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen en ze aan te raden naar Engeland af te wijken.
Alle pogingen om aan boord van een boot te raken mislukten en Esther besloot om via Parijs alsnog de gok te wagen. Daniel verkocht zijn postzegelcollectie om de reis te kunnen bekostigen. Niet lang na de inval van de Duitsers in Parijs, kwam de politie bij de Singers een inval doen. Daniels zus sprong uit het raam en brak twee benen. Dit gaf Esther de mogelijkheid om haar te vergezellen naar het ziekenhuis. Besloten werd dat Daniel naar Zwitserland zou vluchten. Samen met een makker glipte hij Zwitserland binnen, alwaar hij door de autoriteiten in een concentratiekamp werd gezet. Na korte tijd werd hij echter overgedragen aan de Poolse autoriteiten en mocht weer naar school gaan.
Met het naderen van het einde van de oorlog in 1944 konden Daniel, zijn zus en moeder alsnog naar Londen vertrekken waar ze werden verenigd met Bernard. Bernard had, na opgepakt te zijn voor zijn schrijverschap, twee jaar lang in een Sovjet goelag gevangen gezeten. Na zijn vrijlating is hij doorgereisd naar Londen. Daniel vertelde me dat dit feit, samen met de gewelddadigheid van het Poolse regime, hem heeft gered van een stalinistische periode in zijn politieke ontwikkeling. Daniel is dan ook nooit lid geworden van enige politieke partij.
In Engeland startte Daniel zijn studies in de politieke wetenschappen en economie. Na zijn afstuderen schreef hij voor de New Statesman, en later werd hij werkzaam bij de Economist. Ook had hij weer geregeld contact met Deutscher, die ook in Londen was gaan wonen.
In 1956 trouwde Daniel met Jeanne Kerel, een promovenda in de economie. Deutscher was zijn getuige. Twee jaar later verhuisde het stel naar Parijs. Daniels reputatie groeide en hun huis was geliefd bij bezoekers uit de hele wereld. Jeanne en Daniel ontwikkelden zich ook als intellectuele partners. Zij was een kritisch commentator op zijn werk en vergezelde hem bij zijn onderzoeken en lezingen. Ondertussen bleef ze ook haar eigen studies voortdoen. Zij hebben 44 jaar een liefdevol en gelukkig huwelijk gehad.
Voor zijn werk bleef Daniel schrijven voor de Economist. Ook verzorgde hij radio- en televisiecommentaren voor Britse en Canadese stations. Tijdens deze periode ontwikkelde hij een gezonde dosis scepsis jegens de objectiviteit van de Britse pers. Zijn favoriete rijmpje geeft zijn gedachten goed weer:
There is no way to bribe or twist
Thank God, an honest English journalist
But if they knew what he can do
Unbribed: there’s no occasion to.
Een vormend moment in zijn leven was mei ’68. Daniel maakte de gebeurtenissen als journalist van dichtbij mee en raakte zo betrokken dat hij zijn betrekking bij de Economist voor zes maanden opzegde, om er een boek over te schrijven. Prelud to Revolution; France in May 1968 zou een standaardwerk worden over deze periode. De New Republic (VS) schreef: ‘Als Marx tijdens mei 1968 in Parijs had gewoond, zou hij dit boek hebben geschreven.’
Daniel was nu ook erkend als politiek schrijver. In 1981 schreef hij The Road to Gdansk over de Poolse opstand dat werd gepubliceerd door Monthly Review Press. Hij was zeer opgewonden over de democratische veranderingen die zijn geboorteland doormaakte en was bedroefd, maar niet verrast dat de revolutionaire strijd werd ondermijnd en later verraden. The Road to Gdansk herbergde al een premature analyse over de veranderingen die komen zouden in de Sovjet-Unie. Ook het boek Is Socialism Doomed? The Meaning of Mitterand, dat in 1988 verscheen, handelde over het verraad van een socialistische beweging, ditmaal in Frankrijk.
In 1981 werd Daniel uitgenodigd om Europees correspondent voor de Nation te worden, wat hij zou blijven tot zijn dood. Zijn laatste column dicteerde Daniel vanuit zijn ziekenhuisbed een paar dagen voor hij stierf.
Zijn laatste boek, zijn magnum opus, Whose Millenium? Theirs or Ours werd in 1999 gepubliceerd door Monthly Review Press. TINA, zoals Daniel altijd refereerde aan het dogma There is No Alternative to Capitalism, wordt hierin danig onderuit gehaald. Niet alleen laat hij overtuigend zien waarom er wel degelijk alternatieven denkbaar zijn, hij ontwikkelde ook een analyse om deze alternatieven werkbaar te maken.
Tot slot wil ik hier melden dat Daniel jarenlang een publiekstrekker is geweest in het jaarlijkse Socialist Scholars Conference in New York, dat hij artikelen schreef voor Monthly Review en lezingen gaf op hogescholen en universiteiten door heel de Verenigde Staten.
Het is gebruikelijk wanneer het leven van een schrijver wordt beschreven, om het op te delen in vijf stukken; kindertijd en opleiding, ontwikkeling van een carrière, vroeg werk, de erkenning, en tenslotte, verlies van illusies. De eerste vier stadia heb ik nu beschreven. Moeite heb ik met het laatste deel; Daniel had nooit illusies. Hij heeft nooit geloofd in de stalinistische invulling van het socialistische paradigma. Wel bleef hij vasthouden aan zijn idee dat Mei ’68 in Frankrijk een langdurige invloed zou blijven hebben. Al geloofde hij niet in de toen gangbare analyse dat het direct zichtbaar zou worden. Hij schreef: ‘Internationalistisch, spontaan, libertair en gelijkwaardig: de mei-beweging heeft weer laten zien waar het socialisme ooit voor stond en heeft het overtuigend bewijs gebracht dat ook in onze tijden het zo weer zou kunnen worden. De beweging heeft geen stand gehouden, maar geeft ons wel een leidraad voor de toekomst.’ Solidarnosc hield voor hem dezelfde belofte in.
Ook vond Daniel dat het socialisme nooit is mislukt – het is immers nog nooit uitgeprobeerd. Hij identificeerde zichzelf met de stroming gerepresenteerd door Rosa Luxemburg. Zoals ik eerder al schreef, is Daniel nooit lid geworden van een partij. Maar toen Staughton Lynd dagdroomde over de oprichting van een marxistisch-luxemburgistische partij op de Scholars Conference in 1999, was zijn eerste reactie dat hij lid zou worden. Waarschijnlijk was hij toen het dichtst bij het houden van een partijkaart als hij ooit is geweest.
In november 2000 verbleven mijn vrouw Gladys en ik twee weken in Parijs opdat wij Daniel en Jeanne elke dag konden bezoeken in het ziekenhuis. Hij wist dat zijn leven eindigde. Hij was erg levendig en vertelde en discussieerde graag en veel. Hij had het bijvoorbeeld over het feit dat hij het zo jammer vond dat zo veel mensen een haast mystiek geloof hebben in onvermijdelijkheid. ‘Het is waar’, zei hij, ‘dat het kapitalisme het zaad van haar eigen vernietiging in zich draagt. Maar enkel als een bewustzijn. Het kapitalisme zal over haar eigen barrières geduwd moeten worden.’ Hij vervolgde met: ‘Dit heeft een revolutie nodig. Maar geen revolutie die noodzakelijkerwijs bloedig is. Eerder een revolutie in het bewustzijn van de mensen. En dat zal tijd kosten. Wanneer de tijd daar is, laten we hopen, dat ze het dan goed doen. Er is geen garantie. Rosa Luxemburg voorspelde socialisme of barbarij. Ik ben toevallig een socialist, maar mocht er een beter idee komen – so be it. Ik wil de mogelijkheden van de toekomst niet nu al dichttimmeren. Hij vulde aan met te zeggen dat: ‘Er is geen zekerheid over de toekomst. De mens heeft de mogelijkheid zichzelf te vernietigen en zou dat best wel eens kunnen doen. De hoop ligt bij de jongeren. Zij zijn niet in staat om weg te lopen van de wereldproblemen zoals onze generatie en de daaropvolgende deed. Onze kleinkinderen zullen moeten leren omgaan met de tegenstellingen.’
In Whose Millennium schreef Daniel: ‘Nu de grond is vervuild met mislukte modellen en gebroken verwachtingen, zal de nieuwe generatie het heft in handen moeten nemen. Gelijkheid – niet te verwarren met uniformiteit – zal het hart moeten vormen van elk progressief project.’
Michael Löwy schreef na de dood van Daniel: ‘Daniel Singer was meer dan een journalist. Hij was ook een geschiedkundige, een schrijver, politiek essayist. Door zijn lef, ironie en obstinate levendigheid engageerde hij zich voor de socialistische droom.’
Daniels dierbare vriend. István Mészáros vatte Daniels karakter en leven als volgt samen: ‘Daniel had een zeldzame gave om mensen samen te brengen en zijn logica en passie op hen over te brengen. Het lukte hem om te leven in een maatschappij die vijandig stond tegenover zijn ideeën en deze te blijven verdedigen en uitleggen. Hij overtuigde niet enkel door zijn schrijven, maar raakte mensen ook door de manier waarop hij zijn leven had ingericht.’
Daniel had een uitmuntend gevoel voor verhoudingen waardoor hij zelfs de meest ontmoedigende gebeurtenissen in een historisch perspectief kon plaatsen. Dat verklaart ook waarom, niettegenstaande de kritische afstand die hij altijd hield ten opzichte van het stalinisme in Rusland en andere landen – zoals in zijn moederland – tegenstanders uit zijn geschriften nooit ook maar één gram munitie in handen kregen voor het voeren van hun Koude Oorlog.
Daniel was exemplarisch voor de levenswijsheid, dat de essentie van ons leven niet ligt in het falen van onze dromen, maar in de vreugde dat ze daar in eerste instantie waren. Bijna met zijn laatste adem heeft hij nog een socialistische toekomst voor de mensheid beschreven.
Hij hield ervan om zijn toespraken af te sluiten met de woorden van Rosa Luxemburg, die zij uitsprak de dag voordat ze werd vermoord. Ik denk dat het een passend einde is om daarmee af te sluiten: Your order is built on sand. The revolution will rise its heart again, proclaimning to the sound of trumpets. I was, I am, I shall be.’[2]
_______________
[1] Dit artikel is overgenomen uit Monthly Review, februari 2001. De vertaling is van Saskia Boumans.
[2] Jullie orde is gebaseerd op zand. De revolutie zal het hart weer doen groeien, uitgeroepen op het geluid van de trompetten. Ik was, ik ben, ik zal zijn.
[Alternatieve vertaling: “Uw ‘orde’ is op zand gebouwd. De revolutie zal zich morgen reeds ‘met luide galm verheffen’ en tot uw schrik onder bazuingeschal verkondigen: ik was, ik ben, ik zal zijn!”]